Op zijn negende reisde Javier Zamora (33) met hulp van mensensmokkelaars van El Salvador naar de Verenigde Staten, waar zijn ouders al enkele jaren woonden. Twee maanden lang had hij geen contact met zijn familie en wist niemand waar hij was. De diepe sporen die deze tocht naliet heelden pas twee decennia later, mede door het schrijven van zijn memoir Solito. ‘Pas nu voel ik me soms gelukkig.’
Ouders achterna
Negen jaar was Javier Zamora nog maar, toen hij in zijn uppie mee moest met wildvreemden die hem en een aantal andere vluchtelingen de grens met Mexico en daarna die met de VS over zouden brengen. Vanwege de burgeroorlog in El Salvador waren zijn ouders al jaren eerder naar de Verenigde Staten vertrokken; Javier groeide op bij zijn grootouders en tantes. Tot het moment daar was dat hij eindelijk zijn ouders achterna kon reizen.
Koppelbazen brachten hem en enkele andere migranten via Mexico naar de Verenigde Staten. Onderweg moesten ze soms dagen wachten, opgesloten in benauwde ruimtes. Ze stonden doodsangsten uit bij politiecontroles, liepen urenlang door de woestijn en werden gepakt en tweemaal terug de grens overgezet. Pas bij de derde keer lukte het, en als zijn medereizigers Chino, Patricia en Carla zich niet over Javier hadden ontfermd, had hij het misschien niet eens kunnen navertellen. Al die tijd had hij met niemand van zijn familie contact.
In zijn poëziebundel Unaccompanied (2017) probeerde Zamora voorzichtig woorden te geven aan die diep ingrijpende periode. ‘In dat eerste jaar van de Trump-regering leek iedereen geïnteresseerd in migranten, maar de manier waarop politici en de media over migranten of migratie praatten, maakte me razend. We werden gereduceerd tot cijfers en en verschrikkelijke foto’s. Natúúrlijk is het belangrijk dat mensen weten wat er gaande is, maar niet alleen is dat voor de vele migranten in de VS retraumatiserend, het maakt ’t ook voor burgers moeilijk om migranten als mensen te zien.’
Woede en depressie
Waar ging uw bundel over?
‘Het ging onder meer over de burgeroorlog in El Salvador, mede door de Verenigde Staten gefinancierd, en welke impact dat heeft gehad op mijn ouders, die als tiener op weg naar school over de lijken heen moesten stappen. Over waarom zij moesten vluchten en ik als klein kind achtergelaten werd bij mijn grootouders, en welke impact dat op mij heeft gehad.
Sinds mijn twaalfde ben ik af en aan in therapie geweest. Ik had last van woede en voelde me anders dan anderen, maar ik begreep niet precies waarom. Ik had een paar beelden in mijn hoofd, maar het meeste van mijn ervaringen had ik verdrongen. Mijn trauma was als het ware als een huis, waarvan ik jaren alleen even om het hoekje van de voordeur kon gluren.
Op die leeftijd begreep ik ook nog niet precies wat het betekende om een persoon zonder papieren te zijn. Pas rond mijn achttiende, toen ik wilde gaan studeren, realiseerde ik me pas de gevolgen van het feit dat ik “ongedocumenteerd” was; dat vind ik een betere benaming dan ‘illegaal’ of, nog erger, alien..
Al die jaren had ik mijn best gedaan Amerikaan te zijn, maar nu werd me verteld dat ik, ook al woonde ik al negen jaar in dit land, geen Amerikaan wás. Als ongedocumenteerde kreeg ik geen burgerservicenummer. Er waren gelukkig wel universiteiten die immigrant zonder papieren toelieten, maar ik kwam niet in aanmerking voor een studentenlening, kreeg geen rijbewijs, geen credit card, om maar een paar dingen te noemen. Zelfs met een diploma van Berkeley op zak, een van de beste universiteiten van de wereld, zou het voor mij moeilijk worden om een normale baan bij een bedrijf te krijgen.
Mijn woede groeide uit tot een diepe depressie, omdat ik mijn toekomst aan duigen zag vallen. Maar het heeft tot 2019 geduurd voordat ik besefte dat mijn grootste trauma lag besloten in die tien weken durende reis naar de Verenigde Staten.’
In therapie
Wat gebeurde er toen?
‘In april van dat jaar zat ik in mijn eentje achter mijn bureau aan mijn boek Solito te werken, zonder de hulp van een therapeut. Ik ging steeds vaker naar het café, onder het mom dat de bar mijn kantoor was, en begon steeds meer en steeds vroeger op de dag te drinken.
Op een dinsdag in juli zag een vrouw – de mentor van mijn latere therapeut – me al twee martini’s wegklokken en ze knoopte een gesprek met me aan. ‘Ik denk dat ik je kan helpen,’ zei ze toen ze wegging, en ze gaf me haar kaartje. ‘Bel me als je eraan toe bent.’ In oktober was mijn leven zodanig ingestort dat ik eindelijk opbelde. Ik kon niet langer blijven doen alsof schrijven alleen me heling zou brengen.
Zo kwam ik bij mijn huidige therapeute terecht, met wie ik langzaam het verhaal begon te ontrafelen dat ik eigenlijk niet wilde vertellen. Een paar maanden later ontmoette ik Joey, mijn aanstaande echtgenote. Zij heeft haar eigen trauma geheeld en gaf me het voorbeeld van wat het kan betekenen als je je pijn écht onder ogen komt.
Daarbovenop brak ook nog de Covid-pandemie uit, en in New York, waar ik toen woonde, was het heel erg – overal gingen mensen dood, je hoorde 24 uur per dag sirenes. Ik zat in huis opgesloten, wat me herinnerde aan de twee weken opsluiting in Guadelajara tijdens die reis.
Het kwam allemaal samen. Niet alleen verschafte de pandemie me alle tijd om met mezelf bezig te zijn, maar mijn therapeute en mijn vriendin gaven me ook de support die ik nodig had om eindelijk dat huis binnen te lopen en elk hoekje ervan te gaan verkennen.’
Terug naar de traumaplek
Bent u ook letterlijk teruggegaan?
‘Ja. Die bijna vijfduizend kilometer moest ik onder ogen komen. Ik heb me blootgesteld aan ‘exposure-therapie’. Joey en ik verhuisden in 2020 voor twee maanden naar Tucson, de plek waar ik aankwam nadat ik bij Nogales de grens over was gegaan. Dat was retraumatiserend omdat dit landschap me zoveel pijn heeft gedaan – ik ben bijna doodgegaan in de woestijn.
Maar in de drie jaar dat ik we hier nu inmiddels wonen, heeft het landschap voor mijn gevoel geprobeerd zich daarvoor te excuseren door me te helpen mijn voetsporen terug te vinden. Weliswaar ben ik vanaf deze kant teruggegaan naar de grens, met de auto en voldoende water bij me, toch ging ik terug in de tijd, naar die traumaplek in mijn brein. Dat is heilzaam voor me geweest. In het begin was het zwaar en wilde ik meerdere malen opgeven. Maar naarmate ik verder kwam, ging ook het schrijven steeds beter en stroomden de woorden eruit.’
Geen afgeplatte wezens
Wat wilt u de lezer vertellen?
‘Hoe het daadwerkelijk voelt om je land te verlaten, en onderweg allerlei geweldige mensen te ontmoeten, zoals Chino, Patricia en Carla, de drie mensen die ervoor hebben gezorgd dat ik nu nog leef. Ik hoop dat een verhaal als het mijne afrekent met praten over migranten in termen van getallen en problemen, maar leven blaast in de afgeplatte wezens die ze in de beeldvorming zijn geworden en ze laat zien als mensen zoals ieder ander, die gevoel hebben, grappig zijn, van lekker eten en muziek houden. Heel basale dingen, die echter ontbreken in de manier waarop migranten meestal worden neergezet.
Sommige lezers die geen migrant kennen, kennen nu in elk geval mij, Chino, Patricia en Carla. Dat maakt, hoop ik, een verschil in hoe ze over migranten denken. Een van de meest gestelde vragen is of ik hen nog heb teruggevonden, zoals ik in mijn dankwoord als hoop heb verwoord. Nee, helaas nog niet. Maar het vervult me met vreugde dat lezers ernaar vragen. Want dat betekent dat het ze heeft geraakt.’
Een vleug geluk
Wat heeft het schrijven van Solito, naast het feit dat het een bestseller is geworden, u persoonlijk gebracht?
‘Dat ik me soms gelukkig voel, iets wat ik niet voor mogelijk had gehouden. In 2019, toen ik inmiddels een green card had, aan Harvard studeerde en me een groot stipendium was toegekend, was ik me desondanks ongelukkig, omdat mijn trauma me vanbinnen wegvrat. Dat verdween toen ik weer contact maakte met het 9-jarige jongetje dat ik ooit was en in zijn voetsporen trad. Al heb ik zeker nog kwesties uit te werken, ik voel me stukken lichter.’
Vertaald uit het Engels door Lidwien Biekmann en Koos Mebius
Over Javier Zamora
Javier Zamora (1990) groeide op in La Herradura in het Centraal-Amerikaanse El Salvador. Sinds zijn negende woont hij in de Verenigde Staten. Met zijn eerste publicatie Nueve Años Immigrantes/Nine Immigrant Years won hij in 2011 de Organic Weapon Arts Contest. In 2017 debuteerde hij met de dichtbundel Unaccompanied. Vorig jaar verscheen in Amerika zijn prozadebuut, het memoir Solito, dat een New York Times-bestseller werd en nu ook in het Nederlands is vertaald.