‘Labyrinth’ heet de choreografie van Sidi Larbi Cherkaoui. Doolhoven intrigeren omdat je er in kunt verdwalen en dan per se de uitgang wilt vinden. Onderweg doet een mens dan allerlei onthullende ervaringen op omtrent zichzelf. Maar Cherkaoui komt niet toe aan deze gang. Hij begint meteen met symboliek. Een danseres houdt een brede band vast die vanuit het toneelhuis naar beneden hangt. De band ontglipt haar en floept terug omhoog. Je zou er een losgeknipte navelstreng in kunnen zien, maar ook het begin van een droom, die de dagelijkse structuur doorbreekt en je in jezelf doet afdalen. Aan het eind van de voorstelling keert de danseres terug in deze positie: ze heeft de band weer in haar handen en houdt hem ferm vast.
Tussen deze twee momenten zien we in ‘Labyrinth’ de ene na de andere ronddwaal-scène, zonder dat dit ooit tot zelfreflectie leidt. De toeschouwer moet het doen met oppervlakkige aanduidingen van algemeen menselijke problemen: hoe functioneer ik in de groep, kan ik mijn vrijheid nemen, wat houdt mij tegen? Eerder werk van Cherkaoui onderscheidde zich juist door verrassende combinaties en authentieke statements, zoals bijvoorbeeld in ‘Rien de rien’.
‘Labyrinth’ steekt daar bleekjes bij af. De voorstelling komt niet verder dan sprookjesachtige wendingen en exotische plaatjes. Het ontbreekt aan een uitgewerkt verhaal. Er wordt drama gesuggereerd, maar al gauw lost de suggestie op in het niets. Wat over blijft zijn de steeds terugkerende grote groepen dansers, die over het toneel stormen in lange gewaden en wentelen als een wonderlijk soort derwishen, behept met een klassieke vijfde positie. Of dit nu priesters zijn of jongens uit de hood, de scènes kabbelen voort zonder dat er van hobbels of uitkomst sprake is. Het stuk lijkt te draaien rond het opgroeien van het meisje met de band.
Er ontwikkelen zich verschillende scenario’s, waarbij grote groepen mannen steeds de achtergrond bepalen. Mannen in de rol van het klassieke corps-de-ballet, het patriarchaat in levende lijve opgevoerd. Het lijkt een leuke omkering, maar de verwijzing wordt niet uitgewerkt en blijft als gegeven in de lucht hangen. Zoals ook de verwijzing naar vrouwelijke trots in een flamenco-scène op spitzen of de mannendans rond een levensboom tegen blauwe horizon, waarmee het stuk eindigt. Het blijven losse, zij het suggestieve beelden, soms ondersteund door prachtig onregelmatig groepswerk.
Uiteindelijk vervalt ‘Labyrinth’, door het gebrek aan verband of het doorzetten van thematiek, in iedere scène terug in louter esthetische gestes. Die kunnen het gebrek aan drama of de uitdrukking van een diepere visie niet verhullen.
Het tweede deel van het nieuwe programma van The National Ballet is al even esthetisch. ‘Timelapse/Mnemosyne’ is van David Dawson, die ooit als danser aan het Nationale Ballet verbonden was, maar ook in 2005 als huischoreograaf. Maskers, rode handschoenen en zich vermenigvuldigende filmbeelden van dansscènes suggereren een uitgewerkte symboliek.
Opnieuw blijft het bij allusies en ontbreekt een diepere logica of een doorwrochten eenheid. Sterker, Dawson zoekt het spektakel. De geprojecteerde beelden en teksten verwijzen weliswaar naar het thema van herinnering en de verwoestende effecten van tijd. Maar oproepen als “Reconsider everything” doen weinig in het uiterst cleane toneelbeeld, dat aan een museum of showroom doet denken. In de dans gaat het namelijk vooral om effect. Een ritmisch, krachtig swingend trio krijgt van het publiek een gul tussentijds applaus, maar van een verband met de rest van de choreografie is geen sprake. Het zijn mooie ballet-bewegingen, in vrijgevochten klassieke stijl, maar meer dan de wens het publiek te behagen lijkt er niet achter te zitten.
Het Nationale Ballet met ‘Labyrinth’ van Cherkaoui en ‘Timelapse/Mnemosyne’ van Dawson. Gezien: 17 juni Muziektheater Amsterdam.N nog te zien: 19 juni (14.00 u.), 21 t/m 25 juni (20.15 u.)
Fransien van der Putt en Maarten Baanders
Comments are closed.