Dansen, van superamateur tot wereldklasse professioneel, gaat gepaard met grensoverschrijding, machtsmisbruik, fysieke aanslagen en seksueel wangedrag dat in stand wordt gehouden door een hardnekkige zwijgcultuur. Het langverwachte onderzoek door Marjan Olfers, ‘Schaduwdansen’, naar grensoverschrijding in de danswereld, had nog schokkender resultaten dan iedereen vooraf vreesde.
De cijfers zijn inmiddels genoegzaam bekend: een meerderheid van de dansers heeft grensoverschrijdend gedrag aan den lijve ondervonden, in veertig procent van de gevallen ook nog eens seksueel van aard. En: hoe professioneler, hoe erger. Hier de link naar het integrale onderzoek, dat zeer het lezen waard is: Schaduwdansen.
Ik heb het gelezen, en op zeker moment bekroop mij de gedachte dat er – ook in alle media-aandacht – iets niet werd genoemd. Dat niet-noemen doet helemaal niets af aan het onderzoek, maar het belemmert wel het zicht op waar en hoe we naar een oplossing moeten zoeken.
Topsport
Laat ik, voor ik het woord noem, iets anders aanhalen, en dat zit in dit citaat:
“Dansen is net als bij topsport; je zal over bepaalde fysieke grenzen moeten. Dit is een spanningsveld: wanneer word je gepusht en is het oké omdat je een bepaald niveau wilt bereiken, en wanneer is het zo ver dat het niet oké meer is. Dit is afhankelijk van persoonlijke kenmerken. Er moet aandacht zijn voor gezonde grenzen, en deze moeten bespreekbaar gemaakt worden.”
Het duurde dus tot pagina 90 in het onderzoek, voordat het woord viel: ‘Net als bij topsport’. Komt die zinsnede je bekend voor? Hij klonk ook bij de publicaties over machtsmisbruik bij DWDD, NOS Sport, The Voice. Het topsport-argument klinkt overal waar grenzen overschreden worden. Het lijkt een excuus te zijn: wie de beste wil zijn moet over grenzen heen, en de omgeving moet hem/haar/hen ook over die grenzen heen helpen, waarbij dat ‘helpen’ kennelijk met emotioneel, sociaal en fysiek geweld gepaard mag gaan.
Het Publiek, dat zijn Wij
Nu ga ik dus niet de schuld geven aan de topsport, hoe verleidelijk dat ook zou zijn, en dans is voor een groot deel ook topsport. Sterker nog, dans is deels Olympisch. En ballet is meestal koninklijk, dus dat is ook top. Ik doe niet aan zulke makkelijke whataboutisms. Nee. want topsport bestaat, net als topkunst en top-tv, bij de gratie van een publiek. En dat publiek, dat zijn wij.
Dat ‘wij’ is dus het woord dat in het onderzoek een beetje onderbelicht blijft, terwijl dat wel is waar we het over moeten hebben als we iets aan de misstanden in de kunst willen doen. ‘Wij’ dat is een heel Muziektheater vol met olifanten in de kamer. Mensen, vaak ook nog in goeden doen, die alleen voor het ‘allerbeste’ hun portemonnee willen trekken.
En dat beste, dat wordt mede door de andere wij, de kunstkritiek, omschreven als iets dat grenzen moet overschrijden, dat moet ‘schuren’, dat met moeite, veel moeite, gemaakt moet worden, dat zweet onzichtbaar, maar wel voelbaar moet maken, dat opwinden moet, zonder pornografisch te worden, dat pornografisch mag zijn, maar toch kunst heet, want zo genoemd door poortwachters en uitvoerders (Jan Fabre, anyone?).
Eetlust
‘Hoe wil je een heel corps de ballet spatgelijk laten bewegen, zonder kadaverdiscipline?’ zei een danskenner laatst tegen me, en hij had een punt: niemand van ons wil in het dagelijks werk als anoniem radertje in een machtig werk leven, maar van een klassiek orkest verwachten dat niemand uit de maat speelt, en Riverdance moet als een machine worden uitgevoerd. We hebben grenzeloze bewondering voor mensen die alles uitschakelen wat wij als mensen niet kunnen en willen uitschakelen: ons individualisme, onze luiheid, ons persoonlijke denkvermogen, onze eetlust.
Kunst moet uit lijden voortkomen, een schilder die zijn huur kan betalen, doet iets niet goed, al vallen we dan weer in katzwijm wanneer hij zich een dure villa plus Ferrari kan permitteren. Hoe vaak zal een criticus niet, toen dat nog mocht, iets hebben gezegd over de te volle lichaamsvormen van een ballerina?
Straffeloos
De reden dat dansers lijden, is dezelfde reden waarom we bewondering hebben voor topvoetballers die straffeloos een mindere tegenstander tegen het gras werken: we willen grenzen overschreden zien, en checken via juice channels of het nog net aan de goeie kant van het moreel acceptabele zit. En die grens trekken we zelf graag een beetje omhoog. Uit verveling, of om te pochen tegenover onze omgeving.
Kan dat anders? Natuurlijk kan dat anders. Er is een tijd geweest dat we sport ongezond vonden (terecht), en we het niet prettig vonden om naar graatmagere mensen op een toneel te kijken. De huidige grensoverschrijdingscultus is niet genetisch, het is niet de natuurlijke loop der dingen: het is cultureel bepaald, en dat wordt de laatste tijd helaas een beetje versterkt door sociale media.
Tijd voor een Keurmerk
Dus: voordat we de danswereld veroordelen, voor we tv-personalities naar de hel wensen, is het misschien goed om te beseffen hoe ons eigen verlanglijstje in elkaar steekt. Vraag je eens af hoe diervriendelijk dat culturele stukje vlees op je bord is geproduceerd.
Jaren geleden pleitte ik voor een keurmerk ‘slaafvrije kunst’. We kregen daarvoor de nogal tandeloze fair practice code in de plaats. Laat ik een nieuwe poging wagen en een mensvriendelijkheidslabel toevoegen: net als bij het vlees in de supermarkt 0, 1, 2, of 3 sterren. Of, desnoods ‘De Verstandige Keuze’. En dat kunstwerken, voorstellingen en tv-shows met zulke keurmerken transparant worden over hoe ze tot stand zijn gekomen. Mag je zelf weten of je naar een voorstelling gaat waarvoor mensen misbruikt en mishandeld zijn, geheel uit vrije wil.