Waarom willen we eigenlijk zo graag bloed zien? Dat vroeg ik me af tijdens de voorstelling Roughhouse. Dit Amerikaans-Duitse werkje is te zien in het Holland Festival (woensdag 12 juni nog) en daarin vloeit dus geen bloed. Daar gaat het ook over. Dat er nergens meer bloed vloeit, in de media, in de kunst. Dat iedereen altijd weer opstaat, dat niemand meer echt ergens door geraakt wordt en dat iedereen zich vervolgens wel profileert als slachtoffer van iets of iemand. Lees: #metoo, lees: identity politics.
Dit alles uitgevoerd door acteurs en dansers met werkelijk goddelijke lijven, een groot bewegingstalent en ook nog eens een spraaktechniek die een perfecte training verraadt. Hoge kunst dus. En nog om te lachen ook. Met een vleugje Oresteia voor de broodnodige klassieke onderbouwing van een en ander. Buitengewoon onderhoudend, en ik kwam moeiteloos door mijn halfnegendip heen, die dip die me steevast tijdens de reclames na het achtuurjournaal in slaap weet te brengen, ook als ik niet voor de tv zit.
Invulnérable
Niks mis mee, dus, met Roughhouse van Richard Siegal. En dat is dus precies wat er mis mee is. De acts zijn perfect getimed, op die ene keer na dat een danser met zijn hoofd de neus van een danseres schaaft, waarna zij een beetje stuurs en heel kort uit haar rol valt. Om daarna weer vol door te gaan. Deze voorstelling bijt zichzelf in de staart, door precies te zijn waar ze over zegt te gaan: we zijn onkwetsbaar en daardoor raakt niets ons meer.
Daarom raakt de voorstelling ook niet, en dat vind je dan dus jammer, als toeschouwer. Want je wilt dus geraakt worden, maar dat ook weer niet zo hard dat je medeplichtig wordt aan ernstige delicten. Een paar jaar geleden wist een andere amerikaan dat bijna voor elkaar te krijgen, door tijdens de première die ik in Wenen zag daadwerkelijk zichzelf en zijn collega’s in gevaar te brengen. Dat ging gepaard met echte drank, echte bloedzuigers, echte drugs en echte extase. Niet vol te houden, bleek: een maand later in Amsterdam was alles gladgestreken en werd er geen enkel risico meer genomen. Daardoor was die voorstelling zijn bestaansreden kwijt, want die bestaansreden was nu juist het gevaar.
We zitten, zo blijkt, weer eens met een crisis van het realisme opgezadeld. Hoe echt moet kunst zijn, hoe sensationeel willen we het hebben, hoe hard willen we raken en geraakt worden? Dan kun je zoiets maken als Roughhouse, maar loop je dus het risico dat je dingen belooft die je niet kunt bieden en dus alleen een vorm van softporno overhoudt. Moet er dan meer echt geweld in het theater? Moet Marina Abramovic terug in de tijd, moet Angelicia Liddell meer dan alleen een esthetische vinger van een danser in haar geslacht stoppen? Seks met inktvissen doen?
Of moeten we terug naar het psychologische, naar de vertelling, naar de fantasie die ook de drijvende kracht was achter de Mahabharata en de Griekse tragedies?
Ik vraag het me af.