We leven in een destructieve tijd. Natuur, kunst en cultuur, het innerlijk leven: ze gaan kapot onder de tirannie van geld, commercie en efficiency. Emio Greco en Pieter C. Scholten nemen hier stelling tegen. Addio alla fine is een all-in ervaring in de vorm van een bootreis naar een onbekende plaats, waar het publiek wordt ondergedompeld in dans, muziek en beelden. Inspiratiebron is Fellini’s E la nave va. Deze film toont een boot waarop een select gezelschap de as van een operazangeres naar zee brengt en op een onverwachte manier met dood en kwetsbaarheid te maken krijgt.
Addio alla fine is een reis naar het einde, dat tegelijk een begin is. Zo’n reis doet denken aan de nachtelijke boottocht van de Egyptische zonnegod door de onderwereld. Als die tocht volbracht is, kan het leven de volgende ochtend weer een aanvang nemen. Dankzij het besef van einde en vernietiging dat Addio alla fine het publiek wil meegeven, beleeft men op zijn puurst een verlangen naar een nieuw begin.
Dat Greco en Scholten hun voorstelling midden in de actualiteit plaatsen, blijkt nog voor vertrek van de boot. Actievoerders voor het behoud van de neushoorn verwelkomen het publiek. De keuze voor de neushoorn als symbool voor het kwetsbare, weerloze en bescheidene is ijzersterk. Het enige dat zo’n dier heeft is zijn bestaan en zelfs dat is de mens bezig van hem af te pakken. Dat kan. Zoiets fundamenteels en naakts als ‘bestaan’ kan men afpakken.
De voorstelling begint op de loopplank naar de boot. Eigenlijk is de hele voorstelling één lange loopplank, waarover het publiek zich naar de ‘nulpuntservaring’ begeeft. Dit wordt uitgelegd door een spreekstalmeester. Eerder, op de kade, riep deze in een vlammend betoog dat de mens in zijn zoektocht snakt naar betrouwbare leiding, maar deze niet heeft, zeker niet als het om zoiets fundamenteels gaat als deze reis, die men moet maken met het gevoel de laatste mens te zijn. Een soort Ark van Noach is deze boot.
De boot is geblindeerd. Er wordt gedanst op diverse soorten muziek. Als een constante klinken daar telkens de strijkerstonen uit The Unanswered Question van Charles Ives doorheen. Deze muziek heeft niet alleen een titel die prachtig past bij een voorstelling waarin al het vanzelfsprekende wordt afgestroopt, maar sluit ook mooi aan op een ijle, geheimzinnige sfeer, die langzaam groeit en als dunne rookslierten tussen de mensen zweeft.
Een afgelegen loods is de bestemming van de reis. Op een langwerpig podium begint een dans die niet lang genoeg kan duren. Wat een geweldige energie en een fabelachtige overgave stralen deze prachtige dansers uit! De krachtige armgebaren, met afwisselend kleine fladderachtige bewegingen, komen uit het diepst van deze dansende lichamen. De plotselinge verschijning van een doodgewone jongen door een luik heeft een prachtige werking, alsof het leven gezuiverd is.
Na de dans gaat de reis terug. De ramen van de boot zijn niet meer geblindeerd. Wie naar buiten kijkt ziet een bootje met een neushoorn erop. Prachtig is het zoals dat logge dier over de golven gaat en na een poosje in de verte verdwijnt.
Hoe schitterend de dans ook is, de beleving van einde en begin komt toch niet helemaal van de grond. De stemming op de boot is daarvoor niet geconcentreerd genoeg. Het publiek is vaak afgeleid of praat over onderwerpen die ze van huis meenemen. Misschien zijn er te veel mensen. Vooral de terugreis is niet veel meer dan een aangename boottocht. Daarmee is niets mis, maar de beleving van wat Greco en Scholten willen uitdrukken zou veel intenser kunnen. En dat is jammer, want hun statement is belangrijk.
Reacties zijn gesloten.