Voor nieuwe muziek geldt dat de oeruitvoering vaak ook meteen de laatste keer is dat een stuk gespeeld wordt. De partituren wacht het archief of de stoffige lade; opnamen zijn nergens te vinden. David Dramm zoekt naar deze pareltjes van stilgevallen noten. Die presenteert hij in het Weeshuis van het Holland Festival: drie avonden vol vergeten composities uit de rijke festivalgeschiedenis die wachten op (her)ontdekking.
“In het digitale tijdperk komt er namelijk nog een andere illusie bij: dat alles te vinden is. En dat is he-le-maal niet zo! Zeker voor muziek geldt dat!”
Niet bekend
“In de programma’s van het festival vanaf 1948 ben ik gaan kijken naar de kamermuziek-stukken; werk voor grotere bezetting is hier niet te doen”, vertelt David Dramm in Splendor. Het voormalige badhuis in hartje Amsterdam is de plek waar grenzeloos geëxperimenteerd kan worden: werkplaats, repetitieruimte en concertlocatie van en voor topmusici uit binnen- en buitenland. Hier strijkt ook Dramm’s ‘Weeshuis’ neer. Een zaal van intiem formaat en met esprit vol ongebreidelde passie voor het ongehoorde geluid. Hoe toepasselijk, want Dramm “kwam heel veel stukken tegen die [hem] helemaal niet bekend voorkwamen”.
Canon als illusie
Dramm (Illinois, 1961) is zelf componist. Hij studeerde bij Robert Erickson, Louis Andriessen en Earle Brown. Dramm heeft een eigenzinnige kijk op de muziekgeschiedenis. Kom hem niet aan met een canon. Dramm: “We leefden ooit, maar niet lang, onder de illusie dat er iets was als Klassieke Muziek en dat er zoals was als een canon die eeuwenlang zou doorgaan, waaraan elke nieuwe generatie een paar nieuwe stukken zou toevoegen. Maar wat blijkt: zo werkt de muziekgeschiedenis dus niet. Ook niet in de tijd van Bach, noch die van Beethoven of Haydn – niemand had iets met muziek van 5 of 50 jaar eerder.”
Vergeten is normaal
Vergeten is volgens Dramm de normale gang van zaken: “Het is pas bij reproductie, bij radio, platen en cd’s, dat de illusie wordt gewekt dat we alles uit het verleden nemen en meenemen. We maken dus radio- en tv-programma’s en platen van oude dingen. Het is een productielijn, want inmiddels bekend terrein. Dat gaat uit van dat ene bepaalde idee van cultuur; de canon.”
Niet opwarmen
Dramm ziet een parallel met de zestiende eeuw waarin nieuwe stukken aan de lopende band geproduceerd werden (en het oude werk met het badwater werd weggegooid) en het digitale tijdperk van vandaag de dag: “Omgang met muziek is dynamisch en veranderend en dus niet van bewaren en opnieuw opwarmen en opdienen. De enige uitzondering is een golf van nieuwe technologie die de kop opsteekt. Daarvoor hebben we dan content nodig. Dus pakken we oude dingen die zetten we dan daarop. Dat is vastleggen. Daaruit ontstaat de illusie van een vaste canon.”
Die kun je immers verzamelen, bezitten en daarop kun je teruggrijpen. Met de nadruk op: terug. Tegenwoordig is online muziekconsumptie – zappend, met korte aandachtsspanne – er ook een van hap-snap-en-door.
Alles te vinden?
John Cage sprak echter al van: “platen die het [muzikale] landschap vernielen”. Het ging de Amerikaanse componist om de onmiddellijk(st)e luistervaring. En ook: om het niet vast kunnen houden. Dat ook niet willen trouwens. Opnamen staan dat in de weg. Dramm stemt in en trekt die notie breder: “In het digitale tijdperk komt er namelijk nog een andere illusie bij: dat alles te vinden is. En dat is he-le-maal niet zo! Zeker voor muziek geldt dat!”
Zoals het hoort
Niets wordt meer vergeten tegenwoordig? Was het maar zo, maar het tegendeel blijkt waar. Al wordt de vindbare fractie voor alles aangezien en uit den treure herhaald; op radio, tv, cd en op concertpodia. Wee je gebeente als je anders speelt dan op de gekende cd, zelfs. Die verrassing kan menig concertbezoeker tegenwoordig niet aan. Die verwacht wat hij kent, zoals hij het kent en vindt dat “het hoort”.
Twee doelen
Glunderend spreekt Dramm liever van “een groot avontuur”. Voor hem is de muziekgeschiedenis er één vol energie vooruit. Op het verwoeste landschap dat Cage voor zich zag, gesloopt door platen, cd’s en nu Spotify of YouTube, zet Dramm nadrukkelijk muziek die hij gevonden heeft, die nergens te vinden wás. Hij struint rond door de gangen van het archief van het Muziekcentrum van de Omroep in Hilversum: “Tienduizenden stukken liggen daar. Het is dus onbegonnen werk om alles te gaan spelen, maar met Het Weeshuis hebben we twee doelen. 1. Laten horen dat er veel meer is dan je online kunt vinden. En: 2. De muziek die we wel uitvoeren, zo toegankelijk mogelijk maken.”
Het volle pond
De ambitie van Het Weeshuis reikt verder: “We gaan voor het volle pond, zoals het ook niet genoeg is om een film uit 1955 om te zetten en op je telefoon te kijken. Dat betekent: de partituren komen online beschikbaar en de composities worden ook mooi opgenomen met topmusici en zo scheppen we een catalogus – géén canon!” Die opnamen zijn in volle glorie op de Weeshuis-site te vinden.
Tegengestelde bewegingen
Dramm is voor de programmering van Het Weeshuis van het Holland Festival nadrukkelijk op zoek gegaan naar tegengestelde bewegingen; wrijvingen of botsingen zelfs. Zoals bij de combinatie van Jan van Vlijmen en Misha Mengelberg op de eerste van drie avonden.
Het licht volgen
Dramm: “In Van Vlijmen’s Serie per sei strumenti (1960) hoor je een componist die meent muziek van de toekomst te schrijven. Als een architect zet hij de muzikanten neer. Hij heeft alles uitgezocht en nauwkeurig bepaald; zij moeten doen wat er staat. Van Vlijmen zag de Grote Sprong Voorwaats en volgens hem moeten componisten dus licht schijnen op wat er komen gaat – musici dienen slechts te volgen.” Dramm benoemt Van Vlijmen’s strengheid en waardeert tegelijk de complexe virtuoziteit; de grote muzikale puzzel vol zelfvertrouwen.
Open gooien
“Heel fascinerend”, vindt Dramm, “dat je in een korte tijdsperiode naast Van Vlijmen ook een totaal verschillende visie als die van Misha Mengelberg had. Op zich was het al een wonder dat het werk Omtrent een componistenactie (1966) destijd geprogrammeerd was. Mengelberg had een radicale visie – een wereld van verschil met Van Vlijmen – over de rol van de componist en de musici. Bij hem werd alles opengegooid en de vrijheid warm welkom geheten. Geïmproviseerde muziek bestond niet in de vorm die we nu kennen. Klassiek geschoolde muzikanten moesten dus los gaan in de cartooneske, vindingrijke en grappige compositie. Daarin hoor je een mengelmoes van stijlen die zich in Mengelberg’s hoofd afspeelde.”
Twee keer
Live in Splendor worden de stukken gespeeld in de vorm van korte sets van twintig minuten. Je hoort de werken bovendien twee keer. Tussendoor is er een kort gesprek van Dramm met gasten. “Al jaren is een stuk niet meer gespeeld”, zo vertelt hij: “dan is het heel raar om het maar een keer te spelen. Je kunt er niet naar terugkeren; niet online, niet op cd. We geven je een tweede kans. Dan hoor je toch andere details, finesses. Of je beleeft het nogmaals opnieuw met de context uit het gesprek.”
Plus: sommig materiaal is geen tweemaal hetzelfde qua uitvoering, zoals het stuk van Mengelberg. Alleen daarom al is een tweede keer een buitenkans. En later kun je altijd nog alle tijd nemen voor nog meer verdiepend luisteren als de opnamen online staan. Of, nog leuker, met de hervonden partituren die je op de site kunt vinden, zélf de stukken nieuw leven inblazen.
John Cage over de vernietigde invloed van platen en opnamen op het muzikale landschap: Records Ruin the Landscape: John Cage, the Sixties, and Sound Recording, David Grubbs, Duke University Press, 2014.
Het Weeshuis van de Nederlandse muziek: verzamel- en archiefpagina bij de VPRO, partner van het Weeshuis.