Ik herlees De twaalfjarige bruiloft, een kort verhaal van Maeve Brennan. Achter haar eenvoudige zinnen gaat een claustrofobische wereld schuil. De personages stikken bijna in hun angst, eenzaamheid en onderdrukte woede. Als lezer voel ik me een goudvis in een kom met te weinig water.
Het leven van de schrijfster is een speelfilm waard. Ze wordt geboren in 1917 en groeit op in een voorstadje van Dublin, als dochter van katholieke ouders die strijden voor Ierse onafhankelijkheid. Haar vader is vaak op de vlucht, wordt gevangen genomen, ter dood veroordeeld en weer vrijgelaten. Later wordt pa Brennan de eerste Ierse ambassadeur in Amerika. Als het gezin terugkeert naar Ierland, blijft dochter Maeve in de States achter.
Ze studeert letteren, schrijft korte verhalen, wordt een prominent lid van de jetset en een gevierde columniste van de New Yorker. Affaires, een huwelijk met een manisch-depressieve schrijver en een zwerftocht met hond en poezen langs tal van tijdelijke onderkomens volgen. Soms slaapt ze in de wc-ruimte van de New Yorker. Het contact met de werkelijkheid raakt Brennan steeds meer kwijt. Uiteindelijk belandt ze in een verzorgingstehuis, waar ze in vergetelheid overlijdt.
De schrijfster uit beeld
Het is verleidelijk de korte verhalen van Brennan te lezen met haar levensgeschiedenis in het achterhoofd. Ze is paranoïde en lijdt aan waanvoorstellingen. Haar personages proberen zich wanhopig vast te houden aan het weinig tastbare dat hen omgeeft. Huizen en interieurs worden tot in detail beschreven. De schrijfster graaft wanhopig in haar jeugdherinneringen in een desperate poging grip te houden op de realiteit. Brennan schrijft de korte verhalen in de tijd dat het – ogenschijnlijk – nog goed met haar gaat. Alsof ze haar geestelijke noodlot voelt aankomen en probeert dat te snel af te zijn.
Die benadering stuit me tegen de borst. Verhalen dienen op zichzelf te staan. Eenmaal geschreven verdwijnt de schrijfster – hoe fascinerend haar levensverhaal ook is – uit beeld. Het gaat om onze leeservaring.
De eenzaamheid van Delia
Terug dus naar De twaalfjarige bruiloft. De eenvoudige plot is in drie zinnen na te vertellen. Delia en Martin Bagot zijn twaalf jaar getrouwd. Ter gelegenheid daarvan zet Delia een kostbare vaas met bloemen in het kamertje waar haar man gescheiden slaapt. Als Martin van zijn werk terugkomt en de bloemen ziet is hij daar zo boos over, dat hij de vaas kapot laat vallen.
Maar het gaat niet om de plot. Waar het dan wel om gaat? Om de eenzaamheid van Delia. Martin die zichzelf wijs maakt dat hij heus geen hopeloze en trieste figuur is. De twee dochtertjes en het verloren kind. Hond Bennie die warmte en tevredenheid symboliseert. De muren rond de keurig onderhouden achtertuin. Buurjongen Willie die Delia vanuit zijn slaapkamerraam in de gaten houdt. De verhoogde muur van de garage achter het huis die het beeld van een gevangenis completeert. En het levendige geluid van de spelers op de tennisbaan daarachter.
Dublin is Nederland
Het is geen toeval dat ik juist nu De twaalfjarige bruiloft herlees. Want de benauwdheid in het verhaal lijkt op de benauwdheid van onze eigen tijd. Net als Delia en Martin Bagot zitten we opgesloten in een verstikkend bestaan. Mijden het contact met medemensen. Missen de frisse lucht van bezoeken aan cafés, musea, filmhuizen en theaters. Dublin 1917 is Nederland 2021.
Overdreven? Waarschijnlijk. Maar het claustrofobische gevoel uit De twaalfjarige bruiloft is momenteel makkelijk te herkennen.