Zouden de hedendaagse revolutiemakers Shakespeare wel eens bestuderen? In Cesare deve morire (Caesar Must Die), de competitiebijdrage van de Italiaanse gebroeders Taviani, zijn we getuige van de voorbereiding en uitvoering van Shakespeare’s Julius Caesar. Wie dat ziet met het wereldrumoer in het achterhoofd zal vaak een schok van herkenning voelen. De tragedie over een staatsgreep in het oude Rome laat zich lezen als een actueel handboek over macht, verraad, het teloor gaan van idealen en het ontsporen van omwentelingen.
Maar er is nog een andere reden waarom Caesar Must Die zo’n fascinerend schouwspel is. De spelers die Shakespeare gaan opvoeren zijn geen beroepsacteurs maar zware criminelen die in de zwaar beveiligde Rebibbia-gevangenis in Rome lange tot levenslange gevangenisstraffen uitzitten. De Taviani’s, in zeventig en tachtig prominent aanwezig met meesterwerken als Padre Padrone and Kaos, volgden dit theaterproject gedurende een periode van zes maanden. Je mag het een documentaire noemen, al is duidelijk te zien dat de meeste scènes rond de voorbereiding van het stuk geënsceneerd zijn. De gevangenen spelen niet alleen Shakespeare, maar ook zichzelf.
Naast deze vormkeus springt ook in het oog dat de criminele achtergrond en persoonlijke geschiedenissen van de spelers onbesproken blijven. Dat mag je onorthodox noemen. Want welke filmmaker zou de verleiding kunnen weerstaan om door middel van interviews en achtergrondinformatie het getoonde ‘persoonlijk’ te maken? Op wat zeer summiere info na niets van dat alles. We weten weliswaar dat het misdadigers zijn met ernstige vergrijpen op hun kerfstok, maar dat is ook alles.
Het effect is dat je ze niet meer als veroordeelde misdadigers ziet, maar alleen als gedreven acteurs die zich vol overgave op Julius Caesar storten. Het is een even simpel als bijzonder gebaar dat als het ware nieuwe mensen van ze maakt. Een ode ook aan de mogelijkheid van kunst om de menselijke beperkingen te overstijgen, al geef ik toe dat het wat pathetisch klinkt.
Kunst en theater zorgden ook voor een verfrissende injectie in Sekret (Het geheim), een fraai staaltje guerilla-filmmaken van de Poolse film- en theatermaker Przemyslaw Wojcieszek. Hij nam een Pools taboe-onderwerp bij de kop, begon te filmen met drie geweldige acteurs en slechts 5.000 euro in kas en spendeerde uiteindelijk niet meer dan 20.000 euro aan deze opvallende productie.
De onwelkome herinneringen die het in de Berlijnse Forum-sectie opgenomen Sekret oprakelt hebben betrekking op het geweld tegen de joden die de Holocaust hadden overleefd en naar hun woningen in Polen wilden terugkeren. Aanvankelijk had Wojcieszek zijn film opgezet als een betrekkelijk traditioneel drama compleet met verlossende ontknoping. Al doende werd echter de meeste dialoog geschrapt en het einde ongemakkelijk open gelaten. Als Sekret al een boodschap uitdraagt dat is het dat er geen oplossing is voor alle pijn en onrecht en dat we toch met elkaar verder moeten. Met performancetheater, joodse poëzie, hippe vervreemdingseffecen en verse vis steekt Wojcieszek de dilemma’s in een spannende visuele vorm die steeds prikkelt tot kijken. Zoiets hadden we wel vaker willen zien in de niet al te opwindende selectie van dit jaar.
Leo Bankersen