Onlangs werd een petitie gestart voor herstel van de persaccreditatie van Olivier Keegel door De Nationale Opera. Hij krijgt geen perskaarten meer omdat hij zich op het blog Operagazet en in Het Parool veelvuldig negatief uitliet over de programmakeuzes van Pierre Audi. Bovendien hekelde hij diens voorliefde voor ‘regisseurstheater’, waarin volgens hem de inhoud ten prooi valt aan een vergezochte ‘visie’ van de regisseur.
Vaak ben ik het hartgrondig oneens met Keegel. Zoals met zijn potsierlijke kruistocht tegen de productie Aus Licht rond Karlheinz Stockhausen. Ook moet ik weinig hebben van de harde toon waarop hij zijn bezwaren kenbaar maakt. Toch heb ik de petitie ondertekend. Tegenstemmen zijn noodzakelijk voor kunstenaar of kunstinstelling om de eigen visie nóg scherper te formuleren.
Bij de nieuwe productie van Tannhäuser van Richard Wagner zou Keegel zijn hart overigens kunnen ophalen. Regisseur Christof Loy volgt Wagners – zelfgeschreven – libretto op de voet. Met subtiele gebaren maakt hij de hypocrisie rond hoofse en zinnelijke liefde schrijnend invoelbaar. Daarbij maakt hij gebruik van even simpele als inventieve spiegelingen.
Onder keurig oppervlak woeden vleselijke lusten
Ten eerste is daar het toneelbeeld. Vier uur lang zien we de imposante salon van een negentiende-eeuwse herenclub. Deze fungeert als broeierig liefdeshol van Venus en Tannhäuser, als zangersburcht en zelfs als kerk.
Tijdens de ouverture vergrijpen de zangbroeders zich – in jacquet – aan superjonge ballerina’s en aan elkaar. Vervolgens reageren zij ontzet op Tannhäusers onbekommerde lofzang op seks; enkel dankzij Elisabeth wordt hij niet gelyncht. De boodschap is duidelijk: onder het keurige oppervlak woekeren de vleselijke lusten.
Ten tweede zijn er de kostuums. Liefdesgodin Venus (de indrukwekkende mezzosopraan Ekaterina Gubanova) draagt een volumineuze zwarte jurk en een glamoureuze witte bontjas. Haar aardse rivale Elisabeth (de sopraan Svetlana Aksenova) is gestoken in een al even flamboyante witte japon. In het onheilszwangere derde bedrijf verschijnt ze in een sjofel zwart mantelpakje.
Heilige of hoer: twee kanten van dezelfde medaille
Wanneer Elisabeth tot slot haar leven offert voor Tannhäusers zielenheil waakt Venus minutenlang aan haar zijde. Haar houding lijkt sprekend op het schilderij van Madonna met kind dat Elisabeth eerder omklemde. Uiteindelijk dekt Venus haar rivale liefdevol toe met haar witte mantel.
Zo gispt Loy opnieuw de schijnheilige Burgerlijke moraal. Niets is immers werkelijk zwart-wit: heilige of hoer, asceet of wellusteling, het zijn twee kanten van dezelfde medaille. Niet voor niets vleien de aanminnige ballerina’s zich aan het eind opnieuw in de armen van de heren.
Loy illustreert de hypocrisie verder in de ambivalente houding van Elisabeth jegens Wolfram (de uitstekend zingende bariton Björn Bürger). Zelfs als ze haar liefde voor Tannhäuser betuigt haalt ze hem als een beminde aan. Dit is weer een mooie spiegeling van het dubbelhartige gedrag van Tannhäuser. Die vindt net zomin bevrediging in het fysieke liefdesspel met Venus als in de kuise liefde van Elisabeth. Jammer genoeg is de tenor Daniel Kirch met zijn geknepen, soms schreeuwerige stem geen ideale Tannhäuser.
Kopergeschal en sierlijke cantilenen
Toch valt er muzikaal veel te genieten. De bas Stephen Milling is een imposante vader van Elisabeth, de jonge sopraan Julietta Aleksanyan is een prachtig lyrische herder.
Het Koor van DNO ontroert met loepzuivere, ingetogen vertolkingen van het Pelgrimskoor en het Koor van de Sirenen. Mooi ook zijn de koperfanfares die vanaf de balkons de zaal in schallen, je waant je letterlijk in de Wartburg. Zo krijgen de strijkers van het Nederlands Philharmonisch Orkest bovendien extra diepte.
Een glansrol is weggelegd voor de houtblazers. Geregeld omstrengelen (bas)klarinet, (alt)hobo en fluiten de stemmen van de zangers met sierlijke cantilenen. Ook de harp heeft aansprekende solistische passages in deze romantische partituur van Wagner. Petje af voor dirigent Marc Albrecht die vier uur lang de spanning vasthoudt en ook in fortissimo passages het klankweefsel transparant houdt.
Kortom, een geslaagde productie van Tannhäuser. – Waarover ik ook graag de mening van Olivier Keegel zou willen lezen.