Uiteindelijk komen we allemaal uit het water. Onze allervroegste voorouders kropen immers uit de zee op vinnen die zich in de modder zouden gaan ontwikkelen tot pootjes. Pootjes die we vervolgens weer zouden gaan doorkweken tot kolenschoppen, vliegtuigvleugels en mobieletelefoonvasthouders. Dat de zee ons nog steeds samenbindt is dus een mooi thema van het project One Ocean, dat op zondag 15 juni zijn wereldpremière beleefde in het Amsterdamse Muziekgebouw.
One Ocean komt uit de koker van het ensemble Small Island, Big Song, Dit geesteskind van de Taiwanese theatermaker BaoBao Chen en de Australische filmmaker en muziekproducent Tim Cole (die blijkens het ‘applaus halen’ na afloop samen ook nog een echt kind in de wereld hebben gezet) verenigt artiesten uit zestien eilandstaten in de Stille en de Indische Oceaan. Wat al deze staten gemeenschappelijk hebben, is een stijgende zeespiegel.
Welluidende noodklok
Anders dan Nederland, dat het met een paar dijkverzwaringen en zandsuppleties mogelijk nog een eeuw volhoudt, zijn deze staten vrijwel allemaal gedoemd. We hebben in de laatste eeuw het klimaat zo naar zijn gallemiezen geholpen dat wat wij hier een wat warme zomer vinden, op een plek als Madagaskar tot hongersnood leidt. Waar wij hier een sluis bijplaatsen bij storend hoog water, verdwijnen de armere wijken van de Maldiven al in zee.
Alle reden voor artiesten uit landen als Taiwan, Madagaskar, Mauritius, Papoea-Nieuw-Guinea en Rapa Nui (Paaseiland) om een noodklok te luiden. Een welluidende noodklok, dat wel, want de muziek die ze maken bruist van de energie en levenskracht. Small Island, Big Song komt binnen met een heel scala aan traditionele snaar-, blaas- en slaginstrumenten, die elk voor zich tot bijzondere eigen tradities hebben geleid. Immers: eilanden zijn eilanden, en daar gebeuren aparte dingen.
De oceaan hield lange tijd hun werelden apart. Werelden die nu met een budgetvlucht van een paar uur verbonden zijn.
Herkenbare akkoorden
Dat kan tot vervlakking leiden. Helaas werd dat een beetje merkbaar in het Amsterdamse Muziekgebouw. Ironisch genoeg werden de traditionele klanken, de oeroude ritmes en prachtige stemmen verbonden door een paar heel herkenbare, westerse akkoordenschema’s. De saus, die elk afzonderlijk gerecht tot bloei zou moeten brengen, begon te overheersen. Misschien goed voor een leven op de streamers, maar minder voor een concert voor veeleisend publiek.
Uiteindelijk leverde dat bij mij wat associaties op met The White Lotus. Die serie die intercontinentaal toerisme perfect ontmaskert als een voortzetting van koloniale overheersing, zou mensen bewust moeten maken van het verwoestende effect van toerisme, maar levert juist recordbezoeken op aan de peperdure resorts die als locatie dienen.
Cocktails
Dit feestelijke, hier en daar vrolijk swingende concert van Small Island, Big Song voldeed, ondanks een paar ontstemde gitaren, een beetje aan dat beeld. Kregen we niet allemaal zin om even de boel te vergeten, en op het vliegtuig te stappen voor een paar dagen met cocktails op een parelwit strand, waar de locals vooraf alle plasticafval zorgvuldig hebben opgeruimd?
De paar momenten, dat op de video-wall achter de artiesten werd gerefereerd aan slavernij, klimaatverandering en andere rampspoed; de paar serieuze songs waar de zangers een verdrietige blik op de zaal richtten, maar helaas onverstaanbaar bleven in hun oproepen: ze benadrukten alleen maar de spagaat waarin we met zijn allen zijn terecht gekomen.
Duurzaam én scherp?
Het is prachtig als we meer van elkaar te weten komen. We moeten vaker en dieper met elkaar in contact komen. Kunnen we dan ook een manier vinden waarop dat kan zonder de planeet en elkaars wereld te verwoesten? Dat kan natuurlijk met zo’n concert: laat de kunst toeren, blijven wij hier. Scheelt een boel CO2.
Maar mag het dan iets scherper, iets puntiger, met meer verschillende smaken en onbekende kruiden? En meer nadruk op wat we kunnen leren van elkaar en van die oceaan die ons allemaal verbindt?