Luisteren naar een kort gedicht is soms hard werken. Dat bleek tijdens de Nacht van de Poëzie, zaterdag 19 september voor de 33e keer gehouden. Bij een gedicht dat na vier korte zinnen afloopt in kort toonloos zwijgen van de dichter scheiden de kenners zich van de amateurs in het publiek. Snel klappen, voor het volgende gedicht voorbij is. Of niet klappen. Wie kenner is, en wie amateur: dat mag je dan weer helemaal voor jezelf uitmaken. Dat is het prettige van dat jaarlijkse dichtersfeest, ‘een van de best bezochte poëzie-evenementen van de Nederlandse letteren’, in Utrecht.
Het korte gedicht is dus eigenlijk iets wat ik liever lees en gedrukt voor me zie op zijn lege pagina, dan dat ik het terloops uitgesproken hoor. K. Schippers, bijvoorbeeld: zijn dichtwerk gaat vaak meer over de typografie van de verzen dan de inhoud van de boodschap. Of de boodschap is die typografie. Die moet je dus lezen, niet horen. Al is het een mooie man, en een genot om naar te luisteren.
Zwaarmoedig
Rijk was de avond en soms zwaarmoedig. Zeker toen het tot de nok uitverkochte TivoliVredenburg de afscheidsvideo van Rogie Wieg te zien kreeg, de dichter die zich eerder dit jaar liet euthanaseren. Wiegs eigen tranen voor zijn geliefde waren hartverscheurend.
Tenenkrommend, voor mij althans, was het optreden van Ivo de Wijs die met zijn geborneerd cynische oudemannensinterklaasrijm de lachers op zijn hand had, maar mij niet wist te boeien. De Wijs mag dan een bewonderaar en navolger zijn van Heinz Polzer (Drs. P), hij kan niet in de schaduw staan van die man die het woordknutselen tot hoge kunst heeft verheven. Cabaretier en muzikant Mike Boddé bracht daarentegen direct na De Wijs een fenomenale ode aan – de ook dit jaar overleden – Polzer.
Hoogtepunt
Een ander hoogtepunt van de nacht kwam kort daarna op. Voorzichtig schuifelend, ondersteund door begeleiders, tot aan de microfoon en de spots. En daar veranderde het 88-jarige breekbare oude besje plots in een 23-jarige schoonheid, die met alle grote dichters en chansonniers van Frankrijk een leven en vaak ook het bed heeft gedeeld. In haar zwarte jurkje, met haar ravenzwarte haar, wellicht geholpen door een facelift of twee, maar in haar zinnelijkheid nog geen jaar ouder geworden: Juliette Greco. Zuchtmeisje aller zuchtmeisjes, kunstenares van de fluisterzang. Met haar huidige echtgenoot achter de piano, de man die heel toevallig ook de muziek componeerde voor Jacques Brel. Ze had de zaal aan haar voeten, en kon ook met haar respectabele leeftijd volkomen geloofwaardig zingen over handen op heupen, over opvlammende liefde en over vieux amants.
Met optredens van een licht beschonken Levi Weemoedt en de nog immer speedy Jules Deelder bleef nostalgie hoog in het vaandel staan, die nacht in Utrecht, maar de uitsmijter moest nog komen: Benjamin Clementine. Deze jonge zanger, blootsvoets, nonchalant pianospelend vanaf een barkruk, wist met zijn onwereldse stem de grote zaal muisstil te krijgen. Hypnotiserend, deze artiest. Zeker in het eindeloos durende nummer Condolence, waarin hij de breekbaarheid van Antony Hegarty paart aan de buigzaamheid van Al Jarreau. Om er maar eens een paar uitersten bij te halen. Hij was al eerder ontdekt door Lowlands en Vredenburg, maar nu kon hij voor het eerst aan een poëziepubliek laten zien, en horen, hoe je dat doet: achteloos zinnen en noten wegwerpen, die toch aankomen als een moker.