Het Kröller-Müller Museum associeer je niet onmiddellijk met klassieke muziek. Toch bezocht ik zondagmiddag 29 mei een concert in dit in de Veluwse bossen gelegen instituut. Het werd georganiseerd door het Helene Kröller-Müller Fonds in samenwerking met 401 Nederlandse Opera’s. Deze organisatie streeft ernaar vergeten en nooit uitgevoerde opera’ uit Nederland en Vlaanderen (opnieuw) onder de aandacht te brengen. Voor deze gelegenheid werden aria’s en duetten uitgevoerd uit de periode dat Helene Kröller-Müller (1869-1939) de kunstverzameling aanlegde van het naar haar vernoemde museum.
Nederlandse muziek van eind negentiende, begin twintigste eeuw lijkt weer hot. Zo bracht het festival De Muze van Zuid onlangs stukken tot klinken van componisten naar wie een straat vernoemd werd in Amsterdam Zuid. Bijvoorbeeld van Cornelis Dopper, Daniël de Lange, Julius Röntgen en Gerard von Brucken-Fock, die ook zondag op de lessenaars stonden. Zij tekenden voor enkele van de bijna vijfhonderd opera’s die vanaf 1680 in de lage landen gecomponeerd werden. Geen gering aantal en het merendeel is vergeten, of zelfs nooit uitgevoerd.
Heeft u bijvoorbeeld ooit gehoord van Jozal (1910-12) van Von Brucken-Fock of Helga van Stavern (geïnspireerd op het vrouwtje van Stavoren, 1912) van Jan van Gilse? Geen van beide kwam ooit tot uitvoering en delen hieruit beleefden afgelopen zondag hun wereldpremière. Opvallend overigens dat alle uitvoerders Vlaams waren, met uitzondering van de Nederlandse bas Pieter Vis.
Als ‘surprise-gast’ zong hij samen met de tenor Denzil Delaere en de pianist Pieter Dhoore een ingetogen klaagzang ter afsluiting van de waanzinsaria van Margareta uit Het blinde meisje van Kasteel Cuillé van Cornelis Dopper (1894). Dit aangrijpende relaas over de jonge Margareta (de sopraan Jolien de Gendt), die zich in het ravijn stort wanneer haar geliefde haar verlaat, was meteen ook het hoogtepunt van het recital.
Het ruim een uur durende, ietwat overvolle programma vond wegens omstandigheden niet plaats in het auditorium, maar in het museumrestaurant. De ongenadige akoestiek van deze uit beton, glas en steen opgetrokken ruimte maakte het de uitvoerders bepaald niet makkelijk een genuanceerde uitvoering te realiseren, waardoor de ene gepassioneerde aria al snel ging lijken op het volgende hartstochtelijke duet. Ook het vioolspel van Ann Vancoillie, die samen met Dhoore enkele intermezzi verzorgde, kreeg geen vleugels.
Toch was het interessant een staalkaart van het Nederlandse componeren rond de vorige eeuwwisseling voorgeschoteld te krijgen. De meeste van deze opera’s kende ik niet. Overigens zou ik niet willen beweren dat ons een scala aan onversneden meesterwerken is onthouden, echte verrassingen bleven uit. Met als opvallende constante dat de acht geselecteerde componisten veelal keurig binnen de lijntjes kleurden, met behoorlijk voorspelbare melodieën en harmonieën.
Geen pathos maar verstilling
Een welkome uitschieter was Von Brucken-Fock, die gewaagdere samenklanken presenteerde in zijn autobiografische opera Jozal, over een schatrijke wereldverbeteraar. Verfrissend was ook Dopper, die de wanhoop van Margareta goot in een verstilde weeklacht, in plaats van zijn toevlucht te zoeken in het lawaaiige pathos waarin zijn collega’s grossierden. Het verbaast niet dat Dopper er in 1894 als onbekende jongeling uit Stadskanaal in slaagde de Nederlandse Opera ertoe te bewegen deze meeslepende eenakter op de planken te brengen. Zoals te lezen in het programmaboekje van sitebeheerder en concertorganisator René Seghers.
Het is prijzenswaardig dat 401 Nederlandse Opera’s dergelijke in de krochten van de geschiedenis verdwenen stukken weer tot klinken brengt, want alleen zó kan hun kwaliteit beoordeeld worden. Deze voor het publiek toegankelijk maken blijkt overigens monnikenwerk, want alle partituren op één na, zijn nooit uitgegeven, maar bevinden zich in slecht leesbare handschriften in de archieven van het Nederlands Muziek Instituut. Het scannen, ontcijferen en vervolgens bewerken van de orkestpartij voor piano (en soms ook viool) neemt vele uren, dagen en maanden in beslag.
Die investering werpt zijn vruchten af. Het concert trok grote belangstelling; het wachten is nu op geïnteresseerde regisseurs en operahuizen. Zo zou ik graag eens nieuwe productie horen van Het blinde meisje van Kasteel Cuillé van Cornelis Dopper. – Nog vurigere hoop ik dat ook de handschriften van de negen opera’s van Belle van Zuylen ooit weer boven water komen.
Een videoverslag van het concert zal binnenkort verschijnen op 401 Nederlandse opera’s, inclusief een download van de concertopname.