Rotterdam en theater, best lastig. Ik kan het weten, ik ben er geboren en het was een onderwerp van diverse werkgroepen tijdens mijn studie Theaterwetenschap in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Sinds de laatste hervorming van het theater, een fusie waarbij zelfstandige bespelers samen zouden gaan werken om al het bijzondere theater in Rotterdam te gaan verzorgen, maar dan zonder Maas Theater & Dans en zonder het Onafhankelijk Toneel, zijn de ontwikkelingen hilarisch te noemen, als het niet zo tragisch was.
Niemand weet nog precies waar Theater Rotterdam voor staat. Er waren diverse meerkoppige managementen voor nodig om geen antwoord te vinden op die vraag. Men zocht en vond grote namen die kwamen en weer gingen, en nu is er een makersensemble. In de woorden van het nieuwste persbericht: ‘Het meerstemmige makersensemble van Theater Rotterdam vormt het artistieke hart van de organisatie. Het ensemble bestaat uit kernmakers Alida Dors, Erik Whien en Davy Pieters, alliantiepartners Urland en Wunderbaum en de nieuwe generatie makers van Productiehuis Theater Rotterdam.’
Zes hartkamers
Een artistiek ‘hart’ met minimaal 6 kamers. Is dat niet wat veel om een duidelijke hartslag te veroorzaken waar de stad van opleeft? Kennelijk, want los van het onmiskenbare talent van elke individuele ‘maker’ zindert het niet aan de Nieuwe Maas. Men heeft nu bedacht – en daar gaat het nieuwste persbericht over – dat er nog een extra managementlaag nodig is om dat hart aan het kloppen te krijgen. Vandaag is de buitengewoon aardige en talentvolle Maurice Dujardin aangesteld om in een nieuw managementonderdeel, het ‘artistiek bureau’, dingen te veroorzaken.
Leest u even mee? ‘Binnen het Artistiek Bureau komen produceren, plannen, ontwikkelen, experimenteren en onderzoeken samen. Het maken en spelen van voorstellingen vanuit de focus op kunstenaarschap is daarbij de fundamentele kern. Productiehuis Theater Rotterdam maakt deel uit van het Artistiek Bureau en werkt vanuit deze nieuwe structuur hard aan talent- en genreontwikkeling. Een kernteam van dramaturgen richt zich op het inhoudelijke discours en slaat tegelijk een brug naar het publiek en de stad. Vanuit het Artistiek Bureau worden voortdurend (nieuwe) verbindingen gelegd met het stedelijke en (inter)nationale culturele veld.’
Bullshitbingo
Hier worden een paar bingokaarten van de bullshitbingo in managementland in één keer ingevuld. Te beginnen met de ‘focus’ op een ‘fundamentele kern’, waarmee je gelijk drie keer hetzelfde pas zegt. ‘Hard werken’ ‘vanuit een nieuwe structuur’ klinkt als een formatiememo uit CDA-kringen en een ‘kernteam van dramaturgen’ dat ‘het inhoudelijke discours’ doet en tegelijk ook ‘een brug slaat naar het publiek’ en ‘verbindingen legt’ is vragen om moeilijkheden. Daar worden theaterwetenschappers helemaal niet voor opgeleid, dus is er een nieuwe opleiding ‘kernteamdramaturg in Rotterdam’ nodig. En die is er nog niet.
Uit de nieuwe aankondiging komt een beeld naar voren van een organisatie die alleen nog maar in gesprek is met zichzelf. Al jaren gebeurt er niets belangrijks meer in Rotterdam. Een tijdje geleden werd ook het laatste succesnummer, de door Don Duyns en Pieter Kramer opgezette reeks kerstproducties, bij het grof vuil gezet. Opvallend genoeg is die makersclub nu onderdeel geworden van een nieuw acteursensemble, dat zich met wisselende artistieke teams op komedies voor de grote zalen in Nederland gaat richten. Precies dat wat Rotterdam ooit sterk maakte.
Spelers
De oprichting van dat ensemble, de Spelersfederatie, bevat precies dat, wat Rotterdam niet meer heeft: spelers. Die werden eerder al op straat gezet, kennelijk omdat je meer hebt aan ‘makers’. Nu is het probleem dat makers weinig kunnen zonder spelers. Die zijn immers het ware gezicht van een theater in een stad. En die spelers zitten niet meer in Rotterdam, maar worden tijdelijk ingevlogen om de Maasstad, of liever, het makersensemble, te verheffen. Anders dan dat kan ik die opstelling van een spelersloos makersensemble niet omschrijven.
De geschiedenis van het professionele theater in Rotterdam is er een van heel veel vallen en soms opstaan. Sinds de 18e eeuw waren er meer naamsveranderingen van ensembles dan goed is voor een traditie. Ik kom uit de stad, heb het theater actief meegemaakt vanaf mijn kindertijd, van Nieuw Rotterdams Toneel, via Toneelraad en Ro Theater met en zonder hoofdletters, tot en met een oude via Hal 4 naar een nieuwe schouwburg, met en zonder publiek. Wat er de laatste vijf jaar is gebeurd, slaat echter alles wat er in de afgelopen eeuwen misging.
Dronken in Dizzy
Inmiddels is er geen schouwburgpubliek meer in de Maasstad. Dat is niet de schuld van de laatste jaren, het proces was al langer aan de gang. Het wordt dus tijd om het gebouw terug te geven aan de stad, en de stad weer open te stellen voor spelers. Dronken acteurs in Dizzy, een paar chique overnachtingen erbij in Hotel New York, een regisseur met een appartement in het Oude Westen.
Wat ze in Rotterdam proberen: een hart met zes kamers, zal niet werken. Laten ze lessen leren uit het verleden. Rotterdam zette ooit een advertentie in de landelijke kranten: ‘Rotterdam wil Theater’. Er was geld en er kwam veel voor terug. Utrecht, bij gebrek aan een groot budget voor een groot gezelschap, koos ooit voor Het Utrechts Model, wat inhoudt dat de stad diverse gezelschappen onderhoudt voor de prijs van één, en men eens in de zoveel tijd met elkaar gaat eten om te kijken hoe het met elkaar gaat. Dat werkt.
Rotterdam heeft dus geen extra managers nodig, maar een paar goede koks.