Donderdag 9 juni 2016 ontving Marieke Rijneveld de hoogste dichtersprijs van van Nederland: de C. Buddingh-prijs.
Haar liefde voor taal begon met het overtikken van ‘De steen der wijzen’, de eerste Harry Potter – ze had het boek geleend bij de bibliotheek en wilde het eigenlijk houden. Haar liefde voor poëzie begon bij haar logopedielessen: in het kamertje waar ze les had hingen schilderijen met gedichten erop. Als Marieke goed haar best deed, mocht ze die voordragen. ‘Zover is het helaas nooit gekomen,’ zegt ze, ‘maar thuis zocht ik de gedichten op en begon ik weer te schrijven.’ Het is dus maar goed dat Marieke Rijneveld (1991) naar logopedie moest, want anders hadden we niet kunnen genieten van de onstuimige kracht van haar teksten. Met haar bundel Kalfsvlies won ze donderdag terecht de C. Buddingh’-Prijs, de bekroning van het beste poëziedebuut van het jaar.
Welke plaats neemt dichten in in je leven?
‘‘Kalfsvlies is in een jaar tijd tot stand gekomen, maar sommige gedichten lagen al wat langer te weken. Ik ben begonnen met schrijven in eerste instantie om de wereld en mezelf te begrijpen, om dingen bij me te houden en te onderzoeken. Dat is nu nog steeds zo, maar het is groter dan dat. Het is nu een kunstvorm geworden en een manier om een eigen wereld te creëren. Het schrijven van gedichten en verhalen heeft mijn leven overgenomen. Ik voel me slecht als ik een dag niet heb geschreven of als een tekst of gedicht niet lukt, dan ervaar ik angst dat ik het kwijt ben, dat het een eenmalige literaire bevlieging was. En al heb ik inmiddels wel bewezen dat dat niet het geval is, toch sluimert die angst in mij. Voor het schrijven heb ik wel het een en ander moeten opgeven, maar ik kan me niet iets anders bedenken dat me meer gelukkig zal maken dan iedere ochtend aan mijn bureau te schuiven en te schrijven.’’
De vorm van je gedichten doet eerder denken aan proza dan aan poëzie. Hoe noem je het zelf?
‘‘Ik noem mijn gedichten “gedichten”. In mijn werk zit vaak een dwingend ritme, waarschijnlijk door mijn zowel Bijbelse als muzikale achtergrond. Veel beelden zijn ook gekunsteld, er zit een diepere laag in en de tekst staat op zichzelf zonder echt prijs te geven wat de conclusie is.’’
Waar begint een gedicht voor jou, ontstaat het vanuit een beeld, een woord, een zin?
‘‘Een gedicht begint bij mij vaak met een beeld. De eerste zin moet goed zijn, dan volgt de rest vanzelf, en waar dat dan heen gaat weet ik van tevoren zelden. Ik laat me leiden door het beeld en heb in Kalfsvlies veel gewerkt met ronde gedichten, waarbij ik weer eindigde met een beeld dat inhaakte op een eerdere zin. Tussen het begin en het eind gebruik ik veel metaforen die weer nieuwe beelden uitlokken, maar altijd weer netjes op hun pootjes terechtkomen.
Neem het gedicht ‘Verdrietvreters’. Ik woon op de vijfde verdieping van een studentenhuis en het stikt hier van de zilvervisjes die over de grond lopen of langs de muur. Ik knijp ze weleens kapot tussen mijn vingers, ze lijken uit stof te bestaan en in het niets op te lossen. Ik had ergens gelezen dat ze op vocht afkwamen, en toen bedacht ik me dat ze dan vast ook op verdriet afkwamen. Ik vond dat een mooi beeld en zo kwam ik op het idee om het te verweven met een meisje dat in haar dagboek terugleest over haar eerste kus die niet goed uitpakte, over de versies die ze was of wilde zijn, en over hoe ze een goede dochter voor haar vader kan worden: “Papa zegt dat oefening kunst baart, ik denk dat als ik mijn armen breed genoeg van elkaar houd er op een dag een dochter uit mij komt. Ik zou hem dan wekken en fluisteren: oefening baart een dochter, nu jij nog een vader.”
Fantasie en werkelijkheid staan dicht bij elkaar in mijn werk. In veel gedichten probeer ik iets vast te houden. Ik ben iemand die constant alles opmerkt: details, geuren, sfeer en weersveranderingen. De wereld is iedere dag weer nieuw, doordat de kleinste en gevoeligste details veranderen. Ik kan daardoor haast niets vasthouden. Dit heeft zowel fijne als vervelende kanten. Het kan me angstig maken, maar aan de andere kant zorgt het ervoor dat ik me kan blijven verwonderen als een kind, omdat niets me zo voorkomt als hoe ik het kende. Op school onthield ik geen informatie en daardoor heb ik amper kennis van de wereld, maar de mens en de natuur heb ik jarenlang geobserveerd zodat ik alle veranderingen zou opmerken. Ik probeer die verwondering en verwarring ook in mijn werk te stoppen. Alle thema’s waar ik me in verdiep en waarvan ik weet dat ik de informatie ga kwijtraken, probeer ik me eigen te maken door ze in mijn gedichten en verhalen te verwerken. Het is dus ook een manier geworden om te leren.’’
Wie zijn voor jou een voorbeeld, als het om schrijven gaat?
‘‘Ik heb maar weinig voorbeelden, ook omdat ik weinig literatuur en theorie kan onthouden. Ik kan wel zeggen dat ik een soort obsessie heb met Jan Wolkers. Een krantenartikel met zijn hoofd erop hangt dan ook boven mijn bureau. Als ik goed heb gewerkt, dan lijkt hij vriendelijker te kijken. Dan denk ik: ik ben goed bezig. Ik lees ook wel andere literatuur, maar ik vergelijk veel met Wolkers. Ik vind zijn manier van schrijven prachtig en heb door zijn werk ook geleerd om over schaamtevolle onderwerpen te durven schrijven en onverbiddelijker te zijn.
Qua poëzie is Anna Enquist een voorbeeld Haar werk was de eerste poëzie waarmee ik in aanraking kwam en dat is me altijd bijgebleven. Om iemand als voorbeeld te hebben, moet ik ook overeenkomsten voelen qua achtergrond en levenswijze. Van de jongere generatie voel ik veel verwantschap met Lize Spit, een goede vriendin van mij en een zeer goede schrijver.’’
Waarom verdien jij de C. Buddingh’prijs?
‘‘Ik denk niet dat ik meer dan de andere genomineerden de C.Buddingh-prijs verdien – we hebben er allemaal hard voor gewerkt. Inmiddels ben ik Kalfsvlies haast als een persoon gaan zien van wie ik ben gaan houden, en ik gun mijn bundel deze prijs dan ook uit liefde. Het is een mooie afsluiting van een heel fijn literair jaar waarin ik me zelf heb mogen ontwikkelen en veel lof heb mogen ontvangen. Daar ben ik heel dankbaar voor. Op de basisschool kregen we een krul op de hand als we goed gewerkt hadden. De C.Buddingh’-Prijs is een heel grote krul.’’
Wat betekent het voor je dat je gewonnen hebt? Is waardering of bevestiging belangrijk voor je?
‘‘Ik heb veel bevestiging nodig, en dat verafschuw ik weleens. Maar dat zal op den duur wel verdwijnen als ik meer werk heb gepubliceerd. De prijs zal denk ik een goede invloed hebben op mijn volgende werk – mijn debuutroman –, want het helpt me om meer op mezelf vertrouwen en van het schrijven te genieten. Van de week vroeg iemand of ik mijn succes wel waardeer. Ik zei toen dat succes het konijn van de buren is, voor je het weet zet je er je vork in. Ik ben heel dankbaar voor wat ik nu al heb bereikt, maar ik ben ook altijd streng voor mezelf. Het moet beter kunnen. Hierdoor ervaar ik soms veel druk. Dat is aan de ene kant goed, hierdoor blijf ik me ontwikkelen en zal mijn volgende werk weer een stap vooruit zijn als het goed is. Aan de andere kant zou het me ook meer rust geven als ik een keer de schommelstand op mijn nieuwe bureaustoel kan uitproberen en even achterover kan leunen en terugkijken op wat ik tot nu toe heb bereikt.’’