Voor het eerst in jaren staat Robert Wilson weer zelf op het podium en hij bewijst wat een subliem performer hij is. In Samuel Becketts stuk Krapp’s Last Tape speelt hij een oude man die terugkijkt op zijn jongere zelf. Zijn oudere ik is bijna zonder taal, maar met kreetjes, grimassen en gebaren. Wilson weet het stuk tot zijn bittere essentie terug te brengen in spel dat zowel uitvergroot is, als minimalistisch. Nog nooit heeft het eten van een banaan zulk intens theater opgeleverd.
Als het doek open gaat zien we een ruime met kasten, een soort mediatheek. En stapels papieren, boeken en dozen met tapes. Onweer en regen creëren een immens lawaai en de reflectie van de regen is perfect in de belichting gevangen.
In deze haast bijbelse zondvloed doet Krapp er minutenlang over om twee bananen te eten. Maar alles daaraan klopt. De rituele manier waarop hij strak de zaal in kijkt en met grootse gebaren de banaan pelt. De blik waarmee hij de banaan in zijn mond stopt. De momenten waarin de banaan doelloos uit zijn mond hangt. En dan het eten zelf: zijn mimiek verraadt de zelfreflectie van iemand die doet alsof het leven hem nog iets te bieden heeft, maar weet dat de beste tijden achter hem liggen. En dat hij er niks van heeft gemaakt. De uitvergrote verbazing bij de smaak van de banaan. De vrucht die hij al jaren in enorme hoeveelheden eet, blijkt later uit de tapes. De kern van Becketts stuk en van Wilsons bijna 50-jarige theatercarrière in een scène. Prachtig.
Dan luistert Wilsons Krapp naar de tapes van zijn 30 jaar terug. Het is zijn 69ste verjaardag en traditiegetrouw neemt hij op tape op hoe zijn jaar is geweest. Hij luistert naar een jongere versie van zichzelf, die ook weer reflecteert op een nog jongere versie van hemzelf. De walging lijkt met de jaren alleen maar te stijgen, evenals het besef dat het nu te laat is om het tij nog te keren. Met grimassen die zowel aan De Schreeuw van Munch doen denken als aan zwijgende film.
Wilson heeft de monoloog op de snijtafel gelegd. Het sentiment is verwijderd, waardoor we een onbelemmerde blik hebben op de ziel van Krapp. Het geëxalteerde en theatrale van de voorstelling zitten de lichte troost die Beckett wel biedt, in de weg. Dit een een sombere blik in het niets. En het niets staart terug.
Theater hoeft niet ‘leuk’ te zijn om verbluffend te zijn.