De overheid heeft de laatste decennia weinig moeite gedaan om in het Egyptische Damietta een culturele scene van de grond te krijgen. Er zijn geen werkruimtes. Geen galeries. Alleen een hele grote bibliotheek en een “cultuurpaleis”. Die zijn beide pas vijf jaar geleden geopend. Daarnaast zijn er een paar kleine onafhankelijke initiatieven. In de openbare ruimte.
Onontgonnen gebied
Heba ElCheikh heeft zichzelf en haar organisatie, Mahatat, een dappere opdracht gesteld: via een Community Arts-project en kunstprojecten in openbare ruimtes de sluimerende kunstscene van de Egyptische havenstad Damietta (1 miljoen inwoners) in contact te brengen met kunstenaars in de miljoenensteden Caïro en Alexandrië.
Het is niet de bedoeling om kunst naar Damietta te brengen, want er is al kunst. We willen de lokale scene alleen versterken met gebruikmaking van sociale media. Online, maar vooral ook offline.
Mahatat (‘bushaltes’) is een organisatie van kunstenaars, die zich richt op projecten buiten de gevestigde orde van de kunst. Zo werden in eerdere project metropassagiers gevolgd door een witgeschminckte mimespeler, of toverden voorbijgangers met kleurpoeders van de kunstenaars een plein om tot een groot mozaïek.
Met steun van de buurt
Voor Heba ElCheikh (1981), die na opleidingen in Frankrijk en de VS haar master in kunstmanagement behaalde aan de Utrechtse Hogeschool voor de Kunsten, is het een grote uitdaging om Community Arts-projecten op te zetten in het land waar ze geboren werd. Het vereist natuurlijk ook een bepaalde gevoeligheid:
Ik heb geleerd dat het management van Community Arts veel minder gaat over het invullen van formulieren en aanvragen van vergunningen, dan over directe betrokkenheid: zelf meedoen en ervaren wat het met de deelnemers doet.
In Egypte, waar de Community Arts nog vrij nieuw zijn, kan ze het geleerde goed in praktijk brengen:
Soms heb je te maken met een gemeentebestuur dat graag meewerkt, maar het kan ook anders uitpakken. Het kan per persoon en plaats verschillen. Er zijn veel ongeschreven regels. Omdat we meestal in de openbare ruimte werken, is het vaak een hele puzzel om uit te zoeken wie er de leiding heeft. Het is allemaal heel erg gelaagd. Meestal werken wij daarom in plaatsen waar je minder afhankelijk bent van de overheid.
Volgens Astrid Thews, medeoprichtster van Mahatat, is het vaak ook niet nodig om overal een vergunning voor aan te vragen:
Het is veel belangrijker om met een of meer winkeliers in de buurt af te spreken hoe je het gaat doen.
Voor Community Art moet je van onderaf werken, legt Heba ElCheikh uit:
Als je eerst steun hebt van de mensen in de buurt, en de direct betrokkenen, kun je al veel voor elkaar krijgen. Vaak veel meer dan wanneer je eerst een hele tijd bezig bent met het regelen van een officiële vergunning, en dan pas de buurtbewoners confronteert met je project. Je moet vooral met hun rekening houden en hun gevoeligheden respecteren. Dan respecteren ze jou op hun beurt ook weer.
Locale initiatieven eerst
Het project in Damietta dat wordt gepresenteerd tijdens het festival van de Vrede van Utrecht in juni, is nog niet echt begonnen. Op dit moment zijn Heba en Astrid bezig met de eerste contacten met lokale kunstenaars:
We zijn nu in kaart aan het brengen wat er al gebeurt. Zo werken we altijd: we willen samenwerken op gelijkwaardige basis. We gaan naar de stad, kijken er rond, praten met mensen en van daaraf gaan we onderzoeken hoe we het project kunnen gaan invullen. Dat concept gaan we echt uitwerken als Community Art. In workshops, dus.
In juni willen we een uitzending maken over wat we op dat moment in de stad hebben gemaakt. Dat wordt een multidisciplinair gebeuren. Het idee is vooral te laten zien wat er al in de stad gebeurt. En dat via een online project uit te wisselen met Utrechtse kunstenaars.
Geen Arabische Kunst-Lente
Sociale media spelen een belangrijke rol in het project, omdat ze ook de methode zijn waarmee de kunstenaars in Damietta contacten kunnen onderhouden met hun collega’s in Caïro. We hoeven echter niet te rekenen op een Arabische Kunst-Lente, zoals eerder de demonstraties op het Tahrirplein in Caïro, die werden omschreven als een Facebook-revolutie. Heba benadrukt dat het doel dieper gaat: ‘
Wat we hier doen is community arts. Het gaat erom dat we mensen toegang bieden tot communicatiemiddelen, of dat nu online of offline middelen zijn. Immers: niet iedereen kan altijd online zijn.
Astrid Thews vult daarbij aan dat er ook nog zoiets is als een klasseverschil:
Twitter is vooral populair in bepaalde sociale klassen. We willen ook anderen bereiken. Daarom werken we ook meer met kunst in openbare plekken, dan via de officiële kanalen, en treden we ook niet op in theaters en galeries. Het moet echt verbonden zijn met het leven dat mensen hier leiden.