Ga naar de inhoud

IN PERSPECTIEF 17: Vóór Amersfoort aan zee lag. (Kan een gemeente maar beter niet meer beginnen aan grootschalige nieuwbouw- of verbouwprojecten van kunstinstellingen?)

Je las hier al gratis berichten. Doe daarom nu ook mee met Cultuurpers. We hebben meer dan 400 trouwe leden. Mensen die betrokken zijn bij de kunst, erin werken, het beleid bepalen. Mensen die een onafhankelijke kijk op kunstjournalistiek waarderen. Net als jij.

Word NU lid om Cultuurpers door te laten gaan!

In de serie In Perspectief kijkt Erik Akkermans terug en vooruit naar ontwikkelingen in cultuurbeleid en -praktijk. Vandaag een lokale geschiedenis: Amersfoort en de beeldende kunst.

Nog steeds is Amersfoort aan Zee geen realiteit. De zeespiegelstijging laat wat langer op zich wachten. Intussen ligt de stad dus nog gewoon centraal in het land, met het grootste landelijke knooppunt voor treinverkeer, een gemiddeld inwonersprofiel, een historische binnenstad, een unieke opleiding voor beiaardiers, maar ook de ‘muziekfabriek’ in de Veerensmederij en de goed in recensies scorende kunsthal KAdE.

Een stad van deze omvang (met 160.000 inwoners de 16e gemeente van het land) worstelt al gauw met cultuurpolitieke verplichtingen, ambities en feitelijke mogelijkheden. In de jaren ‘80 – de periode van de dynamische wethouder Fons Asselbergs – combineerde Amersfoort uiterst zorgvuldig beheer van het monumentale stadsgezicht met vooruitstrevende stedenbouwkundige uitbreiding, zoals de wijk Kattenbroek. Dat het bestendigen van cultuurpolitieke lijnen voor zo’n gemeente niet altijd gemakkelijk is laat het korte bestaan zien van het centrum voor beeldende kunst De Zonnehof en van het Armando Museum.

De Zonnehof

Amersfoort kende een actieve Amersfoortse Culturele Raad (ACR), met betrokken, enthousiaste leden die daarin samenwerkten met een klein team aan professionals. De ACR ging statutair over1 in De Zonnehof, ondergebracht in het Rietveldpaviljoen aan het Zonnehofplein. Voor wie het paviljoen van Rietveld op de Biënnale van Venetië (1954) kent, is de kunstzaal De Zonnehof (1959) heel herkenbaar.

Rietveld ontwierp aan het Zonnehofplein een royale kunsthal die echter vanwege de kosten meteen een maatje kleiner moest. Dat brak de directie van meet af aan op in de exploitatie en de programmering. Het centrum voor beeldende kunst De Zonnehof bood een kleine kunsthal met wisselende exposities, exploiteerde een kunstuitleen, hield een architectuurcentrum in stand, begeleidde opdrachten voor beeldende kunst in de openbare ruimte en adviseerde de gemeente over beeldende kunst. De ruimte van de Zonnehof zelf was dus niet zo groot, maar de tentoonstellingen kregen er een eigen en sfeervolle context,

Ik lees de bestuursverslagen van De Zonnehof terug uit de periode2 waarin ik deel uitmaakte van het bestuur en dan vallen een paar terugkerende thema’s op. Ze zullen veel lokale culturele instellingen bekend voorkomen:

  1. Te veel taken (of te veel ambities) voor te weinig menskracht dan wel te weinig mensen voor te veel taken;
  2. Tekortschietende huisvesting;
  3. Kritiek vanuit de gemeente: de activiteiten zijn voor ‘gewone’ inwoners te weinig aanspreekbaar;
  4. Ambitieuze gemeentelijke plannen tot stedelijke ontwikkeling waarin ook de instelling een rol speelt.

Hierover gingen de meeste agendapunten, Plus natuurlijk: begrotingen en jaarcijfers, voorbereiding of afloop van gesprekken met de wethouder en personele problematiek.

Kleinschalig

De kernactiviteiten zelf kwamen relatief weinig en weinig diepgravend ter sprake. Ze gebeurden gewoon. Er was een actief architectuurcentrum – geleid door de huidige directeur van het museum Het Valkhof in Nijmegen, Hedwig Saam – dat in zijn programma bij grootse Amersfoortse bouwactiviteiten kon aansluiten. Het organiseerde bijvoorbeeld de stedelijke architectuurprijs, een project particulier opdrachtgeverschap en een wandelroute kunst en architectuur.

Een andere afdeling had de handen vol aan kunstopdrachten in de stad. Voorbeelden uit het jaar 2000: de ‘Argentumbank’ van Nicolaas Dings, de Ontmoetingsbank van Gijs Brouwer in het Annie Brouwer Plantsoen en de kunsttoepassingen door Titus Nolte en Toine Horvers op bedrijventerrein Calveen. De kunsthal toonde tentoonstellingen met landelijk bereik en waardering, zoals van Eugene Brands, Klaas Gubbels, Auke de Vries en Henk Visch of de internationale expositie de Schoonheid va het Kwaad.

De kunstuitleen functioneerde kleinschalig, maar naar kennelijke tevredenheid. Wat de identiteit van De Zonnehof moest zijn en wat ze voor de stad moest betekenen was soms ook onderwerp van heisessies en vergaderagenda’s. De lokale beeldende kunsttempel, een vooral nomadische activist, een serviceorganisatie: hoe keek De Zonnehof in de spiegel?

Er was nog één ander agendapunt dat veel aandacht kreeg: het Armandomuseum.

Armandomuseum

De (eerste en enige) directeur van De Zonnehof Paul Coumans kende -vanzelfsprekend- Amersfoorts beroemde zoon, kunstenaar Armando. Die kwam op een leeftijd dat hij moest nadenken over de toekomst van zijn schilderijen. Samen bespraken ze de mogelijkheid dat de gemeente Amersfoort een deel van Armando’s collectie zou aankopen en dat Armando een ander deel aan Amersfoort in eeuwige bruikleen zou schenken.

Het idee van een Armando Museum bleek de gemeente aan te spreken. In Armando’s toenmalige woonplaats Berlijn vonden gesprekken en onderhandelingen plaats met de kunstenaar en zijn zakelijk ingestelde echtgenote. Er kwam een Armando Stichting, bestuurd door enkele kenners en verzamelaars, onder wie Martijn Sanders en Theo Bremer. De stichting zou als formele eigenaar optreden van het werk dat de gemeente in bruikleen kreeg en het bestuur was ook adviserend en stimulerend op de achtergrond.

Elleboogkerk

Amersfoort kocht 21 werken aan en aanvaardde de bruikleen van ruim 200 werken. De gemeente én de Armandostichting gaven elk de collectie in bruikleen aan De Zonnehof, dat het toekomstige museum zou exploiteren. Ook zorgde Amersfoort voor de transformatie van de Elleboogkerk aan de Langegracht tot een klein aan Armando gewijd museum. Op 8 december 1998 opende koningin Beatrix het museum, een compacte tentoonstellingshal met toch wel ruimte voor veel werk en een bruikbare kleine bovenverdieping. Het Armandomuseum heeft onder die naam twintig jaar bestaan, waarvan acht jaar op diezelfde plek, in totaal zo’n vijftien jaar in Amersfoort en nog eens vier jaar in Utrecht.

Een bijzonder verhaal is dat van de eerste technisch beheerder van het Armando museum. Deze Henk Panjer was een uitzonderlijke sollicitant geweest. De magazijnmeester van een strokartonfabriek in Noord Groningen was onbekend met kunst, maar kwam door een merkwaardig toeval in het Berlijnse atelier van Armando terecht. Diens kunst raakte hem op slag en het klikte met de kunstenaar. Sindsdien verzamelde hij alle publicaties en foto’s van Armando’s werk evenals ander materiaal dat hij tegenkwam.

Hij leek dus geknipt voor de baan, maar de overgang van de Groningse fabriek naar het stille kerkje in Amersfoort bleek toch wel erg groot, waardoor het geen langdurig dienstverband werd. Voor mij is hij altijd hét voorbeeld gebleven van hoe je zonder voorkennis toch volledig in kunst kunt opgaan.

Na de brand

Bij dak werkzaamheden in oktober 2007 vloog de Elleboogkerk in brand. Een groot deel van het gebouw én van de kunstwerken werd vernietigd of raakte zwaar beschadigd. Het museum leidde daarna enkele jaren een zwervend bestaan in Amersfoort. Vervolgens bleek het gemeentebestuur niet in staat de handen op elkaar en het geld in de portefeuille te krijgen om voortzetting van het Armando Museum te realiseren. Daarmee kon de gemeente zich niet aan de voorwaarden te houden dat de collectie op lange termijn goed geconserveerd en voor het publiek toegankelijk zou blijven.

Het Centraal Museum te Utrecht zag wél exploitatiemogelijkheden, nam de resterende collectie over en richtte in Landhuis Oud-Amelisweerd een nieuw Armandomuseum in. In maart 2014 kwam Koningin Beatrix nogmaals de opening verzorgen. Maar er ontstond onmin tussen het museum en de kunstenaar. Deze trok zijn werk terug waarna het museum in 2018 failliet ging.

Amersfoort in C

Het CBK De Zonnehof was toen al opgeheven. Nadat de directeuren van Museum Flehite en De Zonnehof een voorzichtige stap tot samenwerking hadden gezet, gebeurde er nog niet zoveel. In 2003 echter dwong de gemeente een fusie af en gingen alle Amersfoortse musea samen onder de vlag van ‘Amersfoort in C’.

De functie van Paul Coumans sneuvelde. De taken van De Zonnehof werden over verschillende instellingen verdeeld. De kunsthal waar Coumans van droomde kwam enkele jaren later alsnog tot stand: KAdE, eerst in nieuwbouw aan het Smallepad, later in het Eemkwartier.

Thriller

Wie uitgebreid kennis wil nemen van de geschiedenis van Armando Museum, kunsthal KAdE en de overige lokale musea moet “Tweemaal een Valse Start” van Miro Lucassen lezen. Smakelijk, maar ook serieus en gedetailleerd verteld; het leest als een thriller. (nog te koop)

De ongelofelijke meerkosten van het late invoegen van kunsthal KAdE in het Eemkwartier brachten de wethouder cultuur en de gemeentesecretaris in 2011 ten val. Op de locatie van De Zonnehof kwam tijdelijk, tot aan de verhuizing naar Utrecht in 2014, het Armandomuseum, De laatste eigen activiteit van CBK De Zonnehof was een eerbetoon aan Gerrit Rietveld.

Architectenweb: “Na een periode van bijna vijftig jaar tentoonstellen, debatten, lezingen en vele andere activiteiten op het gebied van moderne kunst en architectuur, nadert het vertrek van De Zonnehof uit haar bijzondere tentoonstellingspaviljoen. In de zomer van 2008 valt het doek.”3 En: “De Zonnehof eert haar paviljoen met een tentoonstelling in de vorm van een drieluik: aandacht voor Gerrit Rietveld, de architect van het paviljoen, een blik in de tentoonstellingshistorie en een eigentijdse reactie op het paviljoen door beeldend kunstenaar Oscar Lourens. “

Je vraagt je af

Ten minste drie vragen komen voorbij wanneer ik reflecteer op de casus De Zonnehof/ Kunsthal KAdE en de ervaring met het Armando museum.

  1. Kan een gemeente maar beter niet meer beginnen aan grootschalige nieuwbouw- of verbouwprojecten van kunstinstellingen? Het Amersfoortse Eemkwartier, Boijmans Van Beuningen in Rotterdam en het Haagse Amare staan op een lang lijstje van uit de hand lopende cultuurbouw. Ik hoop desondanks dat gemeenten niet terugschrikken voor het grote werk, ongeacht of ze de stadsontwikkeling, de stadspromotie of de kunstconsumptie willen dienen. Maar de lasten van de nieuw- of verbouw moeten niet op de instelling gaan drukken. Als wel, dan gebeuren er al gauw ongelukken. Verder gaat het vrijwel steeds om unieke projecten waarvoor de gemeente zelf te weinig expertise heeft, maar de ervaring leert dat externe deskundigen er vaak onvoldoende allround voor zijn. Er moet dus een ijzersterk bouwteam zijn, om politieke verassingen te voorkomen, stevig verankerd in het politieke bestuur. En nog iets: het is waar dat veel niet tot stand was gekomen als op voorhand de meest reële in plaats van optimistische prognoses waren afgegeven. Maar optimisme tonen en de gemeenteraad geruststellen om daarna grote tegenvallers te rapporteren kan blijvende schade opleveren aan politiek vertrouwen en culturele ambitie.
  1. Is een kunsthal buiten de vier grote steden überhaupt wel haalbaar? Mij lijkt dat een kunsthal vooral aantrekkelijk is voor bezoekers van buiten de stad die specifiek voor een tentoonstelling komen of deze het in hun dagje uit opnemen. Daar is niets mis mee. Het maakt de stad voor toeristen aantrekkelijk. Maar de inwoners zelf zijn het meest gediend met een breed en toegankelijk centrum voor beeldende kunst, kunstuitleen, tentoonstellingen, cursussen, aandacht voor architectuur en fotografie, toelichting op beeldende kunst in de openbare ruimte en zo meer. Publieksbereik en publieksaantrekkelijkheid in de beeldende kunst scoren echter binnen het gemeentelijk kunstbeleid doorgaans relatief laag, ten opzichte van de podiumkunsten en ten opzichte van het gebouw als visitekaartje.
  1. Valt een kunstenaarsmuseum wel te exploiteren? (Musea voor internationale publiekstoppers als het Van Gogh Museum en Rembrandthuis in Amsterdam en Villa Mondriaan in Winterswijk laten we even buiten beschouwing) Het niet gelukte streven naar een Jan Wolkersmuseum, een Jan Cremersmuseum of Armandomuseum is geen aanmoediging voor soortgelijke initiatieven. Daar zou je natuurlijk het Anton Pieckmuseum te Hattem, het Jopie Huismanmuseum te Dokkum of het Marius van Dokkum museum in Harderwijk tegenover kunnen zetten. Maar dat zijn dan weer niet-gecanoniseerde nationale publiekstoppers en daar moet ook nog maar blijken hoe lang de publieke toewijding stand houdt.

Een paviljoenmuseum of een sleurhut

Ik heb af en toe wel gedroomd – en ik deel die droom dan nu maar publiekelijk – van een of meer musea met een paviljoenachtige structuur (bouwtype: Groninger museum). Die semi-zelfstandige paviljoens bieden onderdak aan kunstenaars van het kaliber Armando. Hier zou je de exploitatie, marketing, commercie, restaurant, opslag, directievoering van deze kunstenaarsmusea kunnen bundelen.

Met daarnaast een groot aantal kunstenaarszalen kun je andere vooraanstaande kunstenaars een oplossing bieden voor het vraagstuk wat er met het resterende oeuvre aan het eind van hun leven moet gebeuren. Worden in zo’n instituut alle rechten overgedragen dan verlicht dit de gemeenschappelijke exploitatie. Het lijkt me zeker niet uitgesloten dat de erven eenmalig of structureel zelf willen bijdragen.

Rijke ondernemer

Voor een middelgrote gemeente is een dergelijk paviljoenmuseum niet weggelegd, tenzij een rijke ondernemer uitgerekend daar ter plaatse zijn mecenasdroom wil realiseren. Andere inzet op beeldende kunst kan de gemeente daarentegen wél veel opleveren. Culturele activiteit overdag, een levendiger kunstenaarsklimaat, aanknopingspunten voor cultuureducatie, projecten tot cohesie en integratie, aantrekkelijker binnenstad, bonus voor winkelpubliek en toeristen.

Het is zoeken naar de juiste maat, versterken van wat in de kern al aanwezig is, en eerder langzaam opbouwen en bestendigen dan steeds weer nieuwe tijdelijke impulsen geven. Misschien ook wel vooral werken vanuit bestaande voorzieningen of gecombineerde instellingen. Een centrum voor beeldende kunst hoeft niet per se het karakter te hebben van een voorname kunsttempel. Het kan een ook een ‘sleurhut’ zijn, een nomadische voorziening die verschillende wijken en buurten kan aandoen.

Dat was ook een van de opties in de discussies die ik mocht leiden bij De Zonnehof. In een tijd dat Amersfoort nog lang niet aan zee lag.

ERIK AKKERMANS is bestuurder, adviseur en publicist. Hij was tot voor kort voorzitter van het platform voor de arbeidsmarkt culturele en creatieve sector Platform ACCT en in het verleden van diverse andere organisaties. Erik Akkermans was onder meer directeur van de Culturele Raad Zuid-Holland, voorzitter van de Federatie Kunstuitleen en voorzitter van de Fondsraad van het Fonds BKVB, voorloper van het Mondriaanfonds. Hij maakte enkele jaren deel uit van het bestuur van De Zonnehof/ Armandomuseum in Amersfoort.

Voetnoten

1 Verslag bestuursvergadering ACR 9 sept.1997

2 1998-2003

3 www.Architectenweb.nl, ongedateerd

Erik Akkermans

Bestuurder, adviseur en publicist.View Author posts

Klein Lidmaatschap
175 / 12 Maanden
Speciaal voor organisaties met een omzet  of subsidie van minder dan 250.000 per jaar.
Geen storende banners
Een premium nieuwsbrief
5 proefabonnementen op de nieuwsbrief
Al onze podcasts
Meepraten over ons beleid
Inzage in de financiën
Exclusieve archieven
Zelf persberichten (laten) plaatsen
Eigen mastodon account op onze instance
Cultureel Lidmaatschap
360 / Jaar
Voor culturele organisaties
Geen storende banners
Een premium Nieuwsbrief
10 proefabonnementen op de nieuwsbrief
Al onze podcasts
Meepraten
Inzage in financiën
Exclusieve archieven
Zelf persberichten (laten) plaatsen
Eigen mastodon-account op onze instance
Samenwerking
Privé Lidmaatschap
50 / Jaar
Voor natuurlijke personen en zzp’ers.
Geen storende banners
Een premium nieuwsbrief
Al onze podcasts
Meepraten over ons beleid
Inzage in de financiën
Exclusieve archieven
Eigen mastodon account op onze instance
nl_NLNederlands