Het zal aan mijn onverwoestbare humeur hebben gelegen, en aan de diepe behoefte om nu eens eindelijk goed nieuws te brengen over de culturele sector, maar ik had het dus fout. Dinsdag meldde ik dat de podiumkunsten er weer bovenop aan het komen waren, na de draconische bezuinigingen van Halbe Zijlstra, maar dat is dus niet zo. Hoe graag de sector zelf ook graag wil dat het goed gaat, de cijfers spreken het keer op keer weer tegen.
De Vereniging van Schouwburg en Concertgebouw Directies heeft ons allemaal toch weer een beetje in het ootje genomen. Met een heuse infographic nog wel. Maar, zoals dat gaat met infographics: je kunt er nog zoveel vrolijke kleurtjes en kreetjes in zetten, en onderop zelfs ‘Bravo!’ en ‘Applaus!’roepen, de cijfers zelf liegen niet, ook al presenteer je ze net even iets anders dan vorig jaar. Natuurlijk, dat maakt vergelijken lastig, en wie gaat nu echt kijken naar de detailcijfers.
Nou. Ik dus. En wat blijkt? Vrijwel alles wordt minder. Maar het is maar hoe je het bekijkt. Het geheim zit hem in de percentages. Zoals altijd. We lopen het persbericht even stap voor stap door.
1 “het aantal bezoeken per voorstelling is gestegen met 13%.”
Dat klopt, maar dan gaat het dus om een stijging van gemiddeld 23 stoelen per voorstelling. Maar 23 koppen meer in de zaal klinkt minder goed dan 13 procent. Erger is, dat het aantal voorstellingen met een dikke 6 procent is afgenomen. 1826 voorstellingen minder, om precies te zijn. Logisch ook, want het aantal schouwburgen en concertgebouwen in Nederland dat is aangesloten bij de VSCD liep terug van 139 in 2014 naar 123 in 2015: 16 concertgebouwen en theaters zijn omgevallen, failliet gegaan, of konden, dan wel wilden de contributie niet meer betalen.
2: In totaal zijn er 10,4 miljoen bezoeken gebracht aan professionele podiumkunsten
Even veel als in 2014, maar toen waren er dus een stuk meer zalen en voorstellingen waarover we het hadden. Het publiek is dus gelijk gebleven, maar ze kunnen steeds minder vaak ergens terecht. Dus zitten de overgebleven zalen iets voller. Bovendien rekenen de meesters bij de VSCD ook de amateurs tot de professionele podiumkunsten. In de cijfers maken ze de scheiding in ieder geval niet.
Dat de VSCD dus constateert dat de aangesloten theaters het ondanks de subsidiekorting goed doen, is waar, maar ze vergeten te melden dat er door de subsidiekorting bijna 10% van de theaters is omgevallen.
3 “In 2015 trok een VSCD-podium gemiddeld 88.501 bezoekers; in 2014 waren dat er 78.351. Het aantal geprogrammeerde voorstellingen en concerten is gestegen met bijna 7%, van 224 naar 239 voorstellingen per VSCD podium.”
Let hier dus vooral op het woord ‘VSCD-podium’. Waarvan er dus een boel weg zijn. Vooral de kleinere schouwburgen hadden het moeilijk, dus. En die zijn er niet meer. Vandaar dat er gemiddeld meer mensen in de zaal zitten, als er bijna geen kleine zalen meer zijn.
4: in de infographic staat dat er meer mensen flexibel zijn gaan werken.
Dat blijkt niet waar. Er zijn meer dan 1000 vaste banen verdwenen tussen 2014 en 2015. Daar zijn slechts 6 flexibele werkers voor in de plaats gekomen. Het percentage is dan misschien iets hoger geworden, in absolute aantallen zien we een volledig ingestorte arbeidsmarkt.
We hebben de cijfers van de VSCD zelf, zoals afgebeeld in hun infographics, in het overzicht hieronder gezet, zodat u voor uzelf kunt checken of het goed gaat, of slecht. En als de Tweede Kamer bij de behandeling straks verklaart dat de bezuinigingen goed zijn geweest, weet u tenminste hoe het werkelijk zat. U kunt dan zien dat het met het toneel en het cabaret heel slecht gaat. En dat dans, opera en de amateurs in de bezemwagen zitten. Deze cijfers tonen, kortom, geen gezonde sector, maar een die tamelijk verrot is.