Als kind speelde ik jarenlang matig piano op een grote, afgeragde Kaps uit Dresden. Het instrument ontviel me toen ik ging studeren, want het bleek onmogelijk om het ding in mijn eerste zelfstandige woning, een van de HAT-eenheden in het pand Boekhoven aan de Breedstraat, de trap op te krijgen.
De piano werd verkocht aan de moeder van een ex-vriendin. Af en toe liep ik daar nog wel eens binnen om te kijken hoe het met mijn oude piano ging, maar uiteindelijk verhuisde iedereen overal heen en de piano schoof verder bij me vandaan door de tijd naar plaatsen waar ik geen vermoeden van heb.
Er is een gedicht van K. Schippers dat gaat over het kwijtraken van dingen. Het begint als volgt:
Je hebt iets uitgeleend, je wilt het terug,
een boek of zijn het bamzaaistokjes, je
krijgt ze niet en je denkt: ik laat het zo.
In het gedicht worden de dingen gevolgd en concludeert de dichter van alles over dingen en afstand, onder meer dat de afstand tot je spullen ook iets waard is, dat er een evenwicht kan ontstaan tussen wat je verloor en het niet meer in huis hebben ervan. Troost is een groot woord bij poëzie, maar het gedicht is heel goed toepasbaar op de verdwenen Kaps. Het eindigt zo:
… Zo slinkt je eigendom over zeeën en
bergen, je leent uit, je verliest, je kunt
niets meer aanraken en je laat het zo. Het is
al verzameld op de wereld en waarom die
terloopse verte nog in een huis laten krimpen.
Deze zomer schreef ik een stuk over gitaren voor NRC, waarin de piano terloops ter sprake komt. ik ontving twee mailberichten: een van iemand in Utrecht Oost, die een Kaps had staan die in dezelfde tijd en onder vergelijkbare omstandigheden via via in haar bezit was gekomen. Het is een merk dat je zelden tegenkomt. Ze trok de voor de hand liggende conclusie: dat moet hem dan wel zijn. Op de foto die ze meestuurde, herkende ik mijn piano in alle details. Op één belangrijk punt na: deze was zwart en niet bij de poten aangevreten door onze hond.
Het andere bericht kwam van de ex-vriendin. Mijn instrument, dat niets bespaard blijft in dit leven, doet na een aantal verhuizingen nog altijd dienst in het zaaltje van de Carnavalsvereniging van Geleen. Daarmee is de afstand weer duidelijk, tot op de kilometer. Ik kan daar heen gaan en vragen of ik mag spelen. Ik kan dat niet doen en daar een gedicht over schrijven. Of het laten. Het wordt hoe dan ook een kwestie van bedwingen.