O, en een te lange neukdans, er groeien rozen uit vagina’s en wat een speer al niet vermag.
Maar ook: zangers die op prachtige wijze naar elkaar toe bewegen, fenomenale dans, de suggestie van een bergtop én het complete oeuvre van Richard Wagner, van het jeugdwerk Die Feen tot Parsifal. En dat in ruim drie uur, zonder pauze.
Welkom in de verbijsterende wereld van Tragedy of a friendship, de voorstelling die duivelskunstenaar Jan Fabre samen met dichter, schrijver en essayist Stefan Hertman en componist Moritz Eggert maakte voor het Wagnerjaar 2013. Een voorstelling met veel shock and awe, zeker in het eerste half uur, alsof de makers opzettelijk een deel van het publiek tegen zich in het harnas willen jagen. Met succes, want al na een kwartier verlaten de eerste toeschouwers de zaal.
De Vlaamse Opera moest wel reageren en kwam met een verklaring waarin het publiek gewaarschuwd werd voor de expliciete scènes. Dat publiek bleef echter ook na de première meer dan verdeeld:
[View the story “Tragedy of a Friendship” on Storify]Zeker Jan Fabre is gewend aan controverse, zo werd onlangs nog in allerijl zijn installatie van een tentoonstelling verwijderd. Daarin waren vogelspinnen te zien die zich tussen scheermesjes moesten bewegen. Zo bont maakt Fabre het hier niet, want hoe fysiek het theater ook is, het is duidelijk een kruising van Markies de Sade en Vijftig tinten – gekunsteld. Maar veel meer dan dat.
At Engel van de metamorfose uit 2002, het boek dat Hertmans over Fabre schreef, is een fascinerend essay over het theaterwerk van Frabre te vinden, waarin Hertmans Tragedy of a friendship al feilloos duidt:
“Droom en ervaring lopen door elkaar; we leven gedurende een halfuur, een uur, soms drie uur, in de statische en mythische wereld van het embleem; de bühne is niet langer een speelruimte voor acteurs maar de binnenkant van een schedel, waarin door allegorieën overwoekerde dromen tekeergaan.”
En:
“Dat maakt de toeschouwer tot een voyeur van zijn eigen onderdrukte fantasma’s. We zien iets wat we zelf niet begrijpen, het theater zelf wordt een tableau vivant, een allegorische voorstelling. Hij [Fabre] lijkt ons te willen aanzetten tot het leren kijken naar dat denkbeeldige punt in de tijd waar de vreemde breuk tussen waanzin en identiteit is ontstaan, waar de herinnering aan de extase vandaan komt, de brute vorm van de angst, het staren in een afwezige verte.”
Hertmans’ beschrijving van het theaterwerk van Fabre klinkt Wagneriaans, en dat is het ook. Fabres oeuvre zit vol met verwijzingen naar Wagner, waarbij Fabre vrijwel altijd de extase koppelt aan de gruwelijkste elementen van Wagner.
Want nee, Wagner was nu niet bepaald vrouwvriendelijk. De mannen moeten uiteindelijk weliswaar verlost worden door vrouwen, maar dat gaat wel altijd met de dood gepaard.
Niet verwonderlijk dat dus in de voorstelling veel (seksueel) geweld is te zien. Tegelijkertijd spelen Fabre en Hertmans met de verwachtingen van het publiek. Zo krijgen we juist geen Venusbergorgie tijdens Tannhäuser, maar zien we die pas nadat de goden op zeer pijnlijke wijze hun verbrande kleding hebben uitgetrokken in Götterdämmerung. En draait het in Tristan und Isolde niet om de dood, maar om de liefdesnacht en leveren juist de ‘onschuldige’ jeugdwerken Die Feen and Das Liebesverbot de gruwelijkste scènes.
Daarbij zien we vooral de terugkerende elementen uit de Wagner-opera’s; veel zee, zwaarden en – inderdaad – geweld. Maar zeker in de Ring wordt ook slim met Wagners motieven gespeeld. Want in Siegfried is het niet de Germaanse held die het zwaard smeedt, maar wordt dat gedaan door de dwergen uit Das Rheingold – een van hen doet dit verkleed als Chineesje met een zo dik aangezet Oosters accent dat en passant ook nog het racisme van Wagner aan de kaak wordt gesteld.
Muziek
Ook de muziek die Moritz voor de voorstelling componeerde bestaat uit vele lagen. Er is een orkestlaag en een triolaag waarbij de theremin Wagners oneindige melodie verklankt. Beide zijn niet live te horen, maar op band opgenomen, en worden aangevuld door grammofoonplaten met Wagner-hoogtepunten, terwijl op het podium onbegeleid aria’s gezongen worden.
Grootste probleem is echter dat Eggert deze lagen niet met elkaar weet te verbinden. Hij stelt nadrukkelijk geen potpourri te willen maken, maar doet uiteindelijk vooral precies dat. Memorabel in zijn muziek zijn de overduidelijke Tristan und Isolde-citaten, maar wanneer hij orkest tegen de plaatopname van de eerste maten van Das Rheingold plaatst, wint Wagner.
Muziek en toneelhandeling versterken elkaar echter slechts sporadisch, waarbij de geprojecteerde filmbeelden weinig toevoegen. In deze editie van het Holland Festival worden in vele voorstellingen de grenzen van het muziektheater verkend, maar de beoogde synergie is hier ver te zoeken.
Nietzsche’s nachtmerries
Centraal in de hele voorstelling staat de vriendschap tussen Wagner en Nietzsche, waarin een andere lijn van het Holland Festival zichtbaar wordt. Vorig jaar speelde Rihm met de snor van Nietzsche in operafantasie Dionysos, twee jaar daarvoor bracht Jonathan Harvey zijn Wagner dream. Wie echter verwacht dat dit jaar beide werelden met elkaar verbonden worden, komt bedrogen uit: Tragedy of a friendship laat vooral de nachtmerries van Nietzsche zien.
Maar dan in de beeldtaal van Fabre, die wat Wagner godzijdank in zijn opera’s sublimeerde rauw en realistisch toont. Maar zo de toeschouwer dwingt na te denken.
Over theater.
Wat ik nu zie is niet echt?
Over Wagner.
Wagner is meer dan alleen dit?
Over waar grenzen liggen.
Waarom loop ik niet weg?
Over een blik in een spiegel.
Gruwelijk, al te gruwelijk?
Een interview met Moritz Eggert van de hand van Thea Derks is hier te lezen