Kunst op een muziekfestival verwordt vaak tot decoratie, maar dat geldt zeker niet voor het Groningse CLASH. ‘We willen niet dat kunst in de programmering wegvalt, maar dat het juist de volle aandacht krijgt. Dat verdient het volgens ons ook,’ vertelt organisator Milou de Boer. Vijftig procent van het programmeringsbudget van CLASH gaat naar de kunst en dat was te zien. Een groot wapperend doek, een vonkenregen en 14 zingende glazen stolpen botsten op de dreunende elektronische beats en hielden stand – ook na middernacht toen het publiek hier en daar behoorlijk aangeschoten begon te raken.
De laatste editie van CLASH dateert van 2011, maar drie ambitieuze Groningers maakten dit jaar een einde aan zes jaar radiostilte en bliezen het festival nieuw leven in. Milou de Boer, Joachim de Vries en Niels Meijer misten een plek waar beeldende kunst en elektronische muziek samenkwamen. ‘We missen iets in Groningen dat op deze manier kunst interessant maakt voor mensen die niet zo vaak naar musea toegaan,’ vertelt Meijer. Na drie preparty’s en de editie CLASH XXL van afgelopen weekend is CLASH weer een feit.
Kunst als een totaalervaring
De kunst op CLASH is niet het standaard schilderijtje aan de muur, vertelt Meijer: ‘We zijn echt op zoek naar een totaalervaring.’ CLASH haalt de kunst weg uit de museale context. ‘We laten de kunst niet in de gebruikelijke white cube zien,’ vult De Boer aan. Er wordt wel vaak wel een knipoog naar die neutraal witte, museale ruimte gemaakt. De Boer: ‘We hebben overal heel kleine museumbordjes, maar dan op plekken waar je ze normaal niet tegen komt.’ Zo zie je op CLASH museumbordjes bij het stopcontact, bij de biertap, of bij een brandweerslang.
Weval stelt het hoogtepunt uit
Headliner van CLASH, Weval, verkocht binnen een paar dagen Amsterdam Paradiso uit, ook bij het Grand Theatre staat er een rij voor de deur. Laag voor laag bouwt Weval hun openingstrack met schijnbaar simpele motieven op. De beat blijft eerst uit: het publiek kan enkel toekijken hoe het producers-duo met gedraai aan knopjes een landschap van melodieën laat ontstaan. Met tracks als Gimme Some is Weval in staat om het publiek snel tot extatische hoogten te brengen, maar nu frustreren ze het publiek bewust. Ze teasen het bijna. Zoals het een goede minnaar betaamt, stelt Weval het hoogtepunt uit. Wanneer de beat eindelijk valt, wordt die dankbaar met gejoel ontvangen.
Met die elektronische muziek zit het dus wel goed op CLASH, maar weten de kunstinstallaties de fijne beats te overstemmen?
‘Ik vind het een beetje eng’
Ik besluit het zelf te onderzoeken en sta om 1 uur ’s nachts voor een gigantisch oranje vierkant. Het is een doek gespannen tussen een groot metalen frame. ‘Dit is Flap Flap,’ vertelt kunstenaar Philip Vermeulen. Het publiek, veelal met een biertje in de hand, mag van hem best iets dichterbij komen. Door de mechanische bewegingen van de paal in het midden van het doek begint Flap Flap te bewegen. Eerst nieuwsgierig, alsof het zijn eigen bewegingsvrijheid ontdekt, dan steeds zekerder. Vermeulen spreekt zelf van een high frequency fuck machine en die observatie is de man naast mij niet ontgaan, hij maakt er een schunnig grapje over. De man voor mij zet een stap achteruit en zegt gespeeld tegen een vriend: ‘Ik vind het een beetje eng’.
Waar het geluid van Flap Flap eerst nog iets van geflapper heeft, beweegt de installatie al gauw zo snel dat het met een geratel als een drilboor de dreunende muziek van het feest beneden overstemt. De man voor mij zet nog een stap achteruit- nu niet gespeeld. Zelf blijf ik ook op een veilige afstand: ‘wat als een punt van het doek losschiet?’ Het is iets waar Vermeulen bewust mee speelt, vertelt hij de volgende dag: ‘Ik probeer mijn installaties zo te maken dat je ze als publiek niet helemaal vertrouwt.’ Door de snelle schokken is er van het vierkante vlak weinig meer over, de patronen hypnotiseren; ik zie een woestijnlandschap in een storm. Wanneer Vermeulen speelt met het licht, lijkt het oranje vlak op te gloeien als een tropisch dier dat zich opblaast om een paringsdans te doen. Het publiek moedigt het joelend aan.
Set fire to the rain
De installatie Rain van Pelle Schilling lijkt eveneens gevaarlijk. Om zijn installatie te betreden moet het publiek een geluidswerende koptelefoon op. Rain is een installatie van vijf bij vijf meter met vijfentwintig slijptollen. Schilling verwonderde zich als kleine jongen in de metaalwerkplaats van zijn vader over de vonkenregen die de lassers daar creëerden. Hij laat het publiek voor een kort moment diezelfde verwondering ervaren. Met een enorm geweld beginnen de slijptollen vuur te spuwen. Een bezoekster wandelt met ijzeren paraplu en jas sereen onder het geweld door en we zien hoe de vonkenregen van haar afketst.
De beat van druppelend water
De grens tussen kunst en muziek blijkt op CLASH langzaam te vervagen. In de kelder van de VERA en bots ik op de minder toegankelijke muziek van Red Brut. Is het wel muziek? vraag ik me af, is dit niet meer een performance? Brut staat achter een tafel waarop cassettebandjes zijn uitgestald. Op iedere kant van het bandje zit een ander geluid, door Brut zelf opgenomen. Het geluid van een afvoerputje en een voorbij rijdende trein, ze zet ze live improviserend onder elkaar. Wonderbaarlijk genoeg ontstaat er een beat- geen dansbare, maar wel een fascinerende.
In de Foyer van het Grand Theatre draaien verschillende lokale DJ’s en gaat het feest los. Via de dansvloer vol jonge hippe Groningers vind ik in de bovenzaal van het Grand een plek van verstilling bij de film THE VANITY OF VANITIES. De zwart-witbeelden van Anne Senstad tonen een verwoestende zee, waarvan de golven op steeds andere rotsen uiteenspatten. In het woeste feestgeweld herinnert ze ons aan de tijdelijkheid en ijdelheid van het leven. Ga dus maar weer dansen, want voor je het weet is het voorbij.
Reflectie en bezinning op de zondag
De tweede dag van CLASH staat in het teken van reflectie en bezinning. In paneldiscussies wordt op de roes van de voorgaande avond gereflecteerd. De Boer: ‘We vinden het belangrijk dat je kunt napraten over wat je hebt meegemaakt.’ In het eerste panelgesprek wordt dan ook ingegaan op de kunstbeleving. Vooral het wetenschappelijk perspectief van neurowetenschapper Iris Sommers is daarbij interessant. Zij zegt dat we doorgaans op onze zintuigen vertrouwen, maar kunst onze zintuigen uitdaagt en ons dus vraagt opnieuw te kijken, opnieuw te luisteren: ‘Art just doesn’t fit the picture.’ Kunstenaar Philip Vermeulen vult haar aan: ‘When you go over your senses the beauty kicks in: The ego dissolves.’
The beauty kicks in
Dat klinkt zweverig, ware het niet dat ik het kort daarvoor zelf ondervond bij Tune van Bouke Groen: Terwijl ik de trap van nachtclub Oost op loop, hoor ik in plaats van de doorgaans bonkende techno, een zacht hoog gezang. Op sokkels staan omgekeerde glazen stolpen in rijen opgesteld. Naast de hoge tonen klinkt het zachte gekraak van de kabels die aan de stolpen verbonden zijn. Door elektrische trillingen beginnen de glazen te zingen. Het geeft het geluid van een vinger over kristallen wijnglas. Met 14 tegelijk klinkt het constante zoemen als de piep in je oor. Het stoort me. Ik luister tot mijn ongemak verdwijnt, na vijf minuten geef ik me over en merk ik hoe het geluid mijn gedachten overstemt. In de hoge tonen vind ik een plek van verstilling – daar kan geen yogales tegenop.
Een kritische vraag
In de panels op de zondag lijkt er vooralsnog geen clash te zijn; het is een ontspannen moment van contemplatie. Maar dan komt toch een kritische vraag uit het publiek. Een toeschouwster vraagt zich af waarom er maar één vrouw op het toneel zit. De moderator antwoordt eerlijk: ‘Ik weet het niet.’ Uit nieuwsgierigheid begin ik terug te tellen: waar de verdeling kunst en muziek in balans is, is het aantal vrouwen zeker niet fifty-fifty. ‘Ik was het eens met die kritische noot uit het publiek. We zijn ons ervan bewust en we gaan er in de toekomst zeker iets mee doen,’ verzekert De Boer me. Dat TINKEBELL de afsluitende keynote geeft, maakt in ieder geval veel goed.
‘Kunst kan de wereld redden!’
Kunstenares TINKEBELL – inderdaad, die van de kattenhandtas – schuwt de confrontatie niet.
Ze vormt daardoor de perfecte afsluiter voor CLASH: ‘Als ik het met iemand eens ben, zeg ik het, als ik het ergens niet eens ben, schreeuw ik het. Clash is de story of my life,’ verzucht ze. Haar keynote is los en innemend met tal van zijspoortjes. Er is één duidelijke lijn: TINKEBELL gelooft dat kunst de wereld kan redden. Dat is volgens haar de reden waarom Thierry Baudet – uit wiens toespraak TINKEBELL citeert – vindt dat de kunstenaar hem ondermijnt.
Met TINKEBELL’s keynote eindigt CLASH in een hoopvolle lofzang op de kunst. CLASH bewijst dat die kunst ook op een muziekfestival stand weet te houden en de volle aandacht verdient. De volgende editie laat vast niet weer zes jaar op zich wachten.