Vrijheid en openheid zijn wezenlijk in het leven van Wilfried de Jong. Pin hem niet vast op één eigenschap, want dan wordt hij pissig. ‘Ik bén niet “die jongen van de sport”.’
Dat klopt, De Jong is onder meer theater- en televisiemaker en schrijver. Over sport bijvoorbeeld. Zijn nieuwe boek De man en zijn wielerverhalen ligt vanaf deze week in de boekhandel, waarin dertig jaar schrijven over wielrennen is samengebracht, van zijn eerste verhaal over Parijs-Roubaix tot een column over de Tour in coronatijd. Een goed moment om een eerder interview weer eens te herplaatsen.
1. Welk cijfer geeft u uw uiterlijk?
‘Ik heb een grote neus, mijn oren staan scheef, mijn ogen hangen, ik kreeg al vroeg rimpels, ik ben kaal, heb geen volle lippen, mijn neusgaten zijn ongelijk. Min min min min. Maar het gekke is dat als ik al die minnetjes optel, toch tot een plus kom, omdat het mijn gezicht karakter geeft. Daarom: een 7. Vroeger dacht ik dat ik moeilijk een vriendinnetje zou kunnen krijgen, zelfs al had ik toen nog een leuke bos met krullen. Ik heb het nooit van mijn uiterlijk moeten hebben, maar van praten en grappen maken.
In mijn theatertijd met Waardenberg & De Jong zagen Martin Waardenberg en ik eruit als smerige jongens. Na vijf minuten stonden we al te zweten. We epileerden niets, deden geen poeder op. Op het toneel moet je lelijk durven zijn. Maar in het dagelijkse leven ben ik best ijdel. Sinds mijn achttiende vind ik het leuk om in pak te lopen. T-shirts en jeans heb ik niet. Ik hou van schoonheid en van stijl. In Italië trekken mensen van tachtig nog even een mooi overhemdje aan voordat ze ‘s middags iets gaan drinken op het dorpsplein. Op die manier zorg ik ook voor mezelf.
Fotografen zeggen vaak dat ik een fijne kop heb om te fotograferen. Ik sta soms heel goed op foto’s. De ene keer zie ik eruit als veertig, de andere keer lijk ik wel honderd. Ik kan goed naar mezelf kijken, naar de toenemende ouderdom. Dat is de wet van de remmende voorsprong: omdat ik al vroeg rimpels had en op mijn vijfendertigste mijn haar heb afgeschoren, is het verschil minder groot dan bij mensen die op hun vijftigste kaal of grijs worden.’
2. Waar bent u onzeker over?
‘Ik ben altijd onzeker, want ik ben een perfectionist en je kunt nu eenmaal nooit perfect zijn. Dagelijks vraag ik me af ik het wel goed doe, bij alles. Kan ik dit wel? Is het goed genoeg? Die onzekerheid zie ik terug op televisie: ik stotter me erdoorheen, zeg vaak “eh”. Maar ik vind het niet erg dat je ziet wie ik ben. Ik ben heel ambitieus. Wil het allemaal heel mooi en goed hebben. Waar anderen het goed genoeg vinden, denk ik: nou, laten we toch nog maar een keertje overdoen. Het is zo zonde om dingen maar half te doen. Daarom hou ik ook niet van slapjanussen.
Ik kan er slecht tegen als ik fouten maak. Niet elke journalist ligt er wakker van als zijn stuk in de krant komt, maar als ík een fout ontdek in een van mijn columns, heb ik daar een halve dag last van.
Waar dit vandaan komt weet ik niet, ik kan me niet herinneren dat mijn ouders zo waren. Het is overigens niet zo dwangmatig dat ik er een vervelend leven door leid, maar het bezwaart wel mijn gemoed. Succes verandert daar niets aan – onzekere mensen kunnen vaak slecht met succes omgaan, wuiven het weg. Ik vind het moeilijk om tevreden of trots te zijn over iets wat ik heb bereikt, omdat ik altijd zie waar het beter kan. Tegelijkertijd is dat ook het vuurtje dat mij gaande houdt.’
3. Wat was uw grootste pijn?
‘Als ik mijn leven vergelijk met dat van talloze andere mensen, ben ik gespaard gebleven. Opgegroeid in een harmonieus gezin, geen trauma’s opgelopen. De ergste lichamelijke pijn, mag dat ook? Tijdens een try-out van een show van Waardenberg & De Jong ben ik van zes meter hoog naar beneden gevallen, voor een volle zaal. Ik verbrijzelde mijn pols en brak mijn heup. Toen ik probeerde overeind te komen, zakte ik meteen weer in elkaar, als aangeschoten wild. De techniek gooide het doek dicht en liet omroepen dat er een pauze moest worden ingelast. De mensen in de zaal vonden het fantastisch, zij zagen een enorme stunt – die gasten van Waardenberg & De Jong springen gewoon van zes meter naar beneden, te gek. Ook van de ziekenauto met loeiende sirenes dachten ze nog dat het erbij hoorde.
Op het moment dat het gebeurde, dacht ik berekenend: probeer zo goed mogelijk neer te komen, niet op je hoofd. De échte schrik kwam pas later. Ik weet nog goed dat mijn moeder in het ziekenhuis zei: “O jongen, je had wel dood kunnen zijn.” Toen moest ik heel hard janken. Niet dat ik er voorzichtiger door ben geworden trouwens, dat zit niet in mij. Als iets gevaarlijk is, maar ik voel me er goed bij, dan doe ik het. Twee jaar na de val speelden we alweer een scène waarbij we op een stalen balk aan een kabel meters boven de grond hingen. Ongezekerd. Op de racefiets ga je bergafwaarts zeventig kilometer per uur, op die dunne bandjes. Dan ga ik echt niet in de remmen knijpen.’
4. Welke eigenschap waardeert u het meest in uw geliefde?
‘Anneloek vindt het prima dat ik elke avond boven op mijn werkkamer twee uur keihard jazzplaten ga zitten draaien. Veel vrouwen zouden dat ongezellig vinden. Bullshit, zulke gezelligheid interesseert mij niet, ik wil gewoon platen draaien. In een relatie doe je dingen samen, maar ik denk dat het niet goed is als je te dicht op elkaar zit of totaal op elkaar gefixeerd bent. Wij geven elkaar de ruimte te doen wat we leuk vinden. Zij gaat bijvoorbeeld uren paardrijden met mensen die ik nog nooit heb ontmoet, want dat wereldje is niks voor mij. Andersom gaat zij niet mee naar vrienden van mij die ze niet leuk vindt. In het eerste jaar dat we verkering hadden, vertrok Anneloek van de ene op de ander dag naar de filmacademie in New York. Twee jaar geleden was ik voor de speelfilm Ventoux zes weken van huis. Dat is goed voor ons, en des te leuker is het om weer bij elkaar te zijn. Dat grillige karakter is ons bestaansrecht. Anneloek is heel eigenwijs, en ik ook. Het knalt en sputtert en giert bij ons geregeld alle kanten op. Het is een energiek en passioneel samenzijn, al zesentwintig jaar.’
5. Waar verlangt u naar?
‘Naar vrijheid. Ik heb al een ontzettend vrij leven, maar het kan beter. Natuurlijk, ik besef maar al te goed dat veel andere mensen in een verhouding, in hun werk of qua gezondheid geketend zijn – ik heb absoluut niets te klagen. Maar de koek is nog niet op. Althans, ik denk dat er nog meer koek is. Qua werk bijvoorbeeld. Ik ben benieuwd hoe ver mijn ideeën reiken.
Bij het schrijven ben ik zelf de start van alles, het komt uit mij en ik bepaal alles. De komende jaren wil ik ook een aantal voorstellingen maken voor het theater en misschien ook wel iets op televisie, waarbij ik zelf beslis hoe het wordt.
Waarom vrijheid zo belangrijk voor me is? Ik denk dat de mens weliswaar een gezelschapsdier is, maar uiteindelijk vooral een solist is die het misschien wel het beste met zichzelf kan vinden. Daar moet je niet voor weglopen. Als je alleen bent, kun je je wereld zo inrichten dat het vloeiender gaat en plezierig is. Het gaat dieper. Ik ben graag alleen. Een tijd geleden ben ik even een weekje in mijn eentje naar Turijn gegaan. Dan zit ik daar in mijn hotelkamer, eet en lees wat, wandel door de stad. Ik vind het wezenlijk dat je af en toe op jezelf teruggeworpen wordt en het met jezelf moet uitzoeken. Toen ik achttien was heb ik zes weken lang op een draaistoel gezeten en naar buiten gekeken. Om negen uur ging ik zitten, en als mijn ouders om vijf uur thuiskwamen zat ik er nog steeds. Alleen, naar buiten te kijken en na te denken. Dat heeft mij veel opgeleverd. Besef van hoe betrekkelijk, lelijk, mooi en raar dit bestaan is. Ik heb leren kijken. In mijn werk zie je dat terug in de aandacht voor het kleine.’
6. Wat kwetst u?
‘Wat mij het meest kwetst is als ik niet begrepen word. Als mensen slechts een deel van mij zien en dat uitvergroten, en dan verkeerde dingen zeggen als: “Dat zal jij vast heel leuk vinden” of “Dat is die jongen van de sport”. Dan zakt de moed me in de schoenen. Ik bén niet “die jongen van de sport”. Ik heb zeven boeken geschreven, weet je wel. Hebben die mensen twaalf jaar Waardenberg & De Jong gemist? Weten ze niet dat ik vier jaar Sociale Academie heb gedaan en met weggelopen jongens en meisjes heb gewerkt van wie de helft al onder de zoden ligt? Nog zo één: “Jij bent altijd heel druk, hè? Je zal wel nooit kunnen.” Hoezo, ik kan nooit? Je kunt het toch gewoon aan me vrágen? Ik voel nu al meteen weer de irritatie. Als ik het zo vertel, klinkt het kinderachtig, vind ik. Want hoe kan ik verwachten dat iemand die me niet kent, me doorgrondt? Maar het stoort me als mensen dingen te eenvoudig maken, ik hou niet van een etiket. Ik propageer de vrijheid in een gesprek, de vrijheid van denken. Vragen stellen in plaats van de antwoorden al klaar hebben en denken te weten hoe iets of iemand in elkaar steekt. Openheid en onbevooroordeeld zijn heb ik ook altijd nagestreefd in mijn werk. Ik probeer niet a priori al iets te vinden van iemand. Ik heb een uitzending van 24 uur met… gemaakt met Richard Klinkhamer, de man die zijn vrouw had vermoord en daar een boek over had geschreven. Een moord plegen is een ernstig feit, maar heeft de man daarmee afgedaan? Vind ik niet. Tijdens de uitzending bleek hij een onaangepaste, soms nare persoon, maar ook een inspirerende en af en toe lieve man. Ik vind het mooi om te kijken wat er nog meer in iemand zit. Iedereen heeft een verhaal.’
7. Wat is uw mooiste jeugdherinnering?
‘In de wijk waar we vroeger woonden, in 110-Morgen, een jarenvijftigwijk, hadden we een abonnement op natuurbad Het Zwarte Plasje. Daar kreeg ik mijn zwemlessen van een man met zo’n stalen haak in je nek, ’s ochtends vroeg, in het ijskoude water. Je had er een natuurgedeelte en zonneweiden. Toen ik een jaar of twaalf, dertien was, lag ik daar met vriendjes in de zon, in een bermudazwembroek met van die sixties-achtige bloemen erop. Sonja en Irma, een tweeling, waren ook in het zwembad. Door het driehoekige raampje van mijn armen lag ik te gluren. Een borst, een bandje langs een schouder. Die middagen, soms maar twee uurtjes, leken wel een zomervakantie te duren. Dat is zo mooi aan de jeugd: je leeft in het hier en nu, maar de tijd die voor je ligt is onbegrensd en lang. Het gaat allemaal nog komen – wereldreizen, een vriendin, een huis, kinderen, leren autorijden, je kunt nog de beste voetballer aller tijden worden. Alles ligt nog in dat vergezicht van dat driehoekige raampje.
Inmiddels is dat driehoekige raampje een vierhoekig stalen luik geworden waar je hard tegenaan moet duwen en waarvan de vergezichten niet zo ver meer zijn. Omdat je met de dood te maken hebt gekregen, en daarmee de begrenzing is ontstaan. De eindigheid dringt zich op. Volgend jaar word ik zestig. Ik heb nog veel drift. Bewijsdrift, werkdrift… Dat houdt mij gaande. Ik heb ook meer haast. Om nog een boek te schrijven, nog een voorstelling te maken. Naar Buenos Aires te gaan. Als je ouder wordt, moet je onherroepelijk afscheid nemen van dingen die je vroeger kon. Ik vind het leuk om dat gevecht te leveren. Je denkt: ik heb nog best een goed figuur, ik kan nog best ver onder water zwemmen, ik ben nog best wel knap. Maar de werkelijkheid is natuurlijk eerlijker dan zulke gedachten.’
Wilfried de Jong (1957) is een artistieke duizendpoot: hij is schrijver en journalist, theater-, radio- en televisiemaker, jazzkenner en hij speelt contrabas. Daarnaast is De Jong Rotterdammer in hart en nieren, al 26 jaar de partner van Anneloek en vader van een zoon en dochter. Na de Sociale Academie en enkele jaren werk in de hulpverlening werd hij journalist op de kunstredactie van Het Vrije Volk, bij het Rotterdams Dagblad en Radio Rijnmond. Vanaf 1988 maakte hij met Martin Waardenberg succesvolle absurdistische theaterprogramma’s onder de naam Waardenberg & De Jong. Hij is ook bekend van televisieprogramma’s als Sportpaleis De Jong, Holland Sport and 24 uur met… en hij presenteerde drie seizoenen Zomergasten. Sinds 2003 heeft De Jong heeft een sportcolumn in NRC Handelsblad, en publiceerde naast sportboeken als De linkerbil van Bettini (2006) en De man en zijn fiets (2009) ook fictie: onder meer Aal in 2006 en de verhalenbundel Zweefduik (2016). In 2017 verscheen Salto, een verzamelbundel sportcolumns. Vanaf 2 juni 2020 is De man en zijn wielerverhalen. Het complete fietswerk (1990-2020) verkrijgbaar.