‘Ik ga nooit meer naar iets undergrounds’, verzucht een mevrouw bij het verlaten van de zaal. Ze ziet er gepijnigd uit, na ruim anderhalf uur Neutral Hero van regisseur Richard Maxwell en de New York City Players.
De papieren omschrijving van de voorstelling kan een potentiële bezoeker dan ook op het verkeerde been zetten. Een ‘country opera’ klinkt veel te gezellig voor deze met militaire precisie uitgevoerde exercitie. Alsof regisseur Maxwell bij wijze van vertelvorm het software programma ‘Google Earth’ naar het toneel heeft vertaald: eerst horen we over de wolken en de zon, dan het land, dan het dorp, dan de huizen.
Steeds zoomt elk van de twaalf vertellers met een overvloed aan details in op een typisch Amerikaans stadje met typisch Amerikaanse fenomenen, zoals motelketens, eetketens en Tuffy’s dog food. Een gehucht zonder naam, waar de held woont die zijn vader zoekt en ‘weer wil voelen’.
Als pionnen verplaatsen de spelers zich stijfjes ten opzichte van de twaalf stoelen die in een wijde cirkel op het verder lege toneel zijn gezet. Soms staan ze tegenover elkaar, soms naast elkaar. Altijd in strakke lijnen, blik op oneindig. Alsof een god (of een godin, waar één van de spelers het over heeft) zich vermaakt met een potje mensen-schaak. Ze zingen met uitgestreken gezichten ietwat treurige liedjes en vertellen monotoon hoe het hun held vergaat. Het verhaal wordt afgewisseld met – al even emotieloos – vertelde anekdotes vol geweld, incest en een algemeen gebrek aan liefde.
Het gaat maar door. Alsof er op de achtergrond een onzichtbare metronoom met het stuk meetikt. Onzichtbaar maar onwrikbaar. Het publiek schuift onrustig onder dat strakke juk. De kijkers worden net als de spelers met een subtiele belichting in dat ritme, in die sfeer meegetrokken. Soms rood, soms blauw, soms wit kleurt de zaal. Een stoomlocomotief die traag over je heen tuft, keert en opnieuw over je heen tuft. Je denkt nog dat het meevalt maar iedere keer word je een beetje platter. Dat is verontrustend, maar ook indrukwekkend. Over een paar jaar weet je het verhaal misschien niet meer, maar de sfeer etst zich in je hoofd.
Drie toeschouwers verlaten de zaal op het moment dat het inzoomen klaar is en de spelers beginnen aan even traag uitzoomen en daarmee aan het ruime kwartier dat de voorstelling te lang duurt. Dat is jammer, want uiteindelijk missen ze een stuk dat niet het publiek wil behagen, maar waarin de regisseur een last van zijn schouders werpt. Dit is de mens. Zo erg is het echt. We zingen er een liedje bij, we kijken ernaar en we gaan weer naar huis. En onder al die uitgestreken smoelen woelt het leven. Als een onbeschrijfbaar verlangen, een niet te vangen gegeven. De held wil weer voelen, maar hij voelt al. Dat moet haast wel. Moet. Haast. Wel.
Comments are closed.