Zes acteurs, vier jaar in een bunker. Een is dood. Dat zijn de gegevens waar we het mee moeten doen in Tratando de hacer una obra que cambie el mundo. Volgens deze titel proberen de acteurs een toneelstuk te maken dat de wereld zal veranderen. De personages hebben zich opgesloten in een ondergrondse bunker en krijgen via een pakketje af en toe proviand. Aan de muren vele vellen papier met ideeën en boeken verspreid over de hele vloer. Eens in de zoveel tijd is er een uitbarsting van creativiteit en wervelen de acteurs over het toneel met suggesties voor hun allesomvattende toneelstuk dat het publiek zal opschudden. Een stel hongerende Afrikaanse kindjes compleet met vliegen tegenover een uitzinnige bruidstaart, een poedel en turnster Nadia Comaneci moeten bijvoorbeeld het publiek in shock brengen. Voorwaarde is wel dat een van de acteurs echt sterft op het podium. Niet gek dat de mooie plannen even zo vaak eindigen in een ruzie waarbij alle idealen even vergeten worden. Er wordt gesmeten met beledigingen over intelligentie, fascistische trekjes en hoe de enige vrouw in hun midden ook nog vegetarisch is en aan yoga doet dus niet serieus te nemen valt.
In deze rappe discussies (in het Spaans met Nederlandse boventiteling) raak je onder de indruk van het samenspel van deze vijf acteurs; tot op de seconde nauwkeurig nemen ze het publiek mee in bizarre gedachtenspinsels die als een razende wervelwind opkomen en even zo snel weer gaan liggen tijdens een rustig liedje of een monoloog.
De voorstelling gaat over een generatie die niks heeft meegemaakt, maar wel grote idealen heeft. De Chilenen betrekken dit op hun eigen land waar de jongeren van nu in relatieve vrijheid en economische voorspoed leven en de dictatuur slechts kennen uit de geschiedenisboeken. Welke strijd moet er dan nog gestreden worden, wat moet er nog omver geschopt worden? Deze gevoelens kunnen we net zo goed betrekken op de huidige generatie IK in Nederland. De Tweede Wereldoorlog mag dan langer geleden zijn, ook Nederlandse jongeren vervallen in de lethargie die keuzevrijheid heet. Er zijn zoveel mogelijkheden om de wereld beter te maken, maar welke moet gekozen worden? Jongeren krijgen burn-outs of vluchten in yoga of een wereldreis die hun dichter bij zichzelf moet brengen.
De vijf opgesloten acteurs komen er ook niet uit, letterlijk en figuurlijk. Voordat ze het ultieme meesterstuk af hebben, krijgen ze namelijk bericht dat de Chileense maatschappij in de tussentijd een paradijs geworden is; de rijkdom is eerlijk verdeeld en zorg, onderwijs en huisvesting is voor iedereen geregeld. Er is geen misdaad meer, want er zijn louter vrije rijke burgers. En omdat iedereen een goede baan heeft, zijn sociale klassen zijn verdwenen. Verzet is nu overbodig, een revolutie onnodig. Maar in plaats van in blijdschap uit hun schuilplek te komen is er bij de acteurs ongeloof: dit zal wel een complot zijn.
Wil de theatergroep La Re-sentida hiermee zeggen dat geëngageerd theater dood is? Dat is maar de vraag. Want de acteurs in Tratando de hacer… noemen zichzelf ook ‘het ultieme delirium van de laatste romantici’. Ze geven zowel het kamp dat nog gelooft dat kunst daadwerkelijk kan bijdragen aan een betere wereld als de tegenstanders die kunst als linkse hobby zien munitie. Want wat is erger, geloven dat de samenleving af is en volgens precieze regels geconserveerd moet blijven zoals bijvoorbeeld in een dictatuur of realiseren dat niks ertoe en je dan maar beter kunst kunt gaan maken?