De vakantie staat voor de deur, dus het wordt tijd om de koffers te pakken. Reisschrijfsters Carolijn Visser en Iris Hannema zijn het liefst het hele jaar door op pad. ‘Nederland is heerlijk hoor, maar na een paar maanden thuis begint het alweer te kriebelen: op reis wordt alles op z’n kop gezet; je denkbeelden over de wereld, de ideeën die je hebt over jezelf.’
Is het niet gevaarlijk, reizen als vrouw alleen? Die vraag wordt Carolijn Visser en Iris Hannema geregeld gesteld. Al jarenlang reizen ze de wereld over, en schrijven ze over hun hun avonturen en inzichten. Carolijn Visser (1956) is een van de succesvolste reisschrijfsters van ons land. Al sinds haar negentiende reist ze voor haar beroep, met name naar (post)communistische landen. Haar eerste reisboek, Grijs China, kwam uit in 1982. Inmiddels heeft ze meer dan twintig titels op haar naam staan, waaronder Buigend bamboe – waarvan net een heruitgave is verschenen – en Argentijnse avonden.
Iris Hannema (1985) bezocht in haar eentje al bijna 100 van de 192 landen van de wereld. Haar eerste reisboek Miss yellow hair, hello! verscheen in 2014, en ze schrijft ook over haar reizen in Trouw, Zin en de Kampioen. Afgelopen maand verscheen haar tweede boek: Het bitterzoete paradijs.
Open haard
Natuurlijk, reizen als vrouw alleen levert soms best spannende situaties op. Zo werd Carolijn Visser op haar twintigste ontvoerd in Turkije, samen met een vriendin en twee anderen. ‘Met z’n vieren werden we naar een afgelegen plek gebracht waar twintig mannen stonden te wachten. Nu ga ik verkracht of vermoord worden, dacht ik, of allebei. Nee, dat was niet leuk,’ vertelt ze monter, en grapt: ‘Dat is wel het voordeel van ouder worden; zulke problemen heb ik nu minder.’
Het liep allemaal goed af; beter dan met een vriendin die in Nepal verdween en van wie nooit meer iets is vernomen, zegt ze. ‘Er kunnen natuurlijk rare dingen gebeuren, maar volgens de cijfers worden de meeste vrouwen verkracht of vermoord door iemand uit hun eigen omgeving. Dus het elders net zo gevaarlijk als thuis bij de open haard.’
Iris Hannema knikt. ‘Ik heb geleerd te vertrouwen op mijn eigen kunnen en op mijn intuïtie. Je ontwikkelt een neus voor onraad en sjacheraars. En je moet alert blijven. Ik zorg ervoor dat ik nooit alleen ben met twee mannen. Ik heb weleens meegemaakt dat ik alleen in een taxi zat en dat er even later een vriend van de chauffeur instapte. Dan stap ik meteen uit.’
Voor lul staan
De twee wereldreizigsters delen een onblusbare nieuwsgierigheid naar andere mensen, culturen en plaatsen. Beiden hebben ze een diepgewortelde onrust die hen altijd weer opzweept om er in hun eentje op uit te trekken. Maar ze gaan heel verschillend te werk. Visser beschrijft de cultuur en geschiedenis van een land vaak aan de hand van het persoonlijke verhaal van een individu, en gaat steeds meer de diepte in doordat ze landen, waaronder China, steeds opnieuw bezoekt. De eerste keer dat ze daar was, droegen iedereen nog blauwe Mao-pakken.
Iris Hannema trekt daarentegen als een jonge hond de hele wereld over en beschrijft vooral haar persoonlijke belevenissen, doorspekt met serieuze of grappige observaties en inzichten, zoals: ‘Wie op reis niet goed voor lul heeft gestaan, is ergens niet werkelijk geweest’ of: ‘Ontwortelen betekent dat thuiskomen niet voelt als een opluchting, maar als verslagenheid, als het begin van een rouwproces.’
Blue Lagoon
In Het bitterzoete paradijs ging Iris Hannema op zoek naar het paradijs op aarde. ‘Als ik thuis ben, sta ik vaak lang voor een wereldkaart of blader de Bosatlas door – dat doe ik als hobby. Nu kwam ik uit bij de Pacific en zag al die eilanden: de Salomonseilanden, Hawaii, Fiji, Samoa, Tonga. Ik kende de namen natuurlijk wel, maar ineens besefte ik: ze bestaan écht, en ik kan ernaartoe! Dat moet wel het paradijs zijn, dacht ik. Toen ik in een vliegtuig de film The Blue Lagoon zag, opgenomen op Fiji, viel alles op z’n plek en besloot ik op zoek te gaan naar het aardse paradijs.’
Reizen is verslavend, daar zijn beide vrouwen het wel over eens. Het mooie aan onderweg zijn is dat je het dagelijks leven steeds weer vanuit een ander perspectief ziet, vindt Visser. ‘Zekerheden verdwijnen. Op reis wordt alles op z’n kop gezet; je denkbeelden over de wereld, de ideeën die je hebt over jezelf. Door het reizen ontdekte ik hoezeer je wordt bepaald door de plaats en het gezin waarin je bent opgegroeid. Je leert te kijken door de ogen van andere wereldburgers, ook naar je eigen land en naar jezelf. In Nederland ga je naar het ziekenhuis en verwacht je door een arts te worden behandeld. In veel andere landen moet je eerst geld op tafel leggen en iemand omkopen, of zijn medicijnen niet voorhanden. Het is niet overal vanzelfsprekend dat je naar een politieagent kunt toelopen en niet bang voor hem hoeft te zijn. Zo begin je te zien wie je zelf bent geworden.’
Selma
Maar alleen reizen is niet voldoende – het schrijven erover is voor beiden essentieel, ook al vormt het werken aan een boek een heftig contrast met het zwervende bestaan. Is Carolijn Visser normaal gesproken veruit het grootste deel van het jaar – soms zelfs een jaar of twee – weg van huis, om een nieuw boek te schrijven trekt ze zich terug in haar appartement in Amsterdam, uitkijkend op de Peperbrug en het water van de Oudeschans.
In het najaar verschijnt Selma, het bijzondere levensverhaal van de Nederlandse joodse vrouw Selma Vos, die wist te ontkomen aan de nazi’s maar gevangene werd van Mao. Al maandenlang zit Visser stil en geconcentreerd te werken aan haar bureau. ‘Een totaal ander leven,’ verzucht ze, ‘maar ik zou reizen niet zo interessant vinden als ik er niet over schreef. Het is een heel andere manier van reizen dan wanneer je zomaar de Grote Muur bezoekt, of de Verboden Stad. Schrijven geeft het reizen een doel.’
Hannema knikt – ze herkent die drang te vertellen over haar avonturen. ‘Als ik er niks over zou schrijven, waar zou ik dan met al die informatie naartoe moeten? Dan zou alles vervagen en doelloos worden. Mijn aantekeningen zijn eigenlijk allemaal losse documenten en lange tijd weet ik niet precies waar het allemaal naartoe gaat. Maar op een gegeven moment ga ik zitten en schrijven. Dat hoeft niet per se in Amsterdam – bij dit boek zat ik op een atol bij Tahiti. Maar net als Carolijn moet ik wel op één plek blijven en niet bewegen, anders kan ik me moeilijk concentreren.’
Twee nachten
Dus nu het schrijven er (bijna) op zit, lonkt het vooruitzicht weer te kunnen vertrekken. Binnenkort vliegt Hannema terug naar haar atol Fakarava, waar ze niet alleen het paradijs vond, maar ook de liefde. Maar of haar reislustige aard daar tot rust komt? Dat kun je je nauwelijks voorstellen bij iemand die al 100 van de 192 landen op de wereld bezocht. Om ze allemaal te bezoeken is niet per se het streven, lacht ze, maar leuk zou het wel zijn. ‘Maar ik moet er wel minimaal twee nachten zijn gebleven, anders telt het niet mee.’
Carolijn Visser lacht. ‘Toen ik begon met reizen wilde ik ook alle landen een keer bezoeken. Dan zou ik ultieme wijsheid bereiken, stelde ik me voor, omdat ik dan alles wist wat er te weten viel in de wereld. Alsof je alle boeken in de bibliotheek hebt gelezen, zoiets. Maar ik had al snel door dat het onhaalbaar was. Onderweg gebeurden er bijzondere dingen, ontmoette ik allerlei mensen, dus wanneer kon ik een land dan eigenlijk doorstrepen? Ik raakte bijvoorbeeld al vroeg gefascineerd door China, en wilde daarnaar terug. Dat geldt voor meer landen die ik bezocht. De lijst komt nooit af. Er zijn nog een heleboel landen waar ik niet ben geweest en nog graag naartoe zou gaan. Peru, Bolivia, Brazilië… Dus ik moet opschieten.’