Heus waar. Er wordt gelachen in de klassieke muziek. Bij menig orkestrepetitie zijn de altvioolgrapjes niet van de lucht. En in het Concertgebouw kun je wel eens wat besmuikt gegniffel opvangen. Maar klassieke componisten staan niet bekend om hun humor. Behalve Joseph Haydn.
De Weense componist bracht hier en daar een gezellige kwinkslag aan in zijn werk. Eén van zijn strijkkwartetten, onderdeel van de serie ‘Russische’ kwartetten, draagt zelfs de naam The Joke. Niet dat Haydn refereert aan enig Russisch muziekstuk; hij droeg het werk op aan de Groothertog Paul I van Rusland.
Andersom waren er – een honderd of wat jaren later – wel een aantal Russische componisten die refereerden aan Haydn. Het is deze muziek die het Mahler Chamber Orchestra in één programma samenbracht onder de titel ‘A Russian flirt with Haydn’.
Het concert begint met een lichte amuse, de Klassieke Symfonie van Sergej Prokofjev. Het kamerorkest, 45 musici sterk, klinkt fris en lucide in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Vanaf de bok tovert Pablo Heras-Casado verrukkelijke liflafjes tevoorschijn (zelfs de altviolen mogen in het molto vivace eventjes frivool doen). De dirigent bouwt een subtiele orkestklank, maar zijn ritmiek vloeit soms niet echt. Alsof hij staat te zwoegen bij een oude waterpomp.
Vergelijkbaar ‘klassiek’ is de andere symfonie op het programma, de Negende van Dmitri Sjostakovitsj, die hij schreef aan het einde van WOII. Een moment om de overwinning te vieren, de grootsheid van zijn volk, à la Beethovens Negende. Maar hoe anders klinkt het. Luchtig blijkt clownesk, en langzaam bekruipt je het gevoel dat de muziek je treiterig uitlacht. (Stalin riep Sjostakovitsj natuurlijk op het matje.)
Grimmiger is het Eerste Celloconcert van Sjostakovitsj. Er valt niet te ontkomen aan het macabere DSCH-motief dat herhaaldelijk op je inbeukt. De fenomenale Amerikaanse Alisa Weilerstein, dertig lentes oud, klauwt zich als een wilde kat een weg door de noten. Het tweede deel begint ze zacht spinnend, in eenvoud; het derde even onopgesmukt, alleen overvalt hier de desolaatheid. Dan volgt de weergaloze cadenza en het wachten totdat de celliste wederom raaskallend haar snaren doorklieft met een rauwheid die in de verste verten niets te maken heeft met een flirt met Haydn.
Na de pauze is het lachen met Alfred Schnittke. Zijn Moz-Art à la Haydn ontleent materiaal aan de grotendeels verloren partituur van Mozarts Musik zu einer Pantomime. Flarden muziek klinken alsof ze van een notenkladblaadje dwarrelen. Schnittke maakte regieaanduidingen voor de musici zoals Haydn dat deed in zijn symfonie Farewell. Daarin blazen de musici een voor een hun kaars uit en verlaten het podium.
Bij Schnittke loopt het anders. Komen de musici op als vanuit een akelig schimmenrijk? Kinkt die kakofonie niet eigenlijk als Mozarts hel? Het stuk eindigt met twee cellisten en een contrabassist die hun instrument ontstemmen, terwijl Heras-Casado de stilte vergeefs dirigeert.
Soms besterft een lach je op de lippen, je beseft plots dat om je heen niemand lacht. Sterker nog, je ziet slechts grimmigheid. Zo klinkt Russische muziek in de twintigste eeuw. Met deze vier stukken speelde het Mahler Chamber Orchestra gisterenavond Haydn en de muzikale onbezorgdheid het graf in. Tijd voor een Requiem van de ‘klassieke’ klassieke muziek.
Schnittkes Moz-Art à la Haydn op Youtube:
Reacties zijn gesloten.