Jet Bussemaker gelooft in Daan Roosegaarde. Dat bekende zij zondag 1 september tijdens het traditionele Paradisodebat. Ze bewondert zijn moed om het het ondenkbare te bedenken en zijn gedrevenheid om niet met opinies te komen, maar met voorstellen. Haar boodschap aan de kunstsector, wederom bijna voltallig aanwezig in Paradiso, was helder: hou op met klagen, ga wat doen.
De politieke afsluiter van de Uitmarkt stond dit jaar in het teken van ‘verandering’. Want dat er iets moet veranderen is de organisatoren van beroepsorganisatie Kunsten ’92 inmiddels wel duidelijk. De kloof tussen politiek en kunstwereld was nooit dieper en breder dan nu, en Bussemakers bewondering voor Zomergast Roosegaarde toont dat eigenlijk perfect aan. In de laatste seconden van het twee uur durende debat kwam daar bovendien nog de opmerking overheen van de cultuurwethouder van Enschede, dat er meer kunstenaars de politiek in moesten gaan, omdat de politici nu niks van kunst snappen.
Daar had ze zowaar een punt. Dit debat toonde net als eerdere edities perfect aan dat politici niets van kunst, kunstenaars of ‘de creatieve sector’ snappen. Voor een deel komt dat omdat ze dat niet willen, zoals de meeste moderne VVD’ers, voor een groter deel omdat ze er in hun dagelijkse praktijk nooit mee in aanraking komen. CDA coryfee Mona Keizer toonde dat aan door te stellen dat kunst in musea maar eens duidelijker moest worden uitgelegd, en dan vooral over hoe zo’n kunstwerk geacht werd te werken. Anders, zo stelde ze, moest er maar geen overheidsgeld heen. De wethouder van Rotterdam, die inmiddels wel wat beter op de hoogte was dan een paar jaar geleden, wilde dit keer dat de kunst een maatschappelijke kosten-baten-analyse zou maken, net zoals dat voor de sport gedaan is. Een typisch geval van ‘even niet opgelet’ de afgelopen vier jaar, omdat er toen ongeveer tien van die culturele kosten-batenanalyses per week verschenen.
Het vermogen van politici om terug te kijken is dus nog minder ontwikkeld dan hun vermogen om vooruit te kijken, en daarmee vinden ze vreemd genoeg weer Daan Roosegaarde aan hun zijde. Tijdens de meest memorabele zomergasten-uitzending in een toch al memorabel zomergastenseizoen zei hij nooit verder vooruit te kijken dan drie jaar, omdat wat daarna komt toch totaal onvoorspelbaar is. Hij illustreerde dit prachtig aan de hand van een reportage uit 1999, waarin moderne mensen, van die types die nu allemaal met een mobieltje aan hun oor lopen, uit de grond van hun hart verkondigden nooit en te nimmer zo’n ding aan te zullen schaffen.
http://www.youtube.com/watch?v=0u0RQk2Z1-o
Maar moet zo iemand als Roosegaarde nou de politiek in, om het ingeslapen zootje in zo’n tweede kamer of gemeenteraadszaal een beetje creatief op te stoten in de vaart der volkeren? Ik hoop van harte van niet, want ’s mans denkbeelden over een ideale samenleving zijn niet erg verheffend. Hij houdt van hyperzelforganiserende mierenkolonies, en hoe bijbels dat ook mag klinken: van mieren krijg ik nooit een erg warm gevoel als het om zelfexpressie en vrijheid gaat.
Wat de politiek nodig heeft is niet meer kunstenaars, maar meer mensen die doordrongen zijn van de noodzaak van creatieve ontplooiing. Die mensen zijn nu bang om voor elitair uitgemaakt te worden, zoals voorstanders van sport dat zouden denken in een land waar extreem overgewicht de sociale norm is. Politici zouden, kortom, weer eens wat meer zelf moeten durven denken. Voor je het weet neemt een kunstenaar met rare ideeën de boel over.