‘Het Fonds hecht wel degelijk aan spreiding, maar binnen het beschikbare budget voor meerjarige productieaanvragen is het lastig spreiding van standplaats te realiseren. In de praktijk komt het overgrote deel van de aanvragen uit de vier grote steden.’ Veel duidelijker kan het grootste kunstfonds niet maken dat alle gedoe over de ongelijke verdeling van de subsidies over het land, geheel aan de politiek en de Raad voor Cultuur te wijten is.
En, het moet gezegd, het Fonds dat bij eerdere subsidieverdelingen onder meer de overproductie van podiumkunst and de onderbetaling van werkers in de cultuur legitimeerde, heeft een punt. De huidige chaos in de Nederlandse kunstsubsidies kan vrijwel geheel op het conto geschreven worden van de Raad voor Cultuur, de ministers Bussemaker en Van Engelshoven en de Tweede Kamer.
Niet dat het Fonds Podiumkunsten niks fout heeft gedaan. Er zijn voorbeelden van beoordelingen, zoals bij De Kift (‘kwaliteitspunk’) en Wende (‘Ruim voldoende’), die hilarisch zouden zijn als ze niet zo pijnlijk waren. Waar het Fonds Podiumkunsten zich keurig, laten we zeggen steviger en ijzerenheiniger dan ooit, houdt aan de regels, zijn de uitstapjes in recensentenland van de commissieleden vaak stuitend en totaal overbodig. Maar het is duidelijk: Het Fonds stelde zichzelf de opdracht om duidelijk te maken waar de schoen wringt en dat is uitstekend gelukt.
Opportunisme
De zo nu en dan idiote beoordelingen ondergraven wel de inzet van het Fonds om de bal nu precies daar te leggen waar die hoort: het ministerie dat met gênante vormen van kasschuiven en potrukken 9 jaar heeft voortgemodderd, een Kamer die op makkelijke momenten naar simpele scoringskansen zocht en een Raad voor Cultuur die na een eigen stevige inzet totaal de weg kwijt is geraakt. Inmiddels is daar al het rumoer rondom dubieuze besluiten gesmoord met een greep in de kas van de musea en opportunistische verontwaardiging over het beleid van het Fonds.
Wat gaat er nu gebeuren? Los van het feit dat de kunstwereld dankzij Corona en Lockdown grotendeels een fictief verhaal aan het worden is, kan geen enkele vorm van reparatie de situatie nog verbeteren. Al zal dat wel gaan gebeuren. Die 8,6 miljoen die het fonds nu minimaal tekort komt zal wel ergens gevonden worden, zodat de zaaglijn opnieuw verlegd wordt. Dan kan de sector – virtueel – weer vier jaar door. Mogelijk gaat er nog anderhalf miljoen bij om de spreiding gestalte te geven. Zo duur is het tevredenstellen van de kunstwereld niet, zal Den Haag merken.
Redding
Waarna over drieënhalf jaar het hele circus opnieuw begint, en het publiek nog minder dan nu bereid is om iets te geven voor het redden van kunstinstellingen en makers.
Er zou een mooie manier kunnen zijn waarop de kwakkelende minister Van Engelshoven haar gezicht, en dat van ‘kunstpartij’ D66 kan redden. Er komt binnenkort een nieuwe voorzitter voor de Raad voor Cultuur, wat alleen maar een verbetering kan zijn. De kroonleden van diezelfde Raad kunnen wegens hun wangedrag eenvoudig gewisseld worden zonder al te veel ophef.
De nieuwe Raad zou van deze minister nog een stevige opdracht mee kunnen krijgen, om een geheel nieuw kunstsubsidiestelsel te ontwikkelen. een bestel waarbij al het oude achter wordt gelaten en iets nieuws kan komen dat past bij de 21ste eeuw en bestand is tegen elke nieuwe pandemie.
Het kan. De vraag is of de wil er in politiek Den Haag is, en of de sector bereid is de huidige, rampzalige status quo in te ruilen voor iets heel onzekers. Daar heb ik een hard hoofd in.