Ik heb het woord ‘revolutionair’ gebruikt, toen een cameraploeg van Theater Rotterdam mij vroeg wat ik van Closed Eyes vond. Ik weet niet of mijn verder buitengewoon enthousiaste reactie de eindmontage zal halen, maar een dag later is dat gevoel niet weg. Wat Alida Dors, artistiek directeur van Theater Rotterdam, heeft laten zien, is een revolutie in de wereld van de structureel gesubsidieerde stadsgezelschappen in Nederland.
Waarom is dat? Alida Dors is een performer. Dat weten we allemaal sinds zij in 2022 De Staat van Het Theater uitsprak. Dat werd geen keurige vakbondstekst, zoals meestal het geval is bij de traditionele seizoensopening, maar een combinatie van dans en spoken word, die diepe indruk maakte.
Nieuwe dimensie van kwetsbaarheid
Nu gaat ze een stap verder. Door haar gisteren als inspirerend spoken-word artiest en dansleider op te zien treden bij Closed Eyes, een stuk over een nogal beladen en nat gevolg van onze koloniale geschiedenis, besefte ik pas goed hoe bijzonder zij haar rol als artistiek directeur invult. Ze neemt haar ensemble mee het toneel op, speelt daar zelf een ondersteunende rol en brengt zo het begrip ‘kwetsbaarheid’ naar een nieuwe dimensie. Dat is een revolutie.
Want kwetsbaar is deze geste van Dors, die als maker en manager niet veilig achter de schermen wacht tot het applaus aan het eind, maar de volle anderhalf uur met haar collega’s in het licht staat. Licht dat overigens ook zeldzaam effectief is in deze voorstelling die dans, popconcert en film in één is.
Ondernemend Nederland
Closed Eyes gaat over de gevolgen van de aanleg van de Afobakadam in Suriname. De Nederlandse koloniale macht had elektriciteit nodig voor een aluminiumfabriek en die konden ze halen uit het ontstane Brokopondo stuwmeer: niet al te diep maar groter dan de provincie Utrecht. Het was een ingreep die niet alleen effect had op de planetaire daglengte van een enkele nanoseconde, maar ook de levens van vele duizenden mensen verwoestte.
Marrons, mensen die afstamden van mensen die de verschrikkingen van de slavernij op de suikerplantages waren ontvlucht, werden opnieuw verdreven vanwege een industriële revolutie van ondernemend Nederland.
Een wereld op de rand van de dood
De avond begint met een fascinerende film, waarin we een jongen volgen die door de straten van Paramaribo rent, op de vlucht voor iets onbeschrevens, om uiteindelijk overboord te gaan op het gigantische stuwmeer. In die minuten van verdrinking ontvouwt zich op de bodem van dat meer de anderhalf uur durende voorstelling die waanzinnig stuwende muziek bevat, niet altijd begrijpelijke taal en vooral heel veel prachtige beweging.
Het driekoppige ensemble met gitaar, toetsen en slagwerk verdient speciale vermelding. Zelden heb ik van zo’n kleine band zo’n zaalvullend geluid gekregen. Van ambiente klanken tot keiharde beats die je vanzelf in beweging brengen, op een niveau dat ik een interessante kruising tussen Nile Rodgers en Brian Eno wil noemen. Ik had niet vreemd opgekeken als David Bowie opeens was opgekomen om een paar regels te zingen, al had hij als Thin White Duke waarschijnlijk niet zo heel erg veel in dit feestelijk zwarte ensemble te zoeken gehad. Vooralsnog is hij net zo dood als John Lennon, maar ik dwaal af.
Glorieuze binnenkomst
De volgende revolutie kwam na afloop. De doorgaans nogal onmogelijk betonnen foyer van de Rotterdamse Schouwburg was veranderd in een kolkend dansfeest, waar na een klein halfuur Alida Dors haar ensemble van jonge zwarte dansers een glorieuze binnenkomst via de monumentale trap gunde. Zulke feestelijkheden zie je niet na premières van het Nationale Theater, laat staan ITA.
Dors brengt de menselijke schaal terug in het theater, en dat alleen al is vertrouwenwekkend. Nu het theater een even onzekere toekomst wacht als de prachtige zwarte dansers, musici en filmmakers die deze voorstelling mogelijk maken, moeten we dit heel warm koesteren. Een zachte revolutie. Misschien nog op tijd.