De Nederlandse overheid wantrouwt de burger. En dat staat een gezonde kunstsector in de weg. Dat bleek op 17 januari tijdens een drukbezocht symposium in het Amsterdamse Veem House. Aanleiding was het in boekvorm uitgegeven essay van Renée Steenbergen, die ook artikelen publiceerde op deze site. Op het evenement, mede georganiseerd door Veem en Platform Beeldende Kunst, waren veel makers aanwezig en een paar kunstinstellingen, partijen die waren geïnterviewd voor het boek van Steenbergen, de Kunstenbond, Kunsten ’92 plus – niet onbelangrijk – de nieuwe directeur van het Prins Bernhard Cultuurfonds.
Normaal gesproken ben ik altijd een beetje huiverig voor symposia in kunstenland. Meestal draaien ze uit op klaagpartijen van onderen en machteloze sympathiebetuigingen van boven, tegen de achtergrond van een status quo die nooit verandert. Waar de knuffelgrunter van de SP, Peter Kwint, dan weer iets strijdlustigs over weet te zeggen, waarna de borrel weer veel te lang duurt.
Verfrissend
Niet deze keer. Renée Steenbergen wilde geen klaagpartijen op haar boekpresentatie en dat lukte aardig dankzij de gasten: de eerdergenoemde Berhardfondsdirecteur Cathelijne Broers was bijvoorbeeld opvallend open over de veranderingen die ze bij het grootste private fonds van het land in gang wilde zetten. Ook een verfrissende bijdrage kwam van de Rotterdamse Jolanda Spoel, die als directeur van het Bijlmerparktheater mooi kon laten zien hoe eisen van diversiteit en inclusie kunnen botsen met de praktijk: in een wijk die inmiddels evenveel inwoners heeft als Nijmegen is haar gebouw het enige professionele kunstgebouw.
Het moest over de toekomst gaan, en over hoe voortaan de kunstenaar centraal zou komen te staan, in plaats van de kunstinstelling. En daar kwamen leuke dingen uit.
1 Geef kunstenaars een dak
Kunst en vastgoed hebben een interessante verhouding in Nederland. Dankzij de scheiding van subsidiestromen hebben gemeentes niet zoveel te zeggen over de inhoud van kunst (dat doet de Raad voor Cultuur op rijksniveau), maar des te meer over waar die gepresenteerd wordt. Daardoor is een wildgroei aan kunstgebouwen ontstaan, die Nederland wereldrecordhouder maakt in het aantal kunstgebouwen per hoofd van de bevolking: theaters, musea, cultuurcentra, beheerd door stichtingen.
Ondertussen staan veel commerciële gebouwen leeg, en zijn talloze kunstenaars dakloos, zeker als het om werkruimte gaat. Den Haag deelt die ruimtes nu – via presentatie-instelling Stroom – uit aan jonge kunstenaars. Dat gebeurt in meer steden (Utrecht is er goed in met het Cartesiusweg-gebied), maar het Haagse voorbeeld illustreert mooi hoe kunstenaars door hun werkplek in soms beruchte woonwijken een nieuwe relatie met hun omgeving aan kunnen gaan. Het heeft immers weinig zin om elitair te zijn in Moerwijk. Het levert nieuwe kunst op, getuigde Kunstenaarscollectief MOHA, en een intense relatie met de buurt.
Dat zulke kunsthuisvesting bijna altijd tijdelijk is, en alleen maar bedoeld is om de buurt aantrekkelijk te maken voor projectontwikkelaars, speelt in ieder geval op deze korte termijn even geen rol.
2: Zet je deur open
Jacqueline Grandjean, die tot voor kort baas was van De Oude Kerk in Amsterdam, is nu directeur van het Noord Brabants Museum. Omdat ze merkte dat het museum geen echt innige band bleek te hebben met de kunstenscene in de Brabantse provinciehoofdstad Den Bosch, besloot ze een van de koetshuizen te betrekken en daar de deur open te zetten, om zo in gesprek te raken met voorbijgangers, maar ook met kunstenaars uit de regio. Het leverde volgens haar inspirerende gesprekken op, die op korte termijn al kunnen gaan leiden tot meer ruimte voor hedendaagse kunst in het museum, gepresenteerd in nauwe samenwerking met levende kunstenaars.
Jolanda Spoel beheert het enige professionele theatergebouw in de Amsterdamse Bijlmer en zet ook haar deuren open voor iedereen die iets wil maken, of gewoon even een studio wil gebruiken. Het gaat haar om contact en ontmoetingen, en dat werpt vruchten af.
3: Trek je portemonnee eens echt
Een verstandige onderneming reserveert 2,5 procent van de omzet voor Onderzoek & Ontwikkeling, beter bekend als Research and Development. ‘Bij dat geld stelt niemand van tevoren eisen. Wat onderzoek en ontwikkeling opleveren is ongewis: daarom is het onderzoek.’ Ware woorden van Marga Kroodsma, directeur van Veem. Volgens haar konden instellingen best 2,5 procent van hun budget puur aan kunstenaars besteden, in plaats van an het management. Kunst is volgens haar de afdeling Research&Development van de samenleving, maar het is idioot door hoeveel hoepels je moet springen om daar geld voor te krijgen. En dan moet je ook nog eens van tevoren tot in detail uitleggen wat je gaat doen en wat er uit gaat komen.
Geef eens gewoon geld aan kunstenaars, zonder voorwaarden vooraf, stelde Rien van Gendt, op wiens CV een carrière als bankier, cultureel bestuurder en talloze adviezen te vinden zijn. Waarom moet je tientallen pagina’s aan aanvragen en verantwoording inleveren, voor geld dat soms nog niet eens genoeg is om een fatsoenlijke boekhouder te betalen? Waarom moet de uitkomst gegarandeerd zijn? Vragen die Van Gendt opriep en die met instemming door de zaal ontvangen werden.
Toen de vraag rechtstreeks aan Cathelijne Broers werd gesteld, waarom haar fonds steeds het geld in twee gelijke delen geeft, de helft aan het begin, en de helft na afloop, kwam er een klein primeurtje. Broers kondigde aan dat ze ernaar streeft om die verlammende situatie, waarin je als subsidieontvanger je leveranciers zelden tijdens het project kunt betalen, te veranderen: een aanzienlijk groter deel van het geld zal nu eerder worden uitgekeerd.
4: Vertrouw de mensen
Wanneer we als land geld geven aan kunst, geven we dat zelden aan kunstenaars. Subsidie van de overheid én de fondsen krijg je als een instelling bent, liefst een stichting, met zeker een status als Algemeen Nut Bevorderende Instelling (ANBI), en absoluut een bestuur met vertrouwenwekkende namen. Die vertrouwen we meer dan iemand die in hun eentje, of met gelijkgestemden, een atelier nodig heeft, of een oefenruimte, of een tijdje vrij om al haar tijd in een nieuw programma te steken.
De grote motivatie van Renée Steenbergen om haar boek te schrijven is precies dit probleem, dat kunstenaars en ‘makers’ op alle fronten buiten het systeem vallen, en uiteindelijk door hun precariaat het levende bewijs leveren dat het beruchte ’trickle down’-effect niet bestaat. En dat heeft dus ook te maken met diepgeworteld wantrouwen jegens het individu. Ook al zijn er meer voorbeelden van keurige besturen van grote organisaties die er met de poet vandoor gingen dan van criminelen die als kunstenaar poseerden.
We dromen dus nog even verder van een wereld waarin vertrouwen weer serieus genomen wordt. Zie een kunstenaar net zo min als dief als dat je een ouder met een rare achternaam als fraudeur kunt aanmerken.
Dat vertrouwen zal wederzijds werken, en dat is weer goed voor de stembus.
Prima verhaal.
Die vier punten, maar de essentie is: vertrouw de kunstenaar.
Comments are closed.