Op dit soort plekken gebeuren dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. We bevinden ons diep in de containerhaven van Rotterdam, tussen de neonverlichte overslagplaatsen en duistere pakhuizen. In een van die rauwe loodsen staan twee vrachtwagentrailers. De een is ingericht als illegaal naaiatelier, de ander is gevuld met aarde en rubberbanden. Ze vormen het decor van de voorstelling ‘Hard to be a god’ van de Hongaarse theatermaker Kornél Mundruczó.
De voorstelling vertelt het redelijk onnavolgbare verhaal van Karoly, die symbolische martelporno wil maken om er zijn vader mee te chanteren. Die vader verkrachtte ooit zijn zus en is nu Europarlementariër. Drie vrouwen zijn onder valse voorwendselen naar dit naaiatelier gelokt om in die video’s mee te doen. Het loopt niet goed met ze af, onder andere doordat de buitenlandse filmregisseur nogal sadistische neigingen heeft en daarbij de dames zodanig beschadigt dat ze onbruikbaar worden.
Dan is er ook nog een hoerenmadam die voor de meisjes zorgt en een dokter. Die laatste blijkt dan weer engel te zijn, die pas in durft te grijpen als het eigenlijk al te laat is. De stijl die Mundruczó voor zijn voorstelling gebruikt is felrealistisch. Het naaiatelier is tot in de kleinste details ingericht en ook de handelingen van de acteurs laten niets aan de verbeelding over. De meisjes worden aan een vaginaal onderzoek onderworpen, er wordt abortus gepleegd met een in Cif gedrenkt stuk ijzer en men heeft seks op de vloer van het atelier. Helemaal heftig zijn de video’s die in de tweede container worden opgenomen. De toeschouwers kunnen niet goed zien wat er in de container gebeurt, maar zien wel het eindresultaat op video: een rug wordt overgoten met kokend ater, een naakte vrouw krijgt bloed over zich heen en wordt levend begraven, er wordt geslagen en vernederd. Toch blijf je als toeschouwer kijken, omdat de video een dubbele afstand schept. Het is niet alleen theater (en dus niet echt), die video creëert nog ens een extra veilige laag. Letterlijk, omdat het scherm dat de projecties vertoont ook het scherm is dat de martelkamer aan ons oog ontrekt. Gecombineerd met de weinig subtiele acteerstijl (de acteurs schreeuwen, vloeken en slaan, maar introspectie vindt er niet plaats) dreigt ‘Hard to be a god’ een nogal plat geheel te worden van schreeuwerige teksten en expliciete beelden.
Toch zou je Mundruczó met die conclusie onrecht doen. De regisseur toont ons wat we liever niet willen zien, maar wat er wel elke dag gebeurt in plekken zoals de Rotterdamse haven. Dankzij Europese regelgeving komen er dagelijks vrouwen uit het Oostblok naar het Westen, die daar op een verschrikkelijke wijze worden uitgebuit. Dat willen we niet zien, maar het is wel realiteit. Karoly gebruikt de vrouwen dan tenminste nog om op zijn eigen zieke wijze de wereld een beetje beter te maken. Mundruczó weet bovendien in al die lelijkheid af en toe een schoonheid op te roepen, die er in de werkelijkheid niet is. Af en toe onderbreken de personages hun bezigheden om op wonderschone wijze popliedjes ten gehore te brengen, waarbij zelfs de doden terugkomen om mee te zingen. Dat wil niet zeggen dat ‘Hard to be a god’ een geslaagde voorstelling is. Daarvoor probeert Mundruczó te veel in de voorstelling te stoppen. Het is een pamflet, een parabel over de Europese Unie, een wraaktragedie en dan is er ook nog eens een religieus aspect. Die afzonderlijke lagen zijn allemaal zo summier uitgewerkt dat ze alleen aan de oppervlakte blijven hangen. Dat is jammer, want met zijn explosieve regiestijl had Mundruczó meer belangwekkende dingen kunnen vertellen dan hij nu doet.
Hard to be a god, gezien: De Rotterdamse Schouwburg, 22 september. Nog te zien tot en met 24 september
Reacties zijn gesloten.