Van 42 naar 18 pagina’s. Eigenlijk is daarmee alles al gezegd over de nieuwe Code Diversiteit en Inclusie die vrijdag 1 november het levenslicht zag. Na alle wolligheid en mitsen en maren van de oorspronkelijke Code Culturele Diversiteit, is het nieuwe ding een wonder van helderheid. Is misschien ook wel nodig, in deze tijden van identiteitsoorlogen, waar ter linker- en rechterzijde van het debat de emoties nogal eens hoog willen oplopen.
Niets van dat alles in het Kinderboekenmuseum in Den Haag, waar een fijn bont gezelschap, hoewel nog steeds overwegend wit, de nieuwe code ontving. Veel plek ook voor de minder voor de hand liggende gevallen van diversiteit en inclusie: waar menigeen alleen denkt aan mensen van kleur, andere genders en andere afkomst, gaat het natuurlijk ook om mensen met een handicap. Fijn dus dat één van de twee &-awards deze dag was bestemd voor WatTelt, een club die streeft naar een maatschappij waarin doven en slechthorenden volledig kunnen meedoen.
Vijf vingers
Maar wat houdt die code in? Joan Tol, die op deze vrijdag het stokje overnam van voorzitter Siebe Weide, legde het nogal hands-on uit. ‘Het is niet zo simpel om die code opeens toe te passen. Vergelijk het met stoppen met roken, je hebt een hele nieuwe mindset nodig.’ Om de gebruikers over de streep te trekken is de code in vijf principes, of stappen, samen te vatten. ‘Ik heb de hand-pitch bedacht. Bijna iedereen heeft een hand. Niet iedereen heeft een hand, en niet iedereen heeft een hand met vijf vingers, dat realiseer ik me ook als het gaat om inclusief denken, maar laat ik het uitleggen met mijn eigen hand.’
‘Principe nummer één, de duim, is dat je je bewust bent van de noodzaak van diversiteit en inclusie. Tweede principe is de wijsvinger, waarmee je aangeeft waar je naartoe wilt gaan. Integreer diversiteit en inclusie in je visie. Dan hebben we de volgende interessante vinger. Deze ‘middelste’ vinger heeft heel erg te maken met het creëren van commitment en draagvlak. Dat ga je heel erg nodig hebben. Realiseer je dan ook dat je te maken krijgt met weerstand. Daar moet je dus maling aan hebben. De ringvinger staat voor trouw. Maak een plan. Schrijf dat ook op, want je hebt het nodig als je subsidie wilt aanvragen. Tenslotte, de pink, dat is een beetje een rare twist, maar evalueer wat je doet. Dat zijn de vijf principes van de code. Iedereen snapt hem nu!’
Dubbele code
Cultuurminister Ingrid van Engelshoven kreeg vervolgens de code in haar handen gedrukt, met een ferm ‘succes ermee’. In haar dankwoord benadrukte de minister dat de code diversiteit en inclusie nu ook subsidievoorwaarde is, net als de code fair practice. Kunstinstellingen die subsidie aanvragen zullen vanaf nu dus niet alleen de code moeten toepassen, maar ook moeten uitleggen hoe ze dat doen. Een en ander is dus heel wat minder vrijblijvend dan de vorige code, en dat stelt meteen al diverse instellingen voor moeilijke keuzes. Zo werd vorige maand al duidelijk dat de combinatie van de code fair practice en die voor diversiteit en inclusie voor een geweldige aardverschuiving gaat zorgen bij het Fonds Podiumkunsten. Niet alleen is er minder geld voor minder mensen, dat moet ook nog eens over meer nieuwe makers verdeeld worden.
De Minister wil het ook niet té strikt maken: ‘De code onderschrijven als subsidievoorwaarde betekent niet dat je alleen subsidie krijgt als je op alle gebieden een tiptop organisatie bent. Maar wel dat je bereid bent eraan te werken en een plan van aanpak maakt.’
‘Akkefietje met Stef Blok’
‘Diversiteit is dat je wordt uitgenodigd op het feestje,’ vervolgde ze, ‘en inclusie betekent dat je ook daadwerkelijk mee mag dansen op de dansvloer. Juist de cultuur is een plek in de samenleving waar iedereen mee moet doen.’
Van Engelshoven erkende dat ook het ministerie van OCW zelf nog wat werk te verzetten heeft: ‘De vorige zomer, naar aanleiding van een akkefietje met Stef Blok, hebben we scherp gekeken naar hoe we het zelf doen in Den Haag op de ministeries, als het gaat om diversiteit. Toen bleek dat OCW helemaal onderaan bungelde. We doen het goed als het gaat om man-vrouw-verhoudingen, maar in cultureel opzicht doen we het helemaal niet zo goed.’
Roddelen met open ogen
Als remedie is de minister gaan luisteren naar medewerkers. Ze maakt nu deel uit van het ambassadeursnetwerk diversiteit op het ministerie. Ze hoorde van een slechthorende medewerker dat die niet meekwam met de roddels bij het koffie-apparaat, omdat mensen met de rug naar haar toe stonden. Voortaan dus roddelen terwijl je iedereen aankijkt, was haar oplossing. Of dat nu dankzij de code is?
Vraag wordt, voor de komende jaren, of deze code, net als die voor de fair practice, echt iets gaat veranderen. Loopt het beleid niet, zoals het hoort, keurig achter de feiten aan? Zo gaat het immers ook met de fair practice code: die kwam op een moment dat het water kunstenaars aan de lippen stond, na jaren van uitholling van de arbeidsvoorwaarden onder druk van bezuinigingen. Zoiets geldt eigenlijk ook wel voor de code. Die is eigenlijk alleen nuttig voor organisaties met bestuurders in de Gerard Cox-leeftijd, de ‘boomers’ die het allemaal maar gelul vinden.
Op dit moment verandert de wereld namelijk al ingrijpend, zo vertelde ook Joan Tol: ‘Er is een hele generatie in opkomst voor wie diversiteit een vanzelfsprekendheid is. Hele competente mensen die op een gegeven moment op posities komen waar zij de beslissers zijn.’
Lees alles over de code diversiteit en inclusie.
Luister naar een deel van de toespraken tijdens de introductie.