Dit weekend was er enige ophef op Twitter. Iets met een Nazi-vergelijking die niet helemaal lekker uitpakte. Nu is er best wel vaak ophef op Twitter vanwege een nazi-vergelijking die niet helemaal lekker uitpakt, maar dit keer betrof het toch één van onze culturele boegbeelden. Kees Vlaardingerbroek, artistiek leider van de NTR Zaterdagmatinee en voormalig hoofd programmering van het Rotterdamse Concertgebouw De Doelen, twitterde dat een oproep van een Amerikaanse musicoloog om toch ook wat meer mensen van kleur en vrouwen in directies van orkesten op te nemen, omdat er nu wel erg veel witte mannen in de leiding zaten, vergelijkbaar was met de jacht op joodse musici in Nazi Duitsland.
U begrijpt, met deze tweet was niet iedereen even blij. Ook voor Vlaardingerbroek was het een stapje verder dan hij eerder deed, toen hij in een zeer omstreden ingezonden stuk in De Volkskrant beweerde dat de muzikale canon in direct gevaar was omdat volgens hem mensen onevenredig veel aandacht opeisten voor vrouwelijke en niet-westerse componisten. Hij ondersteunde dat niet met bewijzen of bronnen, iets wat Thea Derks op deze site nog eens onderstreepte.
Kreeften
Wederom opmerkelijk voor iemand met een semipublieke taak, maar over Vlaardingerbroeks geschiktheid voor zijn positie wil ik het hier niet hebben. Interessanter is namelijk het gedachtegoed waaruit deze opwellingen voortkomen. In kringen van alt-rechts en zwaar gereformeerd vreest men de feminisering van de samenleving. Mannen zouden het spoor bijster zijn en daarmee zou het westen een sitting duck zijn geworden voor vermeende machoculturen als die uit het midden-oosten.
Op een vaag boek met iets over kreeften erin na, ontbrak een wetenschappelijke basis voor die angst. Tot nu toe. De Leidse Universiteit heeft namelijk een promotieonderzoek voortgebracht dat op wel heel bijzondere manier het einde van het patriarchaat tot onderwerp heeft. Bart Vieveen, voorzitter van het College van Bestuur van het Stedelijk Gymnasium Leiden en ooit werkzaam bij het Ro Theater in Rotterdam, promoveerde op een dissertatie waarin hij via psychoanalytische duiding van drie Nederlandstalige literaire werken aantoont dat het einde van de mannelijke hegemonie daar is.
Freud
Het gaat om Karakter van Bordewijk, De Avonden van Gerard Reve en een Hamletbewerking door Tom Lanoye. Ingebed tussen de Oresteia van Aeschylus (500 voor Christus) en De Verweesde Samenleving van Pim Fortuyn laat Vieveen Freud, Lacan en een hele trits filosofen en schrijvers op dit klassieke Nederlandse drietal los.
‘Voor Lacan is de vader de instantie die de rol heeft om het kind uit zijn symbiose met de moeder los te maken en op het spoor van subjectiviteit en een eigen identiteit te zetten. De vaderrol is ook constituerend voor de Ander als personificatie van de wet die de samenleving reguleert. Lacan baseert zich daarbij op Freud. De oorsprong van de vaderrol wordt door Freud beschreven in een funderende oermythe over een vader, die op ultradominante wijze een horde leidt. Uit de moord van de zoons op de oervader, komt het taboe voort, de voorganger van de wet. Freud beschrijft vervolgens hoe die wet noodzakelijk is voor de ontwikkeling van samenleving en cultuur, maar ook onvermijdelijk een onbehagen bij het individu veroorzaakt.’
Vieveen toont aan de hand van 20ste eeuwse literatuur aan dan dat die traditionele rol van de vader niet meer houdbaar is. De tragische helden van nu definiëren zich niet meer door strijd met een vader, maar kiezen zelf hun rol en positie, waarbij strijd niet definiërend is, maar samenwerking. Dit wijst op een terugkeer naar een matriarchaal systeem, iets wat volgens Vieveen altijd onder de samenleving gesluimerd heeft.
Athene
Om dat aan te tonen grijpt Vieveen terug op de klassiek Griekse Oresteia. Dat verhaal van moedermoord en eerwraak eindigt met de vestiging van het patriarchale recht door de godin Athene, die zo breekt met het matriarchale systeem dat daarvoor geldig was.
‘Reve geeft de moeder een centrale plaats in de constellatie van waaruit hij betekenisgeving en religie ervaart. Dat beeld met een nietszeggende vader en een verheven moeder staat diametraal tegenover de patriarchale constellatie waarvan Orestes aan het eind van de Oresteia deel uitmaakt.’
In ruim 300 pagina’s niet altijd even vlot leesbaar proza schetst dit Leidse onderzoek precies het tegendeel van de baudettiaanse filosofie (en die van vele andere mannen met een egoprobleem) die aan diezelfde universiteit het leven zag.
‘In dat licht bezien biedt de tragedie van Aischylos geen harmonische genezing en morele geruststelling, maar gaat het juist om ‘de onoplosbare gebrokenheid waaraan de juridische orde als menselijk maaksel niet kan ontkomen’. De orde die de rechtbank onder leiding van Athena in Het verhaal van Orestes vestigt is in de woorden van jurist Lukas van den Berge ‘noodzakelijkerwijs gebrekkig’ en ‘allerminst de triomf van de rede die sommigen erin zien’.
Maar laten we de conclusie liever aan Vieveen zelf overlaten:
‘Dat de vaderrol veranderd is, behoeft geen discussie. Freud, Lacan, Sloterdijk, Jameson, Lyotard, McGowan, Taylor, Verhaeghe en vele andere cultuurbeschouwers signaleren de terugtredende vaderrol in historisch perspectief. Dit bakzeil van de verticale transcendentie, dat ik heb omschreven als een verandering van de neurotische subjectpositie naar de grens van de psychotische subjectpositie, kan echter verschillend gewaardeerd worden. In plaats van te spreken over een ‘verweesde samenleving’ heb ik dit proces getypeerd als de ‘ontvoogding van de tragische held’. In de ontvoogde constellatie vervangt het sinthome als derde term de oedipale vaderrol. De sinthomatische verknoping op de grenspositie tussen de neurotische en psychotische subjectpositie met een bijna horizontale transcendentie is te vertalen als de intersubjectieve positie die tot stand komt in de relatie tot de ander.’
Eat that, Kees.
De Ontvoogding van de Tragische Held, door Bart Vieveen. UItgeverij Garant.