Het Amsterdams Fonds voor de Kunsten zou het mooi vinden als er een centrale ‘bruisende dansplek’ komt in Amsterdam. Maar zo’n Danshuis is toch juist getorpedeerd?
Het was opvallend: in de Inleiding Dans bij de toekenning van subsidies door het Amsterdams Fonds voor de Kunsten (AFK) voor de subsidietoekenningen 2017-2020 constateert men een ‘vurige behoefte’ voor een ‘danshuis’: een centrale plek voor ontwikkeling, productie en het tonen van dans. En wat jammer vond het fonds het dat die er niet is. De commissie adviseert het dansveld ‘om de komende periode met een frisse blik te bekijken wat er nodig is om zo’n plek te ontwikkelen.’
Zoiets noem je een gotspe. Want er is al twintig jaar lang naar zo’n plan gekeken. Sterker nog: in 2014 zou het er komen. Tot een van de deelnemers de stekker eruit trok.
Leren van eerdere plannen voor een Danshuis
Het idee voor een Danshuis in Amsterdam ontstond in 1993, toen Ger Jager (Danswerkplaats Amsterdam, later Dansmakers Amsterdam) en Gary Feingold (Henny Jurriëns Stichting) aan de koffie zaten in het café van de toenmalige danskathedraal Artemis. Een danscentrum voor de eigentijdse dans had Amsterdam nodig, met een nationale en internationale uitstraling. Er was immers een versnippering van dansinstellingen en een uittocht van talentvolle dansers en makers naar het buitenland.
In 2013 volgde uiteindelijk groot nieuws. De gemeente Amsterdam ging een ‘Danshuis Amsterdam’ met 1,8 miljoen euro ondersteunen waar ICKamsterdam, Dansmakers Amsterdam, de Henny Jurriëns Stichting en freelance dansers en choreografen terecht konden. Het Danshuis zou gehuisvest worden in de voormalige Stork-fabriek in Amsterdam-Noord waar Dansmakers Amsterdam al zat. Maar wat bleek: op het laatste moment trok Dansmakers Amsterdam zich terug uit het project. Het zou teveel financiële risico’s met zich meebrengen.
Zo’n 500 dansliefhebbers ondertekenden een petitie om de komst van het danshuis te ondersteunen, en een comité (met onder anderen Hans van Manen, Ted Brandsen, Krisztina de Châtel en Hedy d’Ancona) beval het plan aan. Maar het mocht niet baten.
Hoezo dus: ‘jammer dat er nu geen centrale plek voor dans is in Amsterdam’?
De morning after van het mislukken van het Danshuis
We zijn nu drie jaar verder. Dansmakers Amsterdam (DMA) zit nog in de (verbouwde) voormalige Stork-fabriek met dansgezelschap ISH, de DAT-school en CINEDANS. Op zich een interessante combinatie. Maar DMA vroeg subsidie aan voor de periode 2017-2020. En niet zo’n klein beetje ook. Sterker nog: het heeft zichzelf wellicht wat overschat.
De instelling die een jarenlange voorbereiding voor een Danshuis in nauwe samenwerking met andere partners vanwege ‘financiële risico’s’ afblies, begeeft zich nu financieel gezien op wankel ijs. Dat stellen de beoordelaars van de aanvragen immers. DMA deed het Amsterdams Fonds voor de Kunsten een verzoek van maar liefst €700.000, terwijl het voor de periode 2013-2016 per jaar € 399.570 kreeg. Het AFK kent het echter € 155.000 toe. Dansmakers vroeg dus bijna het dubbele en krijgt nu minder dan de helft terug.
Aan het Fonds voor de Podiumkunsten vroeg DMA € 185.000. Het krijgt daar 0 euro. Maar dat kreeg het ook voor de periode 2013-2016. Al bij al had DMA dus grootse plannen. Als ontwikkel- en productiehuis met podium in Amsterdam-Noord vroeg het in totaal € 885.000. Dan is €155.000 een beetje een domper.
Waarom is DMA zo weinig toegekend? Verschillende redenen: de commissie vindt de bedrijfsvoering over het geheel genomen niet sterk; de haalbaarheid van de begroting is in grote mate afhankelijk van substantieel meer inkomsten uit subsidies; de kosten voor directie zijn ‘zwaar ingezet’ en uit verhouding met de totale kosten.
De kosten voor de directie zwaar ingezet? Wat wil dat zeggen? De jaarrekening van 2015 vermeldt € 55.000 voor de directie (algemeen directeur is Suzy Blok) en € 50.000 voor de zakelijke leiding (Ger Jager). Best leuke (part-time) jaarsalarissen maar geen exorbitante bedragen. Hoe de directiekosten bij de aanvraag van € 700.000 bij het AFK volgens datzelfde fonds ‘uit verhouding’ liggen kan het Fonds bij navraag niet vermelden.
Voorlopig geen bruisend danshuis
De vroegere samenwerkingspartners ICKamsterdam en de Henny Jurriëns Stichting zitten nu verspreid over de stad. ICKamsterdam doorstond de nieuwe subsidieronde 2017-2020 goed en krijgt lof (en geld) voor haar vestiging in de Meervaart en de Henny Jurriëns Stichting ontvangt eveneens lof (en geld) voor haar vestiging in de voormalige Chassé kerk, een danscentrum opgericht door eigengereid, zelfstandig ondernemer Lenny Balkissoon.
Toch voelen deze partijen zich enigszins bedonderd. Want het liefst zaten ze samen met Dansmakers in een danshuis. Dat een dag voor de door de gemeente gestelde deadline (de huurcontracten voor een prachtig nieuw pand waren al getekend) alles in het water viel, was enorm frustrerend. Vreemd genoeg gaf de politiek geen kik, terwijl er maar liefst € 300.000 door de gemeente geïnvesteerd was in de ontwikkeling van het huis. Opgebrand geld dus.
En nu?
Er is geen centrale dansplek in Amsterdam. En zeker ook geen bruisende. Zelfs Dansmakers wist in de nieuwe locatie volgens de commissie van AFK geen ‘bruisende plek voor makers en publiek’ te formuleren. Laat staan een ‘verbinding te maken’ met de andere danspartners in het Stork-gebouw. Een eilandcultuur is een hardnekkige aandoening die helaas overal in de danswereld heerst.
Maar daar is Benien van Berkel (destijds zakelijk leider van ICK en co-voorzitter van het Theater en Dans-overleg in Amsterdam) het niet mee eens. Natuurlijk heeft elk dansgezelschap (vaak verbonden aan één maker) een eigen bloedgroep en signatuur en knokt iedereen bij het verdelen voor de subsidies. Maar de laatste jaren is samenwerking tussen dansinstellingen in de hoofdstad er alleen maar beter op geworden. Zie een gezamenlijke stand en podium op de Uitmarkt en het dansplatform BAU.
De werkelijke reden waarom Dansmakers zich terugtrok uit de plannen voor een centrale dansplek, daar kan ze alleen naar gissen. Voordat Het Nationale Ballet en De (toen nog) Nederlandse Opera hun ruggen omdraaiden en echt samen gingen werken duurde ook even. Het plan voor de Stopera – nu Muziektheater – was er bovendien al in 1960 om pas in 1986 opgeleverd te worden.
Van Berkel is dus een optimist. Want in hoeverre structurele samenwerking tussen danspartners in een gebouw an sich in Amsterdam kan slagen, moet nog bewezen worden. Vooral wanneer er heel veel bouwgeld nodig is buiten de reguliere budgetten van de instellingen om. Tel daarbij de nieuwe subsidietoekenningen op die bij een aantal dansinstellingen erin hakten en het zicht op een nieuw danshuis is extra troebel.
In 010 kan het wel
In Rotterdam doen ze in ieder geval een stuk minder moeilijk over danshuizen. Eind 2018 betrekt Conny Janssen Danst op initiatief van nota bene de gemeente Rotterdam een nieuw onderkomen in de voormalige Fenixloodsen op Katendrecht. ‘Het Huis Conny Janssen Danst’ moet volgens de aanvraag een broedplaats worden waar rondom de dans allerlei activiteiten en ontmoetingen plaatsvinden. Een simpele formule die hopelijk goed gaat slagen.
Bekijk hier het advies van het Amsterdams Fonds voor de Kunst en hier van het Fonds voor de Podiumkunsten.
Ook een mening over een centrale dansplek in Amsterdam? Post die onder dit artikel of in de sociale media wanneer we het delen!
Update: Er is ook na dit artikel contact geweest met Dansmakers Amsterdam. Een gesprek is uiteindelijk uitgesteld wegens veranderingen en bestuursbesprekingen.