De Nederlandse componist Jan van de Putte (1959) overschrijdt steevast de grenzen van muziek. Aarzelende aanzetten, stilte, weidse gebaren en verkenningen van ons onderbewustzijn staan net zo vanzelfsprekend in zijn partituur als klinkende tonen. Afgelopen najaar verscheen zijn vierdelige liederencyclus op poëzie van Pessoa, waarin hij de Portugese dichter trefzeker laat stamelen.
Op 8 november klinkt zijn nieuwste compositie, Cette agitation perpétuelle/cette turbulence sans but (Deze eeuwige opwinding/deze doelloze onrust). Ook hierin blijken gebaren en schijnbaar niet ter zake doende prevelementen tot de kern van het stuk te behoren. Hij componeerde dit voor Klangforum Wien, dat de wereldpremière verzorgt in Muziekgebouw aan ’t IJ. Voorafgaand is er een openbare repetitie, van 13.00-13.45 uur. Aansluitend zal ik met hem spreken over het hoe en waarom van zijn compositie. Als voorproefje stelde ik hem vast drie vragen.
Abstract theater
Wat typeert jou als componist?
Eén ding is voor mij heel belangrijk: ik probeer lange lijnen te maken met een uitgesponnen ontwikkeling. Ik wil dat er iets gebeurt waardoor mensen van de ene wereld in een andere komen, alles heeft met elkaar te maken. Vorm is daarbij van groot belang en er is een grote verwevenheid van muziek en theater. – Waarbij ik theater overigens ook beschouw als muziek. Mijn stukken gaan vaak over hetzelfde: iedereen is wat aan het doen maar ze komen geen stap verder, het heeft geen zin. Die zinloosheid is kenmerkend voor mijn muziek, maar er is altijd een oprecht en soms gepassioneerd pogen.
De theatrale elementen gebruik ik abstract, anders dan bijvoorbeeld Mauricio Kagel. In zijn werk doet iemand iets grappigs om vervolgens weer verder te gaan met muziekmaken. Bij mij komt het theater voort uit muzikale handelingen die sowieso verricht worden, maar niet ervaren worden als onderdeel van de muziek. Dat kan bijvoorbeeld het omslaan van een bladzijde zijn. Mijn recent voltooide stuk voor cello solo begint met lopen. Pas na tien minuten neemt de cellist de stok ter hand. Daarna volgt weer een lange scène voor hij of zij eindelijk de cello oppakt en daadwerkelijk gaat spelen. De uitvoerder moet mijn muziek je als het ware veroveren. Zo laat ik dingen die ogenschijnlijk ver uit elkaar liggen met elkaar samensmelten: reguliere handelingen verliezen hun anonimiteit en krijgen betekenis.
Pantomime en marionettentheater
Waar gaat je stuk over en waar komt de titel vandaan?
Ik ben al jaren geïnteresseerd in pantomime en marionettentoneel in de 19e eeuw. Ik las hierover in een reeks boekjes van uitgeverij La Pléiade over de geschiedenis van het theater in Frankrijk. In de 19e eeuw had de Comédie Française als enige alle uitvoeringsrechten. Pantomime is voortgekomen uit koorddansers, die alleen mochten optreden als ze geen woorden gebruikten. Daarom zat er altijd een controleur van de Staat in de zaal. Een grote ster van het pantomime was Jean-Gaspard Deburau. Hij werd in 1945 vereeuwigd als wit geschminkte Pierrot in de film Les enfants du paradis.
Later mocht één danser toch wat zeggen, maar daarmee werd uiteraard gesmokkeld. Dan sprak iemand een zin, verliet de zaal en kwam een ander terug en gaf het antwoord. Zo kreeg je toch een soort dialoog. Debureau speelde in deze ontwikkeling een belangrijke rol en alle Franse schrijvers gingen naar zijn theater. Het was een soort verafgoding van het vulgaire toneel door de aristocratische klasse. Ook de Franse romantische auteur Théophile Gautier schreef hierover, mijn titel is een frase uit een van zijn artikelen.
Razende stilstand
Cette agitation perpétuelle/cette turbulence sans but reflecteert op de wereld van tegenwoordig, waarin alles veel te snel gaat. Hartmut Rosa schreef hierover het schitterende boek Beschleunigung (versnelling). Vroeger schreven we af en toe een brief, toen kwam de email en dachten we dat ons dat veel tijd zou gaan besparen. Maar uiteindelijk verkeert het in zijn tegendeel, we raken bedolven onder een overmaat aan berichten. Dat leidt tot het begrip ‘Razende stilstand’ van de Franse filosoof Paul Virilio, waar ook mijn hobokwartet al over ging.
Hoe heb je het werk opgezet?
Ik werk met versnelling en vertraging, zelfs hoe de musici binnenkomen is exact voorgeschreven. Ze betreden het podium op een puls van metronoomcijfer 135, net iets te snel. Dan vertragen ze naar een normaal looptempo. Als toeschouwer voel je dat er iets raars aan de hand is, maar je weet niet precies wat. Ook het buigen duurt net iets te lang, waarna ze naar hun plek lopen en het tempo nog verder vertraagt. Dat is een voorbode van het slot, waarin alles gebeurt in slow-motion en tot een soort beeldpoëzie wordt.
Terwijl iedereen klaar zit voor de dirigent voeren de hoboïste en de fluitiste op fluistertoon een gesprek over een getrouwde dame die verleid wordt door een mooie jongen. En hoe schandalig dat is – het is 19e eeuws poppentheater voor een eenvoudig, volwassen publiek. Ze worden jaloers op elkaar en krijgen enorme ruzie, maar dat hoor je amper. Wanneer de dames stoppen met praten kijkt de contrabas omhoog, de gitarist volgt zijn blik om te zien wat daar gebeurt en pas daarna beginnen ze te spelen. Ook dat is een voorbode van het slot.
Versnelling en vertraging
Alles gaat supersnel, er is een voortdurende onrust. Die manifesteert zich op allerlei manieren. Melodieën verspringen bijvoorbeeld per 16e van instrument naar instrument en verplaatsen zich zo vliegensvlug door het ensemble. Ze herhalen alles nog een keer maar dan sneller. Vervolgens doen ze het in omgekeerde volgorde nog weer sneller. Tot ze opeens iets heel anders gaan doen, het is één nerveus gekrioel.
Tegen het slot ontstaat een enorme vertraging doordat er steeds een zestiende bij komt. Dat gaat maar door tot ze ophouden met spelen en overgaan in beweging. Die wordt steeds trager, zodat je een ensemble ziet in slow-motion. Ze produceren ook amper nog geluid, behalve een enkel instrument. De musici kijken omhoog, naar een heel hoog toontje dat daar klinkt. Wanneer dit gaat bewegen volgen ze met hun blikken het op-en-neer gaan, het musiceren is helemaal verdwenen. Alles is verworden tot poëzie, het omslaan van een blad, het kijken. Vanuit het kijken gaan ze zingen, waarna de muziek weer op gang komt. Daar begint het tweede deel, dat ik hierna ga schrijven.
Donderdag 8 november 2018 Muziekgebouw aan ’t IJ: Klangforum Wien / Beat Furrer
Muziek van Beat Furrer, Rebecca Saunders en Jan van de Putte. Meer info en kaarten voor het concert here.
Kaarten voor gratis toegankelijke openbare repetitie here.
Het concert wordt vrijdag 9 november herhaald in November Music, in de Verkadefabriek.