Festival Grenswerk kreeg op dinsdag 21 februari te horen dat het na drie succesvolle jaren moet stoppen, omdat het niet spoort met de ambities van Stichting Enschede Promotie. Het in 2009 opgezette festival kreeg na een vernietigend rapport van deze opgekalefaterde VVV door de wethouder een dik eisenpakket opgelegd waaraan het niet kon voldoen.
Logisch wel.
De gestelde eis van 50.000 unieke bezoekers haalt zelfs een seizoenshit als Oerol niet. De 400.000 euro die de stad Enschede voor Grenswerk opzij had gelegd zal worden gebruikt om andere gaten in de begroting te dichten.
‘Heel jammer dat het festival niet de kans krijgt om zich te bewijzen’, vindt Rein van der Lugt, die samen met Harm Mannak in 2009 aan de wieg stond van het festival. Er waren al meer zomerfestivals gesneuveld, en er zou iets moeten komen dat niet alleen muziek, maar ook theater en beeldende kunst zou brengen. En nu had de Nationale Reisopera net aangekondigd om de volledige Ring des Nibelungen te gaan maken. Dat, en het bijbehorende budget was alle reden voor een feest.
Dat vond tenminste de gemeenteraad: het feest moest dan wel laagdrempelig en kunst tegelijk zijn. Als vanzelfsprekend moesten de partners van het Muziekkwartier erbij betrokken worden, maar ook andere culturele instellingen in Enschede, waaronder Twentse Welle.
Rampzalig
Vanaf het begin voerde de gemeente een halfslachtig beleid, waardoor vooral veel compromissen gesloten moesten worden. De onderlinge samenwerking verliep daarbij vanaf het begin rampzalig. De Nationale Reisopera vond het prima dat de delen van de Ring in de publiciteit van het festival werden meegenomen, maar had er verder niet zoveel te mee te maken; die opera’s stonden immers al vast en werden door rijk en provincie meegefinancierd. Wat de andere partijen daaromheen wilden doen, daar was men bij de reisopera niet zo mee bezig.
Dat moet natuurlijk jammer zijn geweest voor Grenswerk-bedenker Harm Mannak, die op dat moment wel met vier petten op bij het gebeuren betrokken was: hij was (en is) directeur van het Orkest van het Oosten (nu Nederlands Symfonie Orkest), was daarnaast interim-directeur van de Stadsschouwburg en directeur van het Muziekkwartier. Daarnaast was hij bestuurslid van Grenswerk, waarmee hij zich ook een grote rol verwierf in de invulling van het festival. En dat leidde dus weer tot onvrede bij de overige partners. Daarbij waren de geldstromen volstrekt onduidelijk. Dat kwam onder meer doordat Grenswerk een project was van het projectbureau van de Stadsschouwburg en dat de zakelijk leider van het festival ook baas was van het projectbureau, waardoor deze persoon bij zichzelf om geld moest leuren.
Overhead
De onduidelijke organisatieverhoudingen en de moeizame verbanden zorgden bij die eerste editie voor een enorme berg overheadkosten, die opliepen tot 3 ton, waardoor er voor programmering nog maar een ton overbleef. De eerste editie werd dan ook streng geëvalueerd door de gemeenteraad. Hoofdpunt was dat niet duidelijk werd hoe de zaak financieel precies in elkaar stak. Enige uitweg was daarop: verzelfstandigen: een eigen stichting, een eigen budget en geen onduidelijkheid over wie waarvoor verantwoordelijk is.
Artistiek leider van het eerste uur Rein van der Lugt zocht en vond een opvolger in Yvonne Franquinet, die na een moeilijke periode bij het Utrechtse Festival aan de Werf beschikbaar was voor nieuwe uitdagingen. Sinds de verzelfstandiging van Grenswerk zijn de verhoudingen in ieder geval duidelijker. De toenmalige zakelijk leider van Grenswerk is doorgegroeid tot directeur van de Stadsschouwburg en het bestuur staat los van de partners, waardoor er ruimte is gekomen om een eigen artistiek gezicht te ontwikkelen.
Doodkist
Wellicht gemotiveerd door de onduidelijkheden rond de financiële verantwoording van het eerste festival zorgde de gemeente Enschede echter voor een grote nagel aan de doodkist van Grenswerk: men wilde pas geld beschikbaar maken voor een nieuwe editie, nadat de vorige editie was geëvalueerd. Politiek misschien netjes, maar artistiek onverantwoord, omdat een festival met ambities vaak al twee jaar van tevoren afspraken moet kunnen maken met acts en kunstenaars.
Ondanks positieve evaluaties in 2010 en hoopgevende resultaten in 2011 kreeg het festival nog geen voet aan de grond als verbinder tussen hoge en lage kunst. Groot probleem voor het festival blijkt dat de meest zichtbare – en artistiek de minst interessante – onderdelen (Enschede aan zee, de Legokerk) door de gemiddelde inwoner en bezoeker als op zichzelf staande evenementen werden gezien; de link met Grenswerk werd niet gelegd.
Hierover en over de te varen koers bleven grote meningsverschillen bestaan tussen de verschillende partners. Het helpt daarbij niet dat door allerhande bezuinigingen alle culturele instellingen in een survival mode zitten, waarbij samenwerken de minste prioriteit heeft.
Marketing
Een interessante rol hierbij speelt de Stichting Enschede Marketing, die de gemeente adviseert over alle gesubsidieerde evenementen. In november 2011 was deze in 2009 op de ruïnes van minder succesvolle voorgangers opgezette veredelde VVV al zeer kritisch over Grenswerk, maar Enschede Promotie heeft er ook nooit een geheim van heeft gemaakt dat zij zelf graag de vier ton aan subsidie zou hebben ontvangen om te kunnen besteden aan manifestaties die de stad landelijk op de kaart zetten.
Een brief met nieuwe eisen voor het festival volgde. De Wethouder van Cultuur ging hiermee nog meer dan eerder op de stoel van de festivalprogrammeur zitten, door zich nadrukkelijk met de inhoud te bemoeien. Het nieuwe eisenpakket was voor de huidige directie onuitvoerbaar en dus restte er niets anders dan het einde af te kondigen van het (zoveelste) festival.
De Enschedese gemeenteraad pruttelt formeel wat tegen, maar is het eigenlijk wel eens met deze beslissing: het vertrouwen in de samenwerkende partijen is volkomen weg. Het merendeel van de Enschedese ondernemers en inwoners vindt het ook prima: de komst van het Glazen Huis in december levert veel meer publiciteit, bezoekers en inkomsten op.