Misschien is het ook gewoon een verkeerde keuze om deel drie direct na afloop van de eerste twee delen te zien. Misschien dat je na een dagje je of wat bezinken de tekst van Petry wél kunt waarderen, op zijn eigen merites.
Stelt u zich een driesterrendiner voor. Een zinnenstrelende aaneenschakeling van kleine en middelgrote gerechten, bereid met de grootst mogelijke zorg door een gereputeerde topkok, op basis van een nog altijd legendarische receptuur en uitgeserveerd door de beste obers ter wereld. En dat iedereen zo druk bezig was met de moleculaire schuimpjes en stikstofbereidingen, dat men de net aangestelde souschef even met het toetje alleen gelaten heeft.
En dat dat dus niet verstandig was.
Zoiets overkwam mij dus bij de première van de volledige trilogie van Man Zonder Eigenschappen, zaterdag 26 mei 2012 in Brussel. Na tussen 2 uur ’s middags en 10 uur ’s avonds ondergedompeld te zijn geweest in het hoogst haalbare dat de moderne theaterkunst te bieden heeft, waren de laatste anderhalf uur een deceptie. En dat ligt niet aan de spelers Johan Leysen en Liesa van der Aa, en ook niet aan het complete team vormgevers en techneuten dat onder leiding van Guy Cassiers zijn stinkende best doet om het er prachtig uit te laten zien. Het is volledig op het conto te schrijven van de veelbekroonde Vlaamse auteur Yves Petry die een stuk oppervlakkig, pretentieus en lelijk proza meende te moeten toevoegen aan de tot dan toe zinderende en zinsbegoochelende woorden- en beeldenstroom van Robert Musil.
De Man Zonder Eigenschappen is een onvoltooid werk van de in 1942 overleden Oostenrijkse schrijver Robert Musil. Hij geeft hierin een uiterst gedetailleerd, maar ook vlijmscherp beeld van het verval van de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie, die in 1867 ontstond en door velen wordt gezien als de bètaversie van wat we nu kennen als de Europese Unie. Het is die gelijkenis die de eerste twee delen van de theatermarathon zo angstwekkend mooi maakt.
Het stuk voert ons naar de jaren 1913 en 1914, waarin het rijk zich voorbereidt op de viering van het gouden jubileum in 1917. Niemand lijkt zich bewust van de wereldoorlog die op uitbarsten staat. Men houdt zich liever bezig met een mysterieuze diarree-epidemie onder de paarden en maakt zich zorgen om de opkomst van populisten die een verenigd Midden-Europa niet zien zitten. Eigenlijk zit je te kijken naar de concurrentiestrijd tussen de regio’s die in Nederland om de titel Culturele Hoofdstad van Europa 2018 strijden, je ondertussen ergerend aan het Eurovisie Songfestival, terwijl de PVV de cultuur afschaft en rond de Middellandse Zee de ene na de andere staat bankroet gaat.
Wacht ons niet hetzelfde lot als die kibbelende Europeanen, precies honderd jaar geleden?
Het is deze niet-dwingend opgelegde analogie die het werk van regisseur Guy Cassiers zo prachtig en betekenisvol maken. Zijn bewerking – uit het begin van deze eeuw – van Prousts ‘Op zoek naar de verloren tijd’ was daarom ook zo onvergetelijk. Zelfs als nu in deel twee van de Musil-trilogie het accent van de vertelling verschuift naar het persoonlijke leven van de ik-figuur, de Man Zonder Eigenschappen die dankzij die eigenschapsloosheid steeds meer een messias, dan wel Nespresso-held wordt, blijft het universele karakter van de avond onmiskenbaar aanwezig. Het wordt zelfs sterker, omdat je de personages vanuit de zaal zou willen toeroepen om vooral even achter zich te kijken, waar de Grote Boze Oorlog dreigt.
Mogen de eerste twee delen volgens het programma dus een trechter zijn van het universele naar het persoonlijke, dan is het tuitje van die trechter, in deel drie, de klismatische anticlimax waarover ze als maker onmogelijk tevreden kunnen zijn. Petry legt al het universele van Musils onvoltooide meesterwerk terzijde en laat ons meemaken hoe Johan Leysen, alias Musil, alias de gestoorde moordenaar uit de roman, een rondje evalueren en nababbelen doet met Liesa van der Aa, die staat voor zowel het slachtoffer van die moordenaar als voor een jeugdliefde van Musil die door hem met een geslachtsziekte werd besmet en daaraan overleden is. Dit alles voorzien van prachtig vervreemdende vioolklanken van Van der Aa en een minder gelukte playback-act van meesterverteller Leysen.
Dat die hele marathon tot deze dialoog moet leiden is een teleurstelling. De praktische taal van Petry, die best een boel bekroonde romans op zijn naam heeft staan, komt na de 8 uur klankrijkdom van Musil rauw op je dak. Wat is het commentaar dat Petry hiermee levert nu precies? Dat ook de schrijver van een universeel meesterwerk maar een mens is? Dat moordverhalen goed verkopen? Het zou allemaal kunnen, maar wat er bovenuit stijgt is dat Petry zich hier op geen enkele manier kan meten met Musil, en dat zelfs de beste regisseurs, vormgevers en performers daaraan niets kunnen veranderen.
Maar misschien is het ook gewoon een verkeerde keuze om deel drie direct na afloop van de eerste twee delen te zien. Misschien dat je na een dagje je of wat bezinken de tekst van Petry wél kunt waarderen, op zijn eigen merites.
Ik ben wel benieuwd. Laat me weten of u het stuk los beter weet te waarderen dan ik, die het zag terwijl het aan de trilogie vast zit. U kunt het in het Holland Festival gaan testen.
Comments are closed.