‘Er komen soms mensen huilend naar me toe om hun verhalen te vertellen, dingen die ze hebben meegemaakt.’ Theatermaker, auteur, regisseur Lisaboa Houbrechts heeft wat losgemaakt met Vake Poes, het theatrale familie-epos dat ze maakte bij het Vlaamse gezelschap La Geste. De heftige voorstelling, in haar lyriek passend in het oeuvre van Alain Platels Les Ballets C de la B waar La Geste uit voortkomt, beschrijft hoe seksueel misbruik door een Roomse priester generaties doorwerkt. De voorstelling is op 16 en 17 juni te zien in het Holland Festival.
Volgens de in 1992 geboren kunstenaar, wier ster razendsnel stijgt in het internationale theater, is de voorstelling geen aanklacht tegen de kerk: ‘Maar het staat los van de Rooms-Katholieke kerk. De voorstelling gaat over ervaringen in het algemeen. De voorstelling gaat niet alleen maar over de grootste gewelddaad, maar over heel de weg daarnaartoe. En dat het geweld an sich niet zo monsterlijk is als vaak wordt voorgesteld, maar veel meer nuance heeft, veel meer en ook in verbinding staat met liefde.
Dat maakt veel emoties los.’
Listen to the podcast here:
Of lees hier de (op leesbaarheid geredigeerde) transcriptie
WS: Het is een intens stuk geworden, de recensies zijn allemaal positief, maar het is ook weinig opwekkend. Wat heb je gemaakt?
Lisaboa Houbrechts: De voorstelling is oorspronkelijk ontstaan vanuit het idee om een roman te schrijven. Maar omdat mijn theatertaal zich in de loop der jaren zo heeft ontwikkeld dat geschreven taal in relatie staat tot beeld en muziek, vond ik een breder opgezet verhaal interessanter. Daarbij speelt ook mee dat muziek troost biedt, en dat was bij dit zware thema zeer welkom. In dit verhaal zie ik Bach als de verbindende factor in een familieverhaal dat drie generaties beslaat.
Het project gaat over een meisje van twaalf jaar van vandaag de dag dat terugreist in de tijd, naar de herinneringen van haar grootvader en de herinneringen van mijn vader. In al die herinneringen stuit ze voortdurend op een herhaling van geweld binnen die familie. Specifiek gaat het ook over terugkerend seksueel misbruik binnen verschillende generaties, en over slachtoffers die daders worden.
Het idee was om een vrij intense voorstelling te maken, maar dan gezien door kinderogen en met de nodige poëzie. Het is niet alleen maar provocerend. Het was ook niet de bedoeling om te provoceren, maar om een meisje van twaalf jaar op zoek te laten gaan naar schoonheid in een zeer duister verhaal. En ja, voor mij was het vooral een vreugde om dat verhaal, dat ik heb geschreven en beleefd, plotseling op het toneel te zien. Met zo’n grote groep en mensen uit verschillende disciplines is het ook een viering van het theater en een viering van het leven, zelfs in zijn diepste zenuwinzinking.
WS: Je wilde hier eerst een roman van maken. De stap van de intimiteit van een roman naar het grote podium van de Vlaamse Opera is echter behoorlijk groot. Waarom wilde je hier eerst een roman van maken?
Lisaboa Houbrechts: Omdat bepaalde fragmenten of momenten uit het leven van de personages mij bezochten in de vorm van beelden, terwijl ik eigenlijk taal in gedachten had. Het is daarom ook vrij monoloog-gedreven. De monoloog heeft eigenlijk de kracht van een aria, als je dit vergelijkt met klassieke muziek. Dus de opera was niet zo ver weg. De aria’s die ik schreef in die monologen sloten aan bij de Johannespassie van Bach, die eigenlijk meer een bespiegeling is. Er is een innerlijke ruimte van de zanger die meestal over God zingt. Dat zorgde voor een sterke verbinding tussen muzikaliteit en taal. De stap van het schrijven naar de verbinding met muziek was eigenlijk niet zo groot. Het was meteen een connectie.
Dit geldt ook voor mijn eerdere werk. De voorstellingen die ik heb gemaakt voor Vake Poes hadden ook grote gebaren op het grote podium. Dat is iets wat ik onderzoek en waardoor ik het gevoel heb dat mijn beelden zich steeds meer ontwikkelen in het schrijven. Ik vond het interessant om bepaalde teksten te onderbreken en ruimte te maken voor een beeld of een metafoor die eigenlijk geen taal meer nodig heeft. Dan is de tekst geen illustratie meer van het beeld. Het beeld is geen illustratie van de tekst. Dit soort denkoefeningen vind ik interessant.
Als dit dan ook leidt tot emotionele bewogenheid bij het publiek, is dat wat ik probeer te bereiken. Ik wil een ervaring creëren en het theater biedt veel mogelijkheden om zo’n ervaring op te roepen. Misschien wel meer dan wat ik met een pen, een tekst of een roman zou kunnen bereiken.
WS: Een roman is nog klein, overzichtelijk en privé. Het theater is juist groots en enorm, allesbehalve klein. De subtiliteit van een roman is toch anders. Maar, net als bij schrijvers van literatuur, is de vraag relevant: hoe autobiografisch is dit? Het is natuurlijk een beetje een rage om dat te vragen, maar in hoeverre is het twaalfjarige meisje verbonden met jou als persoon?
Lisaboa Houbrechts: Ja, dat is een grote trend. We leven in een tijd waarin het persoonlijke steeds meer aandacht krijgt. Ik denk dat het verhaal vooral universeel is en dat het raakt aan bepaalde aspecten van mijn eigen leven. Maar die aspecten raken ook andere mensen. Het gaat over machtsmisbruik en seksueel misbruik. Er zijn dus veel zaken die veel groter zijn dan één leven. Ik heb me ook laten inspireren door andere levens. De voorstelling begint in de jaren veertig, waar het kleine jongetje dat de grootvader van het kleine meisje vertegenwoordigt, slachtoffer wordt van seksueel misbruik binnen de katholieke kerk en vervolgens wordt bevrijd door de bezetter.
De Duitse bezetter komt binnen in de jaren veertig en ontheft de geestelijken van hun taken. Voor zo’n klein jongetje wordt dit een soort bevrijding. De nazi als bevrijder van het seksueel misbruik gepleegd door de katholieke kerk. Dat is een groot idee dat laat zien hoe de grote geschiedenis kan ingrijpen in de intieme wereld van dat jongetje en dat meisje, die elkaar ontmoeten als grootvader en dochter en kleindochter.
Dit zijn elementen die ik heb toegevoegd en gedramatiseerd. Ik probeer ze betekenis te geven binnen een grotere geschiedenis. Zo komen er dingen samen die losstaan van het autobiografische, maar daarom niet minder echt zijn. Je fantaseert binnen de werkelijkheid, waardoor het onderscheid tussen fictie en autobiografie vervaagt.
En daar ligt ook een groot verschil tussen het privé en het persoonlijke. Tekst is altijd iets dat door je eigen lichaam gaat. Zelfs wanneer je een rol als Medea speelt, draag je dat helemaal door je eigen lichaam. Wat dan overblijft is niet autobiografisch, maar wel persoonlijk. Zo heb ik mijn eigen geschiedenis verwerkt en verteerd, maar ook de geschiedenissen van anderen. Ik heb ook mensen geïnterviewd. Dat ging over de macht van het katholicisme over kinderen in de jaren veertig. Dat is voor ons soms moeilijk voor te stellen, maar wel heel specifiek voor die generatie.
Ik heb ook bepaalde dossiers opgevraagd over zaken die in België bekend zijn over seksueel misbruik binnen de katholieke kerk. Wat voor verbeeldingen hebben kinderen met zo’n trauma? Wat zien ze en welke nachtmerries hebben ze als zoiets gebeurt?
De voorstelling is een soort koortsdroom en geen weergave van de werkelijkheid: je duikt in de innerlijke wereld van bepaalde personages.
WS: Het wordt al vrij snel na de opening heftig. Je ziet het ‘groomen’ van een klein jongetje door een priester en hoort het vervolg als ze van het toneel gaan. Dat raakt je tot op het bot. Hoe is dat voor de kinderen die meespelen op het toneel?
Lisaboa Houbrechts: We hebben heel geleidelijk met de kinderen gewerkt. De kinderen waren op de hoogte van de verhalen. We werkten ook nauw samen met de ouders, die begrepen dat dit dingen zijn die je meemaakt. Kinderen hebben gehoord over die realiteit en zijn meer op de hoogte van zulke zaken dan je zou denken.
Gedurende het hele proces werkten we ook samen met een therapeut en een psycholoog. Ik heb met hen gesproken en we hebben het spelenderwijs aangepakt.
Maar het gaat niet alleen over seksueel misbruik. Het gaat ook over de katholieke kerk en dat was voor de kinderen moeilijker om zich in te leven, om te begrijpen en te spelen. Wat betekent het om vol overtuiging te bidden als de kinderen niet gelovig zijn? Zij weten niet wat de macht van een pastoor inhoudt. Wat wordt het dan? Zij zien het eerder in de rol van een leraar. We moesten dat vertalen naar andere zaken, en daarom hadden we iemand die ons hielp om verbindingen te leggen waar de kinderen wel affiniteit mee hadden.
Het zijn ook kinderen die ervaring hebben met theaterlessen na schooltijd of die meedoen aan musicals. Er was zelfs een jongen die meespeelde in de musical over Daens. Hij zei dat Daens veel intenser was dan wat wij oproepen door middel van suggestie en poëzie. Ik denk ook dat onze verbeelding als volwassenen anders werkt wanneer we zulke geluiden horen. We projecteren meteen een heel verhaal, terwijl het voor hen anders werkt.
De kinderen van vandaag, 11 of 12 jaar oud, hebben natuurlijk allemaal hun telefoon. Hun toegang tot kennis is anders dan toen ik jong was. Ze zijn op de hoogte van veel dingen. Op een Amerikaanse film of op zo’n telefoon kunnen ze schokkendere beelden vinden dan wat wij hebben gemaakt en waarvoor we een heel proces hebben doorlopen, gesprekken hebben gevoerd, met poëzie hebben gewerkt, om ervoor te zorgen dat we op een menselijke en zachte manier met kinderen hebben gewerkt, en dat iedereen erbij betrokken was, van de ouders tot de psychologen en het productieteam, om ervoor te zorgen dat alles goed werd gevolgd en dat ze vooral de droom van acteurs hebben.
We hebben veel gesproken over ‘hoe speel je zoiets?’ Dat vonden ze leuk. Pieter, die een intense scène speelt, is een acteur die een goede relatie had met de kinderen. Hij is erg vrolijk, dus de kinderen vinden het fijn om die scènes met hem te spelen. Het is opmerkelijk dat de voorstelling veel zwaarheid heeft voor ons als toeschouwers, maar voor de kinderen zelf een vreugde is om te spelen, en dat ze ervan dromen om ooit in een grote show te staan of de grootste drama’s te spelen.
WS: Over drama gesproken: de Johannes Passie speelt een belangrijke rol. We laten een stukje horen.
Lisaboa Houbrechts: Dat ontroert mij, ontroert me ook om het hier te horen. De opening was één van de redenen waarom ik het stuk zo wou maken. Dat is die hobo die daar in zit die echt naar de hemel reikt. Dit is de muziek waar je haast gelovig van wordt. Daar word ik echt ontroerd.
WS: Het is de meester aller meesters. Ik vind het ook prachtig. Maar ook een beetje eng. Kan je dat ook voorstellen?
Lisaboa Houbrechts: Ja, het heeft natuurlijk een diepe impact, maar het is niet een expressionistisch werk à la Strauss. Het is een passie, gezongen door het volk, door de mensen in de kerk. Dus het heeft ook iets heel verbindends. Het is heel Protestants ook. Dus dat is ook een andere origine dan het katholicisme.
De passie gaat over het reflecteren, over het belijden van de zonde. Het gaat ook over die zondige aard van de mens. Dat is iets engs, maar tegelijkertijd is de muziek bijna kosmisch. Ik moet dan toch altijd denken aan die fantastische filmscène van Tarkovski. In De Spiegel waarin de camera dan glijdt over het bos en over alle insecten in het bos en de bladeren.
Het gaat eigenlijk echt over de magische kracht van van leven. Het is dook een vertaling van die majestueuze gedachte dat alles verbonden is met elkaar. Dat is inderdaad iets engs. Ik vind vooral dat Bach heel meesterlijk is de zachtheid en de weemoed van die hobo. De eenvoud ervan en die recht naar het hart gaat.
WS: Je voorstelling is niet bepaald reclame voor het katholicisme.
Lisaboa Houbrechts: Het gaat over de geschiedenis van een katholicisme, van een bepaald beeld dat we hebben van katholicisme. Ik heb wel de Johannespassie gekozen om het geloof te verdedigen. Het gaat over een beweging van aanvallen en oplappen die voortdurend in de voorstelling zit. Daarvoor wilde ik de Passie gebruiken, omdat in het verhaal van het meisje dat door de geschiedenis reist er ook de familieleden zijn die Jezus opnieuw aan het kruis willen nagelen, die eigenlijk zeggen dat die Jezus verantwoordelijk is voor het lijden in de wereld. En als er een God zou zijn, waarom laat die God dan alle ellende toe? Dus kruisigen ze Jezus opnieuw. Dat gebeurt in de voorstelling aan de hand van een kleine Jezuspop uit krantenpapier.
Maar uiteindelijk, wanneer die Jezus gestorven is, houdt de ellende niet op. Dan is het de grootmoeder die het woord neemt en zegt: Wat betekent troost? Als je elke vorm van spiritualiteit hebt opgeheven, wordt het bestaan dan lichter of gemakkelijker? De grootmoeder en de kleindochter verbinden zich in onbestemde spiritualiteit, iets dat niet per se katholiek hoeft te zijn, ten opzichte van een generatie van kinderen uit de jaren veertig die eigenlijk een hard idee van het katholicisme hebben.
Zo wordt daar wel een verschil gemaakt in de voorstelling tussen een oude religie in het oude katholicisme en een mogelijke nieuwe spiritualiteit. Ook denk ik meer dan ooit dat vandaag spiritualiteit ontzettend hip is. Als je denkt aan alle mensen die yoga doen en hoeveel horrorfilms er worden gemaakt rond spirituele thema’s. Dat is iets dat in onze popcultuur doordringt. Maar het is ook, als je naar Jeruzalem gaat, dat dat ook ontzettend diepe impact heeft. Dan voel je dat daar iets vibreert, dat voorbijgaat aan alle systemen die daarrond zijn gemaakt in Katholicisme en jodendom.
Er is wel ook iets dat de mens wil geloven, omdat de mens nood heeft aan een blik van buitenaf, of zoiets. Om niet alleen te zijn en een bestemming te vinden, maar dat dat ook in het zelf kan zitten. Dat zit in de kleindochter in Vake Poes: op het einde wordt zij bijna een heilige, maar wel een heilige van zichzelf en niet per se een heilige van een instituut.
WS: Ben je zelf katholiek opgevoed?
Lisaboa Houbrechts: Nee, volledig niet. Ik ben echt vrijzinnig opgevoed en ben ook nooit naar de kerk geweest. Het was een ontdekking om een mis bij te wonen met al die kerkelijke muziek. En natuurlijk zit de westerse cultuur vol met katholieke religieuze symbolen. Dus het was eigenlijk via de kunst dat ik ermee in aanraking ben gekomen en er een fascinatie ontstond die eigenlijk geweerd werd uit mijn familie, vanuit het idee dat religie alleen maar misbruik en pijn met zich meebrengt.
Ik denk dat wel iets was dat in vele mensen en hoofden leeft en dat dit één van de redenen was dat ze haar kinderen niet wou onderdrukken met dat soort van beladen gedachtegoed. Het is daarom dat heel veel kinderen die religieuze verhalen herontdekken als waren het mythes. De nieuwe generatie benadert het veel meer als een gedicht of als iets poëtisch dan als een norm waarnaar je moet leven.
WS: In Vlaanderen is de beerput van het katholicisme, van het misbruik vrij recent echt opengegaan. Voel je dat ook in de zaal?
Lisaboa Houbrechts: Er komen soms mensen huilend naar me toe om hun verhalen te vertellen, dingen die ze hebben meegemaakt. Maar het staat meer los van de Rooms-Katholieke kerk. De voorstelling gaat over ervaringen in het algemeen. De voorstelling gaat niet alleen maar over de grootste gewelddaad, maar over heel de weg daarnaartoe. En dat het geweld an sich niet zo monsterlijk is als vaak wordt voorgesteld, maar veel meer nuance heeft, veel meer en ook in verbinding staat met liefde.
Dat maakt veel emoties los. En het “Erbarme Dich” van Bach, dat dan gaat over het medelijden met de dader. Je weet niet of je zelf ook schuldig bent. Het is vooral die ambiguïteit van die situaties, dat het gaat om de gewelddaad die eigenlijk geen gewelddaad is.
Dat weekt veel emoties los, vanwege de herkenbaarheid. Dat raakt misschien meer dan de letterlijke verhalen uit de Rooms-Katholieke Kerk en die – zoals jij het noemde – die beerput. Wij hebben schrijvers gehad als bijvoorbeeld een Hugo Claus die “Het verdriet van België” heeft geschreven. Er is al veel verwerkt is op een collectief niveau binnen de literatuur. Wat er nu echt aanspreekt is dat het een intergenerationele vertelling is, waarbij een heel herkenbaar meisje van vandaag, opnieuw al die trauma’s doormaakt.
Maar zij blijft ook niet steken in dat rooms katholieke geweld van de jaren veertig. Zij maakt ook een andere reis waarmee ze uiteindelijk ook zichzelf moet bevrijden van bepaalde dingen die gebeuren in het nu. Het is dat tijdloze van de reproductie van hetzelfde systeem dat meer over de emoties gaat dan die specifieke situatie met betrekking tot de Rooms katholieke kerk.
WS: Je bent nog niet eens zo heel lang bezig, maar je ster is snel gerezen. Je hebt net een première in de Comédie Française achter de rug. Guy Cassiers heeft je al snel na je opleiding in een speciaal project laten groeien. Je maakt groots theater, en op de een of andere manier zou ik dat niet verwachten wanneer ik je zie, als een niet enorm overweldigend type mens. Wat heb je meegemaakt dat je nu al zo ver staat?
Lisaboa Houbrechts: Ik ben begonnen toen ik acht jaar was, met toneelstukjes te doen buiten school. Je leert gedichten voor te dragen. Ik denk dat ik op jonge leeftijd al een grote connectie had met teksten, taal en het ontwikkelen van taal. Ik was gevoelig voor het vertellen van verhalen en ze voor te dragen.
Dan ben ik na het humaniora gaan studeren aan het KASK. De drama-opleiding bevond zich tussen alle andere opleidingen van beeldende kunst, van film, van muziek. Er was daar een ontzettend interdisciplinaire omgeving waar alle andere bronnen samenwerken met elkaar.
Mijn eerste gezelschap dat ik heb opgericht was meer bezig met beeldende kunst. We organiseerden tentoonstellingen, en bij het maken van een tentoonstelling met abstract schilderwerk dacht ik: misschien is het fijn om hier een performance te laten plaatsvinden. Zo ben ik begonnen samen te werken met studenten van verschillende richtingen. Voor je het weet wordt het werk een beetje barok groot en ontstijgt het die atelier-context.
Dat was het moment dat Guy Cassiers kwam kijken. En hij vroeg om mijn eigen tekst door te sturen. Na een gesprek en het zien van mijn werk werd ik uitgenodigd om vaste artiest te worden bij het Toneelhuis. Dat was een ontzettende kans voor mij, om vlak na mijn afstuderen voor het grootste stadstheater in Vlaanderen te gaan werken en daar dan ook twee voorstellingen te maken. Hamlet van Shakespeare was voor mij zeer belangrijk om het repertoire te onderzoeken.
Het was interessant om te merken dat zelfs iets uit de canon ook nog altijd heel experimenteel kan zijn. Het was leuk om daarmee aan de slag te gaan. En dan nu inderdaad Vaker Poes en Medea bij de Comédie Française, het pantheon van Frans repertoire. Toen ik binnenkwam had ik het gevoel dat het allemaal heel vanzelfsprekend was.
Want het zijn natuurlijk allemaal grote mensen, maar het is heel organisch. Er was onmiddellijk een connectie met de acteurs, die er soms al jaren werken. Een van de acteurs, die heel bekend is in Frankrijk en die Creon speelt in Medea, is 76 jaar, maar het voelde alsof wij gelijkgestemde levens hebben, al zijn we natuurlijk van een andere generatie. We hebben alletwee een liefde voor theater, voor het personage, en je voelt onmiddellijk dat er energie ontstaat. Dat is magisch. Dat is zo mooi dat theater toch mogelijk maakt om bruggen te leggen tussen generaties, tussen mensen, tussen culturen.
WS: Het zou ook anders kunnen lopen, want je hebt zo’n gezelschap van mensen die al jaren in het vak zitten, decennia in het vak zitten, een eeuw in het vak zitten en dan kom jij daar. Koud van de kunstacademie, met een groot idee om het helemaal helemaal anders te gaan doen. Ik ken zat anekdotes van mensen die dat niet hebben overleefd. Waarom is het jou wel gelukt?
Lisaboa Houbrechts: Het is heel gek, maar als ik zo’n plek binnenkom of zo’n theater zie, dan weet ik wat te doen en dat houdt mij ook heel. Ik ben daar heel blij mee omdat het zo praktisch is. Schoon. Je ziet een scène en je hebt een idee en er is werk en dan is er een heel proces om daar te komen. En dan de vreugde om daarin mensen te leren kennen die ik nog niet ken en een verhaal te delen dat voor mij iets betekent. En dan te voelen dat dat ook binnen zo’n context van waarde is en dat mensen dat interessant vinden. Dat is een cadeau, een geschenk. Voor mij blijft het, zoals ik zei, vrij praktisch: ik kom zo’n ruimte binnen en denk: ah, hier kan ik ademen!
Het is verrassend. Een schilder heeft dat misschien ook als hij voor een wit doek staat met zijn verf. Het is moeilijker om na de repetitie buiten te komen en dan in een stad als Parijs te staan en te denken wat ik nu buiten dit werk moet doen. Het bijzondere van theater is dat werk en leven zo vervlochten zijn met elkaar. Inspiratie komt je bezoeken op momenten in het leven en voor je het weet is er dan een theaterwerk ontstaan.
Maar ik had ook wel het gevoel dat ik voor de Comédie Française toch wel veel ervaring heb gehad met mijn eigen werk. De uitnodiging van de Comédie Française was niet rechtstreeks van de schoolbanken naar daar. Dat is wel een hele weg geweest. Het is niet zomaar een wild experiment of zo. Het is wel echt met voorbedachte rade dat ik gekozen ben. De mensen helpen ook om jezelf te ontdekken. Het is fijn dat mensen willen meedenken over jouw bestemming en wat je kan doen met je talent.
WS: Wat ik wel mooi vind, omdat ik me kan voorstellen dat misschien anderen zijn stukgelopen op de Comédie Française teveel onder de indruk waren of zo.
Lisaboa Houbrechts: Ja, dat kan. Je komt binnen en er zijn heel veel regels. Je mag maar vier uur per dag repeteren. Het decor moet in een uur tijd kunnen worden opgebouwd, en in een uur tijd kunnen worden afgebouwd. Je hebt met allerlei restricties te maken en dat vind ik er juist fijn aan. Het gaat over het beheersen van die spelregels en dan kan je eigenlijk veel doen als je weet wat je beperkingen zijn.
Ik heb met Ivo van Hove meegedraaid bij Age of Rage en zijn repetities bekeken. En dat is ook heel strak hoe hij daar regisseert. Ik vond dat hij in het begin een beetje bevreemdend. In mijn eigen praktijk ben ik veel minder rigide in de tijdschema’s. Maar dan zie je wel dat dat tot een volledige effectiviteit kan werken.
Als je dat echt kan beheersen is het fijn als je in de Comédie Française komt en dan niet naïef overal tegenaan wilt schoppen en zeggen dat dit niet klopt, het moet allemaal anders, maar om het systeem eens te volgen en te kijken of het iets voor mij kan betekenen. Het is interessant, maar het is wel intimiderend om in de zaal te repeteren voor toch wel zes weken en te weten dat dit was waar Molière werkte en stierf.
Je hebt ook al die honderden mensen die binnen en buiten lopen, want de repetities zijn altijd open. De deur staat open, dus je kan niet in intimiteit werken. Het is heel zichtbaar. Alles wordt gezien door iedereen. Iedereen praat over elke repetitie. Maar ik vind het juist bijzonder dat zo’n huis betrokken wil zijn op zo’n manier bij mijn werk. Maar het is in die zin intimiderend.
Maar dat geldt ook voor de Griekse tragedies. Hoeveel Medea’s zijn er wel niet? Ik vind het soms ook wel fijn om dan weinig te weten en niet elke Medea te gaan bekijken, maar te vertrouwen op die innerlijke afdruk die Medea heeft in ieders hoofd. Iedereen heeft zijn Medea. Dan is het goed om daar zo dicht mogelijk bij te blijven in een context die gevuld is met geschiedenis en gevuld is met iconen en gevuld met gebruiken en rituelen.
Het is goed om dan te denken aan die kleine afdruk die in mijn hoofd of in mijn hart zit. Dat is de enige weg om hier iets aan bij te dragen, dat misschien ook waardevol kan zijn.
WS: Ik ben heel erg benieuwd hoe Vake Poes in Amsterdam gaat werken, hoe het Amsterdams publiek hierop gaat reageren, want er is een groot verschil tussen België en Nederland.
Lisaboa Houbrechts: Ik ben benieuwd hoe ze gaan reageren op de Vlaamse context of de Vlaamse taal. We hebben al eens gespeeld met Breughel, ook een soort icoon uit de Lage Landen. We weten immers niet of Breugel uit Nederland of België komt, maar het was wel interessant om te voelen hoe de taal toch anders is dan in Nederland.
Ik kan me wel voorstellen dat de Passie in de muziek een traditie is die meer in Nederland leeft dan in België. En Elsie de Brauw staat op de scène. Ik hoop dat het een fijn thuiskomen zal worden.