‘Om de positie van zzp’ers te versterken, kan opnieuw worden gezocht naar een regeling die het gemakkelijker maakt verschillende kortdurende contracten door het jaar heen aan te gaan met tussentijds behoud van uitkering.’ Er staat veel nuttigs in het advies van de Raad voor Cultuur dat vandaag verscheen, maar van dit zinnetje werd ik het blijst. Nog niet zo blij als van de droom van een Universeel Basis Inkomen voor iedereen, maar het komt in de richting van iets moois. Ik heb de jaren tachtig van de vorige eeuw immers meegemaakt, toen – althans in Utrecht – de kleinschalige professionele cultuur enorm opbloeide dankzij een Sociale Dienst die een oogje dichtkneep als een acteur met een bijstandsuitkering ’s avonds in het achterzaaltje van een kroeg de sterren van de hemel speelde voor een paar tientjes deel van de entree.
Nu leven we in andere tijden, en moet iedere cent driedubbel verantwoord zijn. Dat is een druk die zwaarder wordt, naarmate je minder centen hebt of krijgt. Het dwong subsidiërende instellingen als het Fonds Podiumkunsten tot het bekende ‘maatwerk’: een apart opgetuigde subsidieregeling voor iedere uitzondering en pech als je net een uitzondering was op die uitzondering (waardoor wij bijvoorbeeld van donaties rondkomen.).
Balkonscènes
De Raad voor Cultuur snapt het probleem, en dat is al heel wat. Zo put de Raad hoop uit de plotselinge ruimhartigheid van alleen al het Fonds Podiumkunsten met de Balkonscènes-regeling, die feitelijk de enige regeling is waarmee zzp’ers in de sector geholpen zijn. Geen papierwinkel, maar vertrouwen, en dat is in deze achterdochtige tijd natuurlijk prachtig. Hopelijk ziet men in Den Haag in dat wantrouwen vooral nuttig is als het gaat om miljoenenclaims van omhooggevallen ambtenaar-ondernemers, en niet om die paar honderd euro voor die zangeres met haar aria.
Er is meer moois dat de Raad onderkent, en dat is de samenwerking die nu ook in het commerciële circuit tot stand is gekomen. We noemen maar even het Kickstart Cultuurfonds, waarin opeens alle culturele goededoelenfondsen samen blijken te kunnen werken. Alleen dat al scheelt zo geweldig veel onzin voor cultuurmakers in de vrije sector: niet meer die strooptocht langs al die verschillende herenhuizen aan het Wilhelminapark of Maliesingel of Keizersgracht, maar een simpel loket, een vraag en een aanbod, en daarna zien we wel.
Aanzuigende werking
Dingen makkelijker maken voor de kunsten, het zou een wonder zijn als het meekwam in de kabinetsformatie. Als er immers één ding is waar de regeringen-Rutte pal voor stonden, was het wel het verminderen van aanzuigende werkingen van alles wat geen grote multinational was. En makkelijke financiering van kunst zuigt kunstenaars aan. Vandaar dat de fairpracticecode alleen werd omarmd, zolang er geen geld bijkwam, zoals Ingrid van Engelshoven ons al aan het begin van haar regeerperiode toevertrouwde en wat ook het enige is dat overeind is gebleven tussen alle ruimhartige coronasteun. ‘Meer kunstenaars’ is een nachtmerrie voor de huidige VVD.
‘Je ziet dat er de afgelopen jaren heel veel is geproduceerd om die publieksaantallen maar op peil te houden. Misschien moeten we kijken of die kunstenaar niet toch een rechtvaardig loon kan krijgen. Dat betekent dat we het publieksbereik dan iets minder belangrijk maken. Dat betekent dat instellingen dus iets minder kunnen doen, maar daar hebben we dan wel meer money voor beschikbaar.’
Meer publiek
De overheid wil dus makkelijk geld vermijden, al gaat dat in de praktijk weleens mis, maar zelden bij het ministerie van cultuur, dat het zwaarst onder vuur ligt bij de populisten in de Kamer. Dat makkelijke subsidie ook publiek aanzuigt, dringt dan weer niet door, maar dat is wel een wet die de afgelopen jaren honderden malen is aangetoond op zijn werking.
Het is afwachten wat de formatie gaat opleveren. Het overleven van de kunstsector zoals we die kennen staat er op het spel.