Antony, Dafoe en Abramović samen op één podium, in een regie van Robert Wilson – het beloofde de klapper van het theaterseizoen te worden. Maar het privé-leven van Abramović leent zich niet echt voor een triomfantelijke of meeslepende vertelling. Haar indrukwekkende kunstenaarscarrière staat in schril contrast met een door huiselijk geweld en emotionele verwaarlozing getekende jeugd. Wilson levert een beeldschoon bewegend, zingend en pratend prentenboek af, met een ijzige ondertoon.
“Tegen een blauwe hemel zijn alle vogels zwart”, schreef de dichter Jan Arends ooit. The Life and Death of Marina Abramović opent met hondjes die onbevangen op het toneel rondscharrelen. Hun silhouet steekt zwart af tegen het rood en blauw van Wilson’s theaterhemel. Er liggen botten verspreid en Abramović oefent er met twee collega-performers haar dood, door stil te liggen, opgebaard.
De scène is spannend en onzinnig tegelijk. We weten dat het levende mensen zijn die zich daar schuil houden achter maskers en schmink. De honden raken de botten niet aan, want die zijn van plastic. Met uitdrukkelijk kunstmatige middelen schildert Wilson de ene na de andere quasi-macabere scène, die geen van alle zouden misstaan in een prentenboek als dat van Tante Pau – zo’n laat negentiende-eeuws factotum, waarin tussen de kindervreugd & de familiedeugd ook afgeknipte zuigduimpjes voorbij komen.
De krulstaarten van de rashonden van Wilson zijn niet geknipt. Hun kwispelend gestalte trekt zwarte krullen door het verstijfde beeld van de opgebaarde Abramović keer drie. En, zoals de honden snuffelen, zo is Wilson in de persoonlijke papieren van Abramović gedoken en heeft hij er een opera van gemaakt.
Robert Wilson is een meester in het opbouwen van gestaag voortbewegende, uiterst esthetische landschappen in het theater. De dingen treden er op als de mensen en realistische verhoudingen worden vervangen door een bizarre, poppenhuis-achtige logica. De heldere en minimale mise-en-scène geeft het geheel vaak een bedrieglijke rust mee. Als bermbommen en drijfzand liggen er in de landschappen van Wilson overal pijn en schade verstopt.
Marina Abramović daarentegen is meesteres van het spiegelen van het al te menselijke. Haar werk wordt gevoed door de hyperrealiteit van haar eigen lichaam en geest, ingezet in talloze performances en videowerken. Haar belangrijkste wapen is de volharding; en publique de grens opzoeken van het fysiek, emotioneel en mentaal mogelijke. In 2010 zat ze bij elkaar 700 uur op een stoel aan een tafel in het MOMA met steeds een andere museumbezoeker tegenover zich. Marina was een radicaal in Europa, maar in Amerika werd ze een megaster, met als argument dat ze de verworvenheden van de performance mainstream wilde maken. Om de zoveel jaar laat de kunstenares haar biografie enscèneren. Na enig aandringen was Wilson bereid, mits hij haar privéleven als materiaal mocht gebruiken. En dat levert, voorbij de persoonsverheerlijking, een heel andere kijk op de Iron Lady van de performance-kunst.
At The Life and Death of Marina Abramović worden de verhalen over het liefdeloze gedrag van een tirannieke moeder en een nihilistische vader, ingewikkelde liefdes, visioenen van destructie, wraak, SM en uiteindelijk het verlangen om los te laten, onderkoeld en schertsend gebracht door de verteller Willem Dafoe, die hiermee alsnog naar de rol van The Joker uit de Batmanreeks lijkt te solliciteren. Ambramović wandelt voorbij als haar genadeloze moeder in een tante Pau-jurk en is eigenlijk ook heel grappig. Maar in details als de krulstaart of een glas water – is het half vol of is het half leeg? – verschuilt zich een lading van pijn en onherstelbare schade.
Wilson is, als Mesdag, een panorama-schilder. Maar het panorama Abramović levert meer theater op dan gebruikelijk. De opera heeft niet de zoemende, trage x-factor van sommig ander werk van Wilson. Tijd en timing zijn in deze collage bumpy business geworden. Het kan zijn dat Theater Carré gewoon te klein is voor deze voorstelling – soms leek The life and Death … op een dolgedraaid victoriaans kijkdoosje -, maar in bijvoorbeeld het stapelen van ongelijksoortige muziekgenres wordt er voortdurend uit sinc geschakeld. De prachtig schurende Balkanjodel van Svetlana Spajić, loom stampende industrial, luchtige jaren 20 mopjes en de weergaloze directheid van de songs van Antony Hegarty, alles live gebracht, worden nergens tot een harmonieus geheel gesmeed. De ongerijmdheden van het innerlijke bestaan van Abramović lijken letterlijk vertaald te zijn naar het onsamenhangend ritme van een boze droom.
Als een doorgeëvolueerde, want liefdevolle Engel der Wrake is het de rijzige Hegarty, die als rots in de branding mag fungeren. Met zijn even kwetsbare als krachtige stem is hij het die de juiste vragen stelt, klare taal spreekt en de nodige blijken van liefde uitdeelt aan A. Achteraf, terugkijkend, reparerend, doet hij alsnog de gestes die in het gezin Ambramović ontbraken.
In deze groteske en beeldschone parade is er eigenlijk maar één moment dat het emblematische, het karikaturale, het poëtische en verstilde van het prentenboek wordt verlaten. Nadat het snijden in eigen vlees en het afgesneden zijn van anderen in verschillende toonaarden voorbij is gekomen (Antony zingt: “But when will I turn and cut the world?”) staat Abramović ineens zomaar voor op het toneel, de crinoline van haar moeder is uit. Het is angstaanjagend haast, hoe gewoon ze er bij staat. Jammer genoeg volgt er geen verkorte MOMA sessie, maar gaat ze heel dapper een liedje zingen dat Hegarty voor haar schreef. Maar vanaf de zevende rij is heel even de kwetsbare vrouw zichtbaar, die we normaal alleen als vechtjas te zien krijgen, in vol ornaat (wat bij haar vaak bloot betekende), en die van geen wijken wilde weten. “As if I had a choice, As if I had control, Salt, salt in my sounds, Hanging like a skin on a man, Pain hangs onto me, As in a dream, As if I had a choice, As if I had control, ..” zingt ze met zwoele stem. En opnieuw is er een mooie vorm die de pijn verzacht en dragelijk maakt, enige afstand mogelijk maakt.
Op dinsdag 26 juni zendt AVRO Close-up de documentaire Marina Abramović The artist is present van regisseur Matthew Akers uit. Volgens velen, onder wie Emy Koopman, een heel ontroerend relaas. In het Muziekgebouw aan t IJ is tot en met 29 juni een tentoonstelling van videowerk van Marina Abramović te zien: drie nooit eerder vertoonde delen uit The Kitchen Series (2009) en de Video Portrait Gallery (1975-2003). In de ketelfactory in Schiedam is tot en met 15 juli een museaal ‘making of’ te zien, met videoportretten van Wilson, Abramović, Antony en Dafoe, repetitiefoto’s, schetsen van Wilson en ook een registratie van de performance Confession. Voor meer videowerk online, zie de catalogus van het (als gevolg van de rijksbezuinigingen binnenkort gesloten) Nederlands Instituut voor MediaKunst. The life and death of Marina Abramović is de komende weken in Antwerpen en Basel te zien.
Comments are closed.