Hoe maak je een mooie en persoonlijke documentaire over een held? En wat als je held filmmaker is en zelf al prachtige beelden heeft gemaakt? Hoe vrij mag je zijn met je onderwerp? Lange tijd is mijn probleem met het IDFA geweest dat de documentaires zo braaf zijn, zo gefocust op het onderwerp en niet op het medium zelf. In een soort veredelde praatje-plaatje model, worden interviews, archiefbeelden en ander bronmateriaal afgewisseld voor een zo getrouw mogelijk portret. Maar dat moet ook spannender kunnen. Gelukkig is dat de laatste jaren ook zo en is er meer aandacht voor de vorm.
Idfa bestaat dit jaar uit zo’n 300 films, waar ik de 3 die over filmmakers gaan het liefst wilde zien. En wat voor filmmakers: Orson Welles, Ingmar Bergman en Marceline Loridan Ivens. De laatste is in Nederland vooral bekend als de weduwe van Joris Ivens, maar ze had ook een zelfstandige carrière als regisseur. Toen ze te oud werd om nog films te kunnen maken, is ze gaan schrijven. De eerste 2 makers zijn samen goed voor meer dan 100 films. Ik was benieuwd hoe je iets nieuws kunt zeggen over 2 grootheden en hoe je een relatief onbekende vrouw portretteert.
Les yeux d'Orsons Welles
Mark Cousins maakte met The Eyes of Orson Welles, een film die gebaseerd is op de tekeningen en schetsen van Welles. Cousins is altijd heel aanwezig in zijn werk, al is het maar door zijn smeuïge Noord-Ierse accent. In deze film vertelt hij zijn liefdesbrief aan Welles en stelt hem allerlei vragen. Hij richt zich rechtstreeks tot Welles, en niet tot ons, de kijker. Een verfrissend perspectief, hij ontloopt daarmee zijn positie als afstandelijke, filmhistorische buitenstaander maar plaatst zich in de film.
Ook vertelt hij waarom hij de film gemaakt heeft: omdat hij als klein mannetje Touch of Evil zag en daarna verkocht was. Het werd een liefde voor het leven. Later ontmoette hij Welles’ dochter Beatrice en kreeg toegang tot Orsons enorme erfenis aan tekeningen, schetsen en schilderijen. Cousins ontdekte wat een krachtige visuele denker Welles was en analyseert zijn films vanuit een visueel perspectief:’ ah, kijk, een typische Welles-diagonaal!’.
Hij beschrijft Welles’ films en leven vanuit de tekeningen, als een soort geheime ingang tot zijn hersenen. Maar hij gaat niet op de stoel van de psychiater zitten. In delen over macht, politiek en liefde, stelt Cousins vragen aan Welles, maakt ons deel aan mogelijke antwoorden. En, het meest gedurfde en leukste aan de film, hij laat op het laatst Welles antwoorden: allemaal leuk en aardig, maar Cousins heeft toch echt gemist dat hij een jester is, een grappenmaker.
À la recherche d'Ingmar Bergman
Margarethe von Trotta was gevraagd om een film te maken over Ingmar Bergman voor diens 100ste geboortedag. Ook zij plaatst zichzelf in de film. De film opent met von Trotta die wandelt op de plek waar Max van Sydow de ridder speelt uit Het Zevende Zegel. Op dat strand vertelt ze dat het daarmee begon, haar liefde voor Bergman. Ze was in Parijs gaan wonen en kwam in de Cinemathèque in aanraking met een heel nieuw soort film.
Haar film is ogenschijnlijk een traditionelere film over een grootheid. Ze interviewt mensen met wie Bergman gewerkt heeft, laat hem aan het werk zien en toont fragmenten uit zijn films. Ze vertelt met gepaste trots dat zij in zijn film top 10 staat met Die Bleierne Zeit. Ze is de enige vrouw en de jongste op de lijst. Toch is het niet alleen een bewonderend portret: ze laat zijn zoon Daniel een even vernietigend als onbewogen oordeel vellen over zijn vader. Ingmar was het echte kind in de familie. Hij was niet in staat tot vaderlijke liefde en hield meer van zijn actrices dan van zijn kinderen.
Marceline, une femme, un siècle
Cordelia Dvorák maakte met Marceline, une femme, un siècle een liefdevol portret van een prachtige vrouw. Auschwitz-Birkenau-overleefster, filmmaakster, schrijfster, rebel, en weduwe van Ivens die ze tot haar eigen dood miste. We zitten bij haar aan tafel terwijl ze met vrienden praat of naar de kapper gaat voor haar fel rode kapsel. We zien Marceline als mooi jonge vrouw met camera en microfoon aan Parijzenaars vragen of ze gelukkig zijn.
Ook zijn we getuige van haar pijn, haar survivers’ guilt: haar vader kwam niet terug uit het kamp, zij wel. Ze had dat liever omgekeerd gezien. Jaren kon ze niet praten over haar kampervaringen. Pas in 2003, met de film La Petite Prairie aux Bouleaux liet ze zien hoe het haar getekend heeft voor het leven. Maar wat Dvorák vooral toont is een sterke vrouw die radicaal haar eigen weg kiest en voor het leven en de liefde kiest. Hoe kon ze ook anders? De andere optie was de dood.
Le traditionnel est également autorisé
Het is de meest traditionele film van de 3, maar het kruipt zo dicht op het onderwerp, en met zo veel liefde, dat het niet stoort. Dvorák vertelde in een Q&A dat ze geïnteresseerd raakte in Loridan Ivens na het lezen van haar boek Et Tu N’est Pas Revenu Ze ontmoetten elkaar en besloten de film te maken. Net op tijd, want Loridan heeft nog net voor haar overlijden de ruwe montage kunnen zien.
Het was voor het eerst dat Loridan Ivens toestemde met het maken van een film. Er waren vaker verzoeken geweest, maar dat hield ze altijd af. Dat Dvorák vrouw was en Duits heeft geholpen, dat ze elkaar mochten natuurlijk ook. Met zo’n eerste en laatste film over Loridan Ivens is de noodzaak om je te verhouden tot allerlei andere film en boeken natuurlijk minder.
Er zijn talloze boeken en films gemaakt over Bergman en Welles, als toeschouwer wil je wel een noodzaak voelen voor een nieuwe film. En dat was bij zeker zo. Ik moet voelen waarom deze film gemaakt moest worden en waarom dat alleen op deze manier kon. Dat is natuurlijk altijd een vereiste, maar zeker bij films over film. Je bent het aan je onderwerp verschuldigd om na te denken over het medium. En dus gaan alle films over filmmakers eigenlijk over film zelf.