De nieuwe voorstelling van choreograaf Jan Martens, The Common People, is dit weekend in Utrecht te zien tijdens Spring. Tientallen vrijwillige performers hebben een blind date op het podium van de grote zaal van de Stadsschouwburg. Het publiek kan tussendoor in en uit lopen, een biertje drinken voor de duur van een of meerdere duetten of op het achterpodium grasduinen en kennismaken met de digitale identiteit van de performers. Samen met de jonge filmregisseur Lukas Dhont ensceneert Martens de concreetheid van alledaagse intimiteit, zoals die in eerste ontmoetingen tot uiting komt.
Terwijl Martens zijn vorige grote voorstelling The Dog Days Are Over internationaal toerde, deed hij met Dhont op verschillende plekken in Europa onderzoek voor The Common People. In Wenen stonden er nog groepen op het toneel en werden er beelden van de mensen thuis vertoond. In Tallinn leek het bij aanvang van de workshops geheel taboe om ook maar iets van jezelf te laten zien. In Düsseldorf is iedereen zeer toegewijd en serieus. Na ruim anderhalf jaar voorbereidend werk lijkt nu de formule gevonden te zijn, een protocol voor de workshops én de voorstellingen. Tussendoor de voorbereidingen voor de wereldpremière in Tanzhaus Düsseldorf, begin mei, sprak ik met Martens en Dhont.
Een voorstelling over ‘normale’ mensen?
Jan Martens: “Nou ja, ‘common’ betekent gewoon, maar ook gemeenschappelijk. Gewoon heeft vaak een negatieve bijklank, maar in mijn werk richt ik mij graag op het ongetrainde lichaam. De vraag die we specifiek in dit project probeerden te beantwoorden was: kunnen we een gemeenschappelijke taal vinden, ook al is iedereen kei-anders?”
Lukas Dhont: “Voor mij betekent ‘gewoon’ dat het mensen zijn die je ook in de buurt zou kunnen tegenkomen. En dat je ziet hoe mensen handelen vanuit hun achtergrond, vanuit wat ze hebben meegemaakt, op het moment dat ze een ontmoeting aangaan met iemand anders. Het gaat niet om de kunde, of iemand wel of niet goed kan dansen, maar om de kwetsbaarheid.”
Dus iedereen mag zich aanmelden?
Martens: “Ja, iedereen. Wij zien de mensen ook niet van te voren. We vragen wel om een cv en een foto, om de diversiteit een beetje in de gaten te houden. Dat we niet alleen met blonde mannen van tussen de 20 en de 30 komen te zitten, of alleen met mensen uit de sociale sector – die melden zich bijvoorbeeld veel aan.”
Dhont: “We willen graag dat de groep een afspiegeling vormt van de maatschappij. Al lukt dat niet overal. Hier in Düsseldorf zijn er bijvoorbeeld maar vier gekleurde mensen bij.”
En hoe bereiden jullie de mensen voor?
Martens: “We doen drie sessies met ze om ze bewust te maken van hun eigen lichaam en hoe om te gaan met het lichaam van de ander. En ik besteed ook veel aandacht aan het tijd nemen. Tijd is diepte. Dat dringen we ze in de workshops wel op. En ook in de scripts. Daarmee haal ik het ook weer weg uit het alledaagse, waar alles ongelooflijk gehaast en snel moet gebeuren.”
Dhont: “En dan spreken we met ze over de tijd die ze doorbrengen op internet en op hun telefoons. Wat ze daar allemaal met anderen uitwisselen. Wat er allemaal over hen online te vinden valt en hoe dat mijn perceptie van hen bepaalt. ”
Na afloop van de workshops bepalen Jan, Lukas en hun team wie met wie gaat de eerste avond, in welke volgorde en met welk script. De tweede avond herhaalt zich dan alles met een andere, nog onbekende partner en andere scripts en dan is de carrousel van de blinde ontmoetingen over.
De voorstelling werkt een flagrant voyeurisme in de hand, maar ontkracht dat tezelfdertijd door reacties, verwachtingen, projecties en oordelen – vanwege fysieke verschijning of sociale prestaties – heel zorgvuldig te kaderen. Met minimale middelen, zo typerend voor al het werk van Martens, viseert de voorstelling het vitale en breekbare in de ontmoeting tussen vreemden.
Martens: “Het gaat mij om de strategieën: hoe ga ik om met die onbekende, hoe reageer ik, hoe beïnvloedt de strategie van die ander mij, ga ik daar in mee of niet? En dan ook nog: hoe ga ik om met het publiek? Sommige performers gaan geheel op in het duet en vergeten het podium, andere zijn zich terdege bewust van de situatie in het theater. Het feit dat je als publiek zoveel beslissingen gemaakt ziet worden, bewust en onbewust, brengt de menselijkheid naar boven. Dan gaat het al snel niet meer om de vraag of iemand er in slaagt om authentiek te zijn of niet. Het gaat om de beslissingen en de strategie-ontwikkeling, en het moeten afwijken van die strategie. Omdat je als deelnemer vooraf denkt: ik ga dat zo en zo doen, maar dan blijkt de ander niet te zijn wat je verwachtte. Hoe pak je dat nu aan?”
De stapeling van momenten per duet laat zich vermenigvuldigen met het aantal duetten. In Düsseldorf waren het er 23, in Utrecht zullen het er 22 zijn. Maar ook als toeschouwer neem je beslissingen, word je je bewust van hoe je kijkt, en hoe de buren in de zaal reageren. Langzaam lijkt iedereen onderdeel te worden van een proces van kijken en bekeken worden, waarbij realisatie en reflectie hand in hand gaan. En het is ook een uitputtingsslag. Een ouderwets lange theateravond, voor wie tot het einde blijft.
Martens: “Het repetitieve nodigt uit om opnieuw te focussen. Je stelt vast ‘ok, dit is het’ en dan volgt de vraag: ga ik hier in investeren of niet? En als ik hier in investeer, hoe dan en wat tref ik dan aan? Ik kijk ook echt uit naar de grote zaal in Utrecht. Ik weet nu dat een grootse setting, een uitgesproken theater-context, goed is voor het stuk. De eenvoud van die ene ontmoeting wordt dan gelijkwaardig gesteld aan dat hele theater-machien. Je gaat je afvragen waar wij het spektakel zoeken vandaag de dag. Het feit dat twee mensen, die elkaar niet kennen, het tot een harmonieus einde brengen of er in slagen elkaar te naderen: is dat niet een pak spectaculairder dan een ongelofelijke lichtshow of voor mijn part acht schreeuwende acteurs op scène? Het gaat om de kwetsbaarheid en hoe iedereen daarmee omgaat. Zoals in het dagelijks leven: wat als je dag zegt tegen iemand en diegene zegt niks terug? Wat is het heftige daaraan? De angst om af te gaan leeft bij iedereen. Dat brengt de voorstelling in beeld, maar ze verzet zich er ook tegen.”
The Common People duurt drie uur en vindt plaats in een uiterst minimalistische setting. Alleen het subtiele lichtontwerp van Jan Fedinger geeft de ruimte iets landschappelijks, wat de spreekwoordelijke naaktheid van de optredens enigszins verzacht. De duetten duren tussen de 4 en de 10 minuten, afhankelijk van het samenspel. Verschillende tijdservaringen doorkruisen elkaar: de duetten zelf zijn uiterst geconcentreerd en relatief traag, terwijl het verloop van de avond iets flitsends heeft door de vele korte momenten, die elkaar opvolgen en in de herinnering door elkaar gaan lopen.
Waarom duetten?
Martens: “Duetten zijn per definitie intiem, maar ze helpen mij ook om heel veel verantwoordelijkheid uit handen te geven. Met z’n tweeën alleen op het podium zijn de performers niet alleen redelijk kwetsbaar, maar samen ook vreselijk sterk. Een blinde ontmoeting betekent dat je niet alles weet en dat je je dus niet op alles kan voorbereiden. Ik weet ook dat dat voor een deel sensuele associaties kan hebben, dat mensen plots beseffen hoe close ze zijn. Maar het is ook belangrijk dat mensen binnen het script zelf bepalen hoe ver ze gaan. Dat is nu juist het mooie, dat ik dat niet als choreograaf bepaal. Ik vind het betekenisvol dat je sommige mensen ziet twijfelen en anderen zich met volle overtuiging ziet smijten.”
Er is ook het gevaar dat de voorstelling een bad van feel good wordt. Hoe ga je daar mee om?
Martens: “Nu ja, de kale setting, de vormelijkheid en de herhaling gaan het softe voor een deel tegen. In mijn vorige voorstellingen was het manipulatieve altijd onderdeel van de taal. Als toeschouwer voelde je dat je door het werk op het verkeerde been was gezet. In The Common People heb ik dat weggelaten. Maar door de opeenvolging gebeurt er natuurlijk ook iets. Het manipulatieve, wat je de signatuur zou kunnen noemen, is veel subtieler. Ik heb me niet terug getrokken als auteur, maar wel bijna onzichtbaar gemaakt. Dat betekent dat er een ander soort proces ontstaat, iets dat meer zichzelf reguleert. Ik moet echt een boel loslaten hier. Aanvankelijk waren de scripts gedetailleerder, waren er ook veel minder duetten en had Lukas filmmateriaal bij mensen thuis geschoten. Daardoor kwam er veel te veel nadruk op ieder duet te liggen en maakten we ook de deelnemers verantwoordelijk voor een bepaalde uitkomst of inhoud. Het ging niet meer over de ontmoeting in itself. Het moest allemaal veel gewoner lijken, zodat je zowel als publiek als als deelnemer de indruk krijgt dat de reeks ontmoetingen random gekozen is.”
Jullie schrijven dat de voorstelling een weerwoord is op het contact maken online. Is er iets mis met ons smartphone-gebruik en de vele uren die we met sociale media doorbrengen? Ik bedoel, jullie doen het zelf ook, toch?
Martens: “Ik ben inderdaad vaak online te vinden. Maar eerder dan een standpunt innemen gaat het over een mogelijkheid tot bewustwording creëren. Alle mogelijkheden van de technologie zijn fantastisch, we delen kennis, we maken heel makkelijk contact, maar soms vraag ik me ook af of we er op een goed moment een punt achter zetten. Studies geven heel duidelijk aan hoe internet-gebruik onze aandacht versnippert, dat het concentratie-stoornissen met zich meebrengt. Er is altijd afleiding. Maar ook het gegeven dat je door internet in het echt veel minder contact hoeft te maken. Je bestelt je boodschappen online, zodat je geen winkel meer binnen hoeft. Het fysieke van contact verdwijnt.”
Dhont: “Dat je jezelf betrapt dat je naar je gsm grijpt op elke moment dat er geen vulling is, maar ook de druk die je voelt om overal te zijn, niet alleen hier, op dit moment. Altijd bereikbaar of beschikbaar voor je vrienden.”
Martens: “Ik ga daar nu echt veel bewuster mee om, dat ik mijn telefoon thuis laat als ik een paar uur de stad in ga, zodat ik echt kan ontspannen bijvoorbeeld. ”
Dhont: “Je ziet ook dat mensen de druk voelen om alleen het beste van zich zelf te laten zien, om indruk te maken. De realiteit en hoe mensen zich online voordoen, kan heel ver uit elkaar liggen. En dat vind ik echt wel een gevaar, dat mensen niet meer bezig zijn met de realiteit, maar met een schijn-realiteit.”
En waarom de installatie op het toneel?
Dhont: Ik vind het belangrijk dat mensen het podium moeten oversteken. En dat ze in die andere ruimte te zien zijn. Het is een heel andere manier van kijken. De digitale informatie die je over de deelnemers kan vinden in de installatie is eigenlijk ontzettend privé en persoonlijk. Het publiek gaat zo op en neer tussen veel verschillende kijkhoudingen in de voorstelling. D’r is iets van ‘goh, is dit alles?’ naar een heel intensief kijken, en van een ‘we mogen bewegen, dus we zullen’ naar ‘waar kijk ik eigenlijk naar en waarom doe ik dat?’ De installatie gaat uiteindelijk ook over aanraken.”
Martens: “Het is ook belangrijk dat het publiek een eigen parcours kan kiezen, wil dat bewustwordingsproces in gang gezet worden. Het zijn verschillende vormen van intimiteit. En de houding daarover verschilt ook per locatie.”
Is The Common People een therapeutische voorstelling?
Martens: “Misschien doordat mensen zich bewust worden van hoe ze kijken, of wat ze met hun gsm’s doen. We hebben heel veel oordelen over mensen zo op het eerste gezicht. De voorstelling breekt daar zachtjes doorheen. Als je mensen een beetje laat ontdooien, dan besef je dat de meesten heel ok zijn. Maar tegelijkertijd gaat het zeker niet alleen over feelgood. Het mag ook schuren. Doordat we het maar in beperkte mate regisseren, alleen een strak formaat meegegeven, ontstaat er een soort natuurlijke dramaturgie, die wij nooit van te voren zo zouden hebben kunnen bepalen. Ik hou iedere keer m’n hart vast, hoe het uitpakt, wat mensen aangaan. De spanningsboog daarvan bepaal ik niet. En dat is heel risky en heel boeiend.”