Ga naar de inhoud

IN PERSPECTIEF 7: Kunstenaars en voorzienigheid

In de serie In Perspectief kijkt Erik Akkermans terug en vooruit naar ontwikkelingen in cultuurbeleid en -praktijk. Vandaag: voorzienigheid voor kunstenaars.

Het kantoor aan het Noordeinde in Den Haag. Aan de vergadertafel hadden alle bestuursleden een vaste plek. Op die plek lag voor iedereen een pakje sigaretten klaar van het juiste merk. De vergaderingen begonnen klokslag twee uur. Rond half vijf kwamen de sherry en zoutjes, ongeveer gelijktijdig met de rondvraag. Om vijf uur precies werd de vergadering gesloten.

Van het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars (VvK) was de directeur Sociale Zekerheid op het Ministerie van Sociale Zaken de voorzitter. Hij zat er namens de minister. Vicevoorzitter was de directeur Kunsten van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM). Een andere hoge ambtenaar van Sociale Zaken, juist iets onder de positie van de voorzitter, vervulde het penningmeesterschap. Verder in het Dagelijks Bestuur: twee of drie kunstenaars en een vertegenwoordiger van de Federatie van Kunstenaarsverenigingen.

Het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars, opgericht op initiatief van J. F. Van Royen in 1936,1 hielp bij investeringen in de beroepspraktijk met giften en leningen, maar kwam ook kunstenaars te hulp bij ziekte of andere sociaal leed. Het VvK werkte voor alle disciplines in de kunst en de meeste beroepsorganisaties waren erbij aangesloten. Het fonds vormde een perfecte samenwerking tussen kunstenaarswereld, rijksoverheid, gemeenten en particuliere fondsen. Het bracht solidariteit, overheidsbeleid en charitas in één fonds. Er was een klein Dagelijks Bestuur, een compact bureau en een zeer uitgebreid Algemeen Bestuur waarin al die verschillende partijen konden polderen.

Veranderingen

In 1986 vierde het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars, in het Kurhaus te Scheveningen, zijn 50-jarig bestaan. Maar in de laatste twee jaar was er al meer veranderd dan in de hele periode daarvoor. De overheden trokken zich terug, uit het bestuur, maar grotendeels ook uit de financiering. Geen ambtenaar meer aan tafel, anders dan voor onderhandelingen. Ik mocht gaan voorzitten; sherry en zoutjes bleven achterwege. Het bestuur ging nadenken over het ontwikkelen van nieuwe collectieve regelingen voor sociale zekerheid voor kunstenaars. Daar keek een aantal kunstenaarsorganisaties kritisch naar, want tegelijkertijd dreigde de afschaffing van de beeldende kunstenaarsregeling (BKR)2. Waren wij niet bezig daar het alibi voor te ontwikkelen? Niet zo’n reële gedachte, maar verzet is nu eenmaal niet altijd reëel.

Kunstenaarsorganisaties waren dus kritisch op de nieuwe plannen. En de ministeries waren maar matig geïnteresseerd. Ze hadden inmiddels al een andere deal met elkaar gesloten. De BKR zou worden afgeschaft, een deel van het budget ging over naar het Ministerie van CRM voor een nieuw fonds voor beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst en de rest leverde een mooie bezuiniging op. Dat nieuwe fonds zou uitsluitend artistieke criteria hanteren. Zowel de gelijke behandeling van alle kunstdisciplines als aandacht voor de sociale aspecten van het kunstenaarschap vielen weg. Na hardnekkig onderhandelen resteerde nog een kleine subsidie voor het Voorzieningsfonds dat een ondersteunende instelling op gemoderniseerde leest kon worden. Een nieuw (premie)stelsel voor sociale zekerheid kwam er voorlopig niet. Er kwam wel ruimte voor een meer zakelijke aanpak.

Met het directeurschap van Jo Houben verzakelijkte het Voorzieningsfonds in de jaren negentig verder. De naam werd eerst Kunstenaars&CO (Cultuur en Ondernemerschap) en, na fusie met Kunst & Zaken, uiteindelijk Cultuur+Ondernemen dat een sterke impuls gaf aan ondernemerschap en governance. Zakelijke leningen bleven in het pakket. Ten tijde van de nieuwe wettelijke kunstenaarsvoorziening, de WIK en de WWIK, vervulde de organisatie een vitale rol in de uitvoering hiervan, met een centrale toets op beroepsmatigheid3. Daarmee was zij een tijdlang sterker terug in het domein van de sociale én beroepsmatige zekerheid voor kunstenaars. Na intrekking van de WWIK lag de focus weer vooral op versterking van ondernemerschap en professionalisering.

Klaar met kunstenaarsbeleid?

Het signaal dat de afschaffing BKR ten tijde van het ministerschap van Eelco Brinkman liet zien was duidelijk: de rijksoverheid was klaar met kunstenaarsbeleid, het ging alleen nog over kunstbeleid. Datzelfde signaal, maar veel politieker uitgedragen, kwam ruim tien jaar later met het eerste Kabinet Rutte en staatssecretaris Zijlstra. Kunstenaars moesten zelf voldoende geld verdienen en anders maar ander werk kiezen of een beroep doen op ‘de Voorzienigheid.’ Wel een contrast met de insteek van de daaropvolgende bewindspersonen Bussemaker, van Engelshoven en Uslu. Die hebben de sociale en beroepspositie van kunstenaars weer opnieuw een plek in het beleid gegeven, vanuit een integrale visie op kunst en kunstenaarschap. Daarmee faciliteerden zij ook het platform voor de arbeidsmarkt Platform ACCT en het instrument voor professionele ontwikkeling Werktuig PPO. Via Cultuur&Ondernemen blijven leningen mogelijk om te kunnen investeren in de eigen praktijk. Eigen verantwoordelijkheid en solidariteit zijn ook weer terug. Denk aan de broodfondsen bijvoorbeeld of het initiatief van jonge makers tot de Fair Practice Code.

De pogingen in de jaren ‘80 om in het kader van een Voorzieningsfonds-nieuwe-stijl tot een collectief sociaal zekerheidsstelsel te komen kwamen duidelijk veel te vroeg in de tijd. Momenteel valt er tenminste over te praten. Zo onderzochten onder meer Cultuurconnectie en PGGM de mogelijkheid van een pensioenregeling voor creatieve zelfstandigen. Hierin valt echter geen knoop door te hakken zonderen algemene afspraken over het landelijk pensioenstelsel. Datzelfde geldt voor verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid en tijdelijke werkloosheid. De overheid houdt categorale regelingen liever af omdat er voor alle sectoren tegelijk iets geregeld moet gaan worden. Zo ontstaat er stilstand in de sector vanwege stilstand in het boven sectorale dossier. Het pensioenstelsel, het dossier Borstlap4, de al dan niet verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, we kunnen er nog lang over blijven praten.

De vorige minister van Sociale Zaken, Wouter Koolmees, was best geïnteresseerd in sociaal beleid specifiek voor de culturele en creatieve sector. Jammer genoeg kwam halverwege zijn periode corona vrijwel alle aandacht opeisen. Pijnlijk dat toen juist de specifieke noden van zelfstandigen in de culturele en creatieve sector over het hoofd werden gezien5.

De kunstensector heeft groot belang bij voortgang in deze dossiers. Omgekeerd kan de culturele en creatieve sector heel goed een voortrekker of pilot zijn. Ik pleit ervoor om op korte termijn een vergadertafel neer te zetten waaraan het Ministerie van Sociale Zaken& Werkgelegenheid, OCW en Economische Zaken (met hooggeplaatste ambtenaren), maar ook de Nederlandse gemeenten, de fondsen, de branches en kunstenaarsorganisaties samen tot voortgang proberen te komen. Daar zullen geen sigaretten zijn. Sherry of rosé mag, maar pas na vijf uur en nadat er resultaten zijn bereikt.

Erik Akkermans
Bestuurder, adviseur en publicist. Hij was tot voor kort voorzitter van het platform voor de arbeidsmarkt culturele en creatieve sector Platform ACCT en in het verleden van diverse andere organisaties. Hij was directeur van de Federatie van Kunstenaarsverenigingen, voorzitter van het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars en van de Fondsraad Fonds Beeldende Kunst Vormgeving en Bouwkunst,

1 Roel Mulder e.a., Op Grondslag van Solidariteit, zestig jaar Voorzieningsfonds voor Kunstenaars, Den Haag 1996

2 F.Kuyvenhoven, Een Monument voor de BKR, Zwolle 2020

3 P.Pennings, Half vijf in de Ochtend, Handboek voor toepassing van de WIK, Elsevier, Den Haag 1999

4 Advies Commissie Regulering van Werk: “In wat voor een land willen wij werken?”, Den Haag 2020

5 Zie de recente sommatie aan de regering door de Kunstenbond om de schade evenredig te compenseren.

Erik Akkermans

Bestuurder, adviseur en publicist.View Author posts

Klein Lidmaatschap
175 / 12 Maanden
Speciaal voor organisaties met een omzet  of subsidie van minder dan 250.000 per jaar.
Geen storende banners
Een premium nieuwsbrief
5 proefabonnementen op de nieuwsbrief
Al onze podcasts
Meepraten over ons beleid
Inzage in de financiën
Exclusieve archieven
Zelf persberichten (laten) plaatsen
Eigen mastodon account op onze instance
Cultureel Lidmaatschap
360 / Jaar
Voor culturele organisaties
Geen storende banners
Een premium Nieuwsbrief
10 proefabonnementen op de nieuwsbrief
Al onze podcasts
Meepraten
Inzage in financiën
Exclusieve archieven
Zelf persberichten (laten) plaatsen
Eigen mastodon-account op onze instance
Samenwerking
Privé Lidmaatschap
50 / Jaar
Voor natuurlijke personen en zzp’ers.
Geen storende banners
Een premium nieuwsbrief
Al onze podcasts
Meepraten over ons beleid
Inzage in de financiën
Exclusieve archieven
Eigen mastodon account op onze instance
nl_NLNederlands