Van een land waar een giraf ontleed wordt voor kinderen als vakantie-attractie, hoef je geen zoetsappige roze Disneyopera te verwachten. En dat is Intet (= Niets) dan ook niet. Denk Lord of the Flies, plaats van handeling: een vredig Deens dorpje. Denk ook: Søren Kierkegaard – want filosofie. Ook bepaald geen lolbroek.
Het verhaal
Intet is gebaseerd op het gelijknamige jeugdboek van Janne Teller, dat in 2001 een hit werd in Denemarken en daarbuiten – 26 vertalingen kwamen inmiddels uit. Het verhaal van het boek gaat over de betekenis van het leven, en is naast een filosofisch verhaal ook een griezelverhaal. Of in elk geval een barsk fortælling, een sombere vertelling.
Na de vakantie vertelt Pierre-Anthon aan zijn klasgenoten van 7D [hints]De Deense basissschool loopt tot de negende klas, een soort middenschool eigenlijk [/hints] dat niets betekenis heeft. ’Niets heeft betekenis, dat weet ik al lang. Dus heeft het ook geen betekenis om iets te doen, daar ben ik net achter.’
Met die woorden verlaat Pierre-Anthon zijn schoolklas. Naar school gaan heeft immers ook geen zin. Hij klimt in een pruimenboom naast school en bekogelt zijn klasgenoten met pruimen en zijn nieuwverworven nihilistische inzichten, als ze voorbijkomen. Die vinden hem eerst stom, maar als Pierre-Anthon persoonlijk wordt en flauwe grappen begint te maken over de dingen waar zij nou juist hun ziel en zaligheid in steken, slaan ze terug. Eerst met woorden, dan met stenen. Dan krijgt Sofie, de kleinste van de klas, een lumineus idee: we laten Pierre-Anthon zien wat wél betekenis heeft. Iedereen moet bijdragen met iets, een voorwerp, dat betekenis voor hen heeft. Uiteindelijk moet dat overweldigende bewijs, die Berg van Betekenis hem dan wel overtuigen.
Een offer moet pijn doen
In een verlaten houtzagerij gaat de klas als een geheim genootschap te werk, vliegend onder de radar van ouderlijk toezicht. De klasgenoten houden Pierre op de hoogte onder het ’bouwen’, maar zelfs in aanbouw maakt hij de Berg al belachelijk. Hij twijfelt eraan dat de échte belangrijke dingen op de berg komen als je zelf mag beslissen waarvan je afscheidt neemt – die houd je voor jezelf. Die Berg is niets anders dan een Berg Afval. Nee, laat de anderen maar beslissen wat jij moet geven.
De logica van die redenering ontgaat de klasgenoten niet, dus ze veranderen de regels. Wie zelf iets offert, mag daarna een ander aanwijzen en zeggen wat die moet offeren. Dan loopt het uit de hand. Betekenis is niet langer de belangrijkste drijfveer. De pijn die je voelt door iets wezenlijks te moeten opgeven, offeren zelfs, zal de ander ook voelen. Moet Agnes haar lievelingssandalen opgeven? Dan moet Gerda haar hamster offeren. Andere huisdieren gaan eraan. Een meisje moet haar vlechten afknippen. Een vaderlandslievende jongen moet de Deense vlag inleveren, een vroom jongetje een kruisbeeld. Het overleden broertje van een van de klasgenoten moet met kist en al op de Berg. Een meisje moet haar maagdelijkheid offeren, een jongen die mooi gitaarspeelt een vinger.
Maar Pierre blijft het allemaal niets vinden en bespot hun offers. Zelfs als de Berg van Betekenis in al zijn gruwelijkheid in het nieuws komt en wordt aangekocht door een kunstmuseum. Dat is niet niks, toch? Maar verliest betekenis niet aan waarde als je die kunt verkopen, sart Pierre. Uiteindelijk komt hij de Berg bekijken en vindt die, hoe verrassend, niets. En dan straffen zijn klasgenoten hem op gruwelijke wijze. Met betekenis valt niet te spotten.
De opera
Tot zover het verhaal, nu de opera. Die is in opdracht van The Royal Opera in Londen en het Glyndebourne Festival geschreven door componist David Bruce en librettist Glyn Maxwell. De wereldpremiere vond plaats in 2016 in Glyndebourne. Het is hun tweede samenwerkingsproject, eerder schreven ze de kameropera The Firework Maker’s Daughter. Beiden staan in de Britse klassiek-moderne tradities van Benjamin Britten en W.H. Auden. Maar een vleugje West Side Story van Bernstein, en zelfs To Axion Esti van Theodorakis, is toch ook wel af en toe te horen in de opzwepende koorstukken.
Glyn Maxwell staat bekend om zijn toegankelijke teksten, onnadrukkelijk alledaags maar toch bijzonder. In de Deense vertaling komt het alledaagse tot uiting door de vele Engelse uitdrukkingen. Maar het past allemaal. Al is het eigen geluid van Janne Teller wel verloren gegaan in de vertaling van Deens naar Engels en dan weer terug.
Het koor, bestaande uit studenten van het Jyske Musikkonservatoriet [hints]Jysk is het bijvoegelijk naamwoord van Jutland, het Deense vasteland – waar Aarhus ligt. In het Deens: Jylland. De y spreek je uit als uu. En ja, interieurknaller Jysk komt inderdaad uit Jutland [/hints] en jongeren uit TalentU, de jongeren afdeling van de Jyske Opera, vormen klas 7D. En dat doen ze heel knap. Alle koorstukken staan als een huis. Het enige wat jong en te licht klinkt, zijn een paar kleine solopartijen van koorleden, die nauwelijks boven het orkest uitkomen.
Een jonge cast
De vijf hoofdrollen worden gezongen door jongere, professionele zangers aan het begin van hun carrière. Matthias Hedegaard is wellicht geen onbekende in Nederland aangezien hij meerdere malen tenorpartijen heeft gezongen in oratoria met de Nederlandse Bachvereniging. Maar hier zingt hij een zingt een soepele, vileine Pierre, van wie je goed begrijpt dat hij nog steeds zo’n overwicht heeft op de klas waar hij zich van heeft losgemaakt. Sopraan Sofie Elkjær Jensen zingt een brave Agnes, die iedereen bij elkaar wil houden. Mezzo-sopraan Johanne Højlund klinkt vooral erg mooi als ze laag zingt. Haar Ursula overtuigt alleen niet erg, maar dat ligt niet zozeer aan haar. Karl, gezongen door bas Jakob Vad en gitarist Johan, gezongen door counter-tenor Daniel Carlsson, hebben last van hetzelfde. Karl is een onbegrijpelijk bazige pestkop geworden, en Johan een paljas met lach-of-ik-schiet-gebaartjes. Dat ligt aan het libretto.
Dramatisch libretto
Het libretto is, uit de aard der zaak, een ingedikte versie van het boek. Probeer 128 pagina’s groepsdynamiek van jonge teenagers met twintig personages maar eens om te zetten naar krap twee uur opera inclusief pauze.
Dus heeft Maxwell ervoor gekozen om een aantal personages samen te voegen in één operarol – behalve Pierre. Maar die heeft de helft van zijn naam ingeleverd. Agnes is samengesteld uit meerdere personages uit het boek, en hetzelfde geldt voor de andere hoofdrollen. Waar in het boek elk personage worstelt met zijn of haar eigen definitie van ’betekenis’ en verlies, en er een lappendeken aan betekenissen ontstaat, wordt in de opera elk personage een symbool voor een betekenis: Vaderlandsliefde, dierenliefde, religie.
Maar hij verandert nog meer wezenlijke dingen aan het verhaal. Zo ontstaat er een ’love interest’ tussen Pierre en Agnes, die in het boek niet voorkomt. Ook ontstaan er spanningen tussen ’de jongens’ en ’de meisjes’ als groepen, die in het boek marginaal aanwezig zijn maar in de opera veel meer. Waarschijnlijk om de koorstukken dramatischer te maken.
Het opgegraven broertje was blijkbaar te eng en werd vervangen door een hond. Door het schrappen van de personages Hussain en Anna-Li, het Koreaanse meisje, wordt Denemarken weer wit. Om nog maar te zwijgen van de verkoop van de Berg van Betekenis aan het museum: die is ook eruit geknipt. En de volwassenen? Afwezig. Maar aan het eind van de opera, als klas 7D de zelf veroorzaakte ravage onder ogen ziet en betreurt, klagen ze wel over de grote mensen, die hun hadden moeten helpen.
Wat overblijft
Houden we dus een opera over, die in het begin wel overtuigt, maar tegen het einde als logische vertelling in elkaar zakt. Je weet dat het in tranen gaat eindigen, en het strompelt naar zijn gruwelijke einde, geholpen door de schok- en griezeleffecten. Vooral in de scène waar de Deense vlag geofferd wordt, hakt erin bij de zaal: het is doodstil.
Kortom, ensemble en orkest onder leiding van Søren Kinch spelen heel mooi, en ze kunnen een verhaal vertellen dat overtuigt – in die zin, dat het (overwegend jonge) publiek geboeid was, en bleef. ’Niets’ is niet niets, maar had meer kunnen zijn. Het boek had beter verdiend.