Je moet het maar durven: een opera vernoemen naar de belangrijkste organisator achter de massadeportaties en vernietigingskampen van Joden in de Tweede Wereldoorlog en hem dan niet als personage opvoeren. Componist Alejandra Castro Espejo en librettist Bo Tarenskeen deden het: hun opera Eichmann, een productie van de Diamantfabriek, gaat woensdag 9 december in première in het Muziekgebouw aan ’t IJ.
Adolf Eichmann werd in 1960 door de Israëlische geheime dienst uit Argentinië ontvoerd en na een spraakmakend proces ter dood veroordeeld. In 1962 werd hij opgehangen. Een jaar later publiceerde de Duits-Amerikaanse, Joodse filosofe Hannah Arendt haar controversiële boek Eichmann in Jeruzalem: de banaliteit van het kwaad.
Tegen de communis opinio in omschreef zij Eichmann niet als een gevoelloos monster, maar als een onbetekenend individu: hij voerde zonder zelf na te denken orders uit van bovenaf. Door zo gemakkelijk zijn eigen vrije wil uit te schakelen illustreerde hij de ‘banaliteit van het kwaad’. Castro Espejo en Tarenskeen namen deze gedachte als uitgangspunt voor hun opera. Vier vragen aan Castro Espejo.
Adolf Eichmann komt niet zelf in de opera voor, wiens idee was dat en wat is hiervan de bedoeling?
Het was voor ons allebei vanaf het begin duidelijk dat wij het personage van Eichmann niet wilden representeren. Het stuk gaat ook niet over de Tweede Wereldoorlog: de voorstelling is gebaseerd op het proces tegen Eichmann en de ideeën die Arendt over hem opwierp. Onze opera stelt vragen als: wat is eigen verantwoordelijkheid en zijn we wel vrij in ons denken?
Arendt volgt minutieus het proces en komt erachter dat Eichmann, die door de wereld werd gezien als personificatie van het kwaad – een monster en duivel – eigenlijk een doorsnee kantoorklerk was die zijn orders perfect uitvoerde. Dat het kwade niet alleen het diabolische is, maar juist ook zit in het niet-nadenken over de eigen daden. Deze uitspraak heeft veel losgemaakt, niet in laatste instantie bij de Joodse gemeenschap. Maar op filosofisch en psychologisch vlak was het een doorbraak.
Hoe heb je dit inhoudelijk en muzikaal aangepakt?
Er zijn zeven personages die ieder op hun eigen manier de verschillende opvattingen over de vrije wil vertegenwoordigen. Elk van hen heeft een monoloog. Die wordt gesproken, instrumentaal gespeeld, of gezongen – of een combinatie hiervan. In de monologen speelt de onderliggende vraag: hebben we een vrije wil ? We zien een Verlichtingsfilosoof, een Calvinist, een Golem, een Hippie, een Moslima, een Recidivist en Hannah Arendt.
Het zoeken van de cast was een belangrijk onderdeel en tevens ons startpunt: zowel Bo als ik wilde zeven performers die zich over het podium bewegen zonder dat er een strikt onderscheid is tussen ‘zanger’ of ‘muzikant’. Het is spannend de scheidslijnen tussen de verschillende disciplines te laten vervallen en te zoeken naar een manier om tot muziekmaken te komen, tot spreken of zingen. Dit is muziek en theater in de meest letterlijke vorm.
Het ensemble bestaat uit twee harpen, slagwerker, viool, cello en gitaar/trompet. De selectie van de instrumenten kwam deels voort uit de keuze van de uitvoerders, maar ik heb er wel op toegezien dat het een instrumentaal uitgebalanceerd geheel werd. Beide harpistes zingen, net als de trompettist en de cellist.
Een plot is er niet, dus ik maakte van elk lied een sfeer, door een muzikaal beeld neer te zetten dat het personage typeert. Ik vond het belangrijk dat de muziek het groepsgevoel zou versterken, en een tegenkleur zou geven aan de monologen. Voor mij was het van meet af aan belangrijk dat de muziek de performers verbindt, er zijn ook momenten dat daadwerkelijk iedereen tegelijkertijd speelt. Dat is een sterk beeld.
Alejandra Castro Espejo (c) Robert BenschopHoe besliste je wie wel en wie niet zingt?
De keuze om de personages wel of niet te laten zingen komt uit de inhoud en de tekst zelf voort. We hebben deels parallel gewerkt: Bo Tarenskeen schreef de tekst en ik maakte schetsen voor de muziek. Zo probeerden we elkaar te blijven voeden. Maar natuurlijk had ik op een gegeven moment wel tekst nodig om een keuze te kunnen maken tussen wat gezongen zou worden en wat gesproken. Dit is heel organisch gegaan en de verhouding tussen gesproken woord en zang/muziek is redelijk gelijkwaardig.
Een hoofdpersoon ontbreekt, kunnen wij ons met iemand identificeren?
Ik denk dat het publiek zich met iedere monoloog wel kan identificeren. Dat is de kracht van de tekst: die gaat over heel tastbare zaken, hoewel het thema juist redelijk abstract is. De muziek versterkt bepaalde stellingen, maar soms kleurt het lied een personage bij door een andere invalshoek te benadrukken. De recidivist blijkt bijvoorbeeld ook een gevoelige kant te hebben, waardoor zijn personage complexer en rijker wordt. Het mooie is dat je dit soort dingen pas tijdens het montageproces ontdekt.
Ik heb me afgevraagd of ik überhaupt wel moest componeren voor zo’n thema. Ik heb besloten het wel te doen, maar laat op bepaalde momenten ook los als componist. Zo is er een geleide improvisatie, waar de musici goed naar elkaar moeten luisteren om bij elkaar te blijven. Er zijn ook een paar momenten waarop de bewegingen net zo belangrijk zijn als het klankresultaat. Uiteindelijk is het een voorstelling geworden waarin de groep heel hecht overkomt, ondanks het ontbreken van psychologische interactie. Dat vind ik fascinerend.
Eichmann is op 22 december ook te zien in de Toneelschuur in Haarlem.
Naschrift 2018: Op 20 september wordt Eichmann. Muziektheater over de vrije wil opnieuw uitgevoerd, in CC Amstel, Amsterdam