‘Schrijnend om te zien hoe een gebrek aan daadkracht, duidelijkheid en leiderschap – zowel bij de gemeente Utrecht als de directie van het UCK – kon leiden tot een gespletenheid en zelfs breuk onder medewerkers.’ Karin Boelhouwer van de Kunstenbond zit ermee, en ze heeft een punt.
The Utrechts Centrum voor de Kunsten (UCK) ging onlangs officieel failliet. Een groot deel van het personeel (zzp en freelance) heeft zich inmiddels hernomen en werkt door als eigen bedrijf, met subsidie van de gemeente en in hetzelfde gebouw, maar zonder bescherming van het oude UCK. De verse en oude ZZP’ers vinden het heerlijk, de werknemers in loondienst die zonder afvloeiingsregeling op straat staan zijn woedend.
Guilty
In zo’n situatie is het altijd fijn om een schuldige aan te wijzen, en meestal zit die bij de juichende partij. Die juichende partij, dat zijn niet alleen de doorstartende werkers die nu eigen baas zijn. De Gemeente Utrecht, die al een jaar of 15 af wilde van het topzware instituut, is ook aan het juichen. De Kunstenbond, die niet alleen de belangen van werknemers moet behartigen, maar ook die van de almaar uitdijende groep zzp’ers in de kunst, kan nu niet één vuist maken. Ze moeten meejuichen met de zzp’ers, en actievoeren met de loondienstmensen.
Natuurlijk heeft de Kunstenbond een punt als die stelt dat het faillissement van het UCK, gevolgd door de doorstart als zzp-cluster, een fraai staaltje van machtsmisbruik is van de lokale overheid. Er zou, zoals Boelhouwer terecht opmerkt, sprake kunnen zijn van ‘Overgang van Onderneming‘ en dat betekent dat de nieuwe stichtingen die de zzp’ers hebben opgericht, de verplichtingen van de voorganger onverkort moeten overnemen. Dat betekent dat die stichtingen, net begonnen, meteen weer een faillissement kunnen aanvragen. Als de Kunstenbond tenminste besluit naar de rechter te stappen.
Big Capital
Maar het UCK is niet Hudsons Bay, en het grootkapitaal is in geen velden of wegen te bekennen. Voor deze constructie hebben de doorstartende theater- en kunstdocenten zelf gekozen. In iets mindere mate geldt dat voor de oudere muziekdocenten, want zij zijn het die met een semi-ambtenarencontract eind jaren negentig overgingen van de gemeentelijke muziekschool naar het gesubsidieerde UCK. Hun erfenis en zekerheid is door het faillissement op straat gegooid: zij worden het hardst getroffen, en waren ook degenen die het voor de inderdaad niet al te slagvaardige UCK-directie moeilijk maakten om knopen door te hakken.
Het dilemma voor de Kunstenbond is dus duidelijk: ga je voor je traditionele achterban, maak je erg veel vijanden in je nieuwe achterban. Het probleem voor de opstellers van de fair practice code is hiermee ook gelijk duidelijk: als een zzp’er in de kunst het gevoel heeft dat zij vooruitgaat door een maatregel die wellicht niet helemaal fair is, zal die daar geen probleem van maken. Dan gelden de regels van de handel en de markt en regeert het neoliberalisme. Iedereen arm met de (fictieve) mogelijkheid voor de enkeling om heel erg rijk te worden. We zijn er fel op tegen maar zitten er ook allemaal in gevangen. And boy do we love it!
Ik zou in deze tijd geen vakbondsleider willen zijn.