Deze maand werd oudemuziekpionier Marijke Ferguson 89 jaar. Ze leidde dertig jaar het avontuurlijke ensemble Studio Laren en maakt al ruim 50 jaar radio, de afgelopen 23 jaar voor de Concertzender. Keer op keer weet zij op een aansprekende manier oude en nieuwe muziek te verknopen met pop en wereldmuziek. Op zondag 11 december plaatst de Concertzender haar centraal tijdens een live op te nemen radio-uitzending in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. Ik sprak Marijke Ferguson in 1995 uitgebreid voor mijn doctoraalscriptie musicologie, hieronder een samenvatting.
‘Blokfluit is toch geen instrument?’
Ferguson (Buitenzorg, 1927) groeit op in Indonesië, waar ze pianoles krijgt van haar moeder. Tijdens de oorlog belandt ze in een jappenkamp, waar ze de suling leert bespelen, een Indonesische fluit. ‘Ik had mijn hart verpand aan dat instrument. Toen ik na de oorlog in Nederland kwam, besloot ik les te nemen op de blokfluit. Dat kon in die tijd alleen bij Kees Otten, die klarineles gaf aan het Muzieklyceum in Amsterdam. Toen ik me bij hem wilde inschrijven weigerde de administratrice me in eerste instantie aan te nemen. Blokfluit was toch geen instrument? Ik kon beter hobo leren spelen.’ – Ferguson krijgt haar lessen en zal later dertig jaar hoofdvakdocent blokfluit aan het conservatorium verbonden zijn.
‘Door de oorlog heb ik geen middelbare school gedaan, maar voor de blokfluit en later de kleine harp heb ik wel een grondige opleiding gevolgd. Ik deed ook cursussen bij Gustav Leonhardt, bijvoorbeeld over versieringstechnieken. Door mijn werk voor de radio en het denken en schrijven over muziek kreeg ik veel musicologisch werk te doen, hoewel ik daarvoor niet was opgeleid. Dat is me door professionele musicologen wel verweten.’
Kees Otten speelde op authentieke instrumenten. ‘Daarom raakte ik er zo door geboeid. We streefden ernaar de blokfluit professioneel geaccepteerd te krijgen. Kees had les gehad van zijn oom Willem van Warmerloo, die een blokfluitmethode schreef welke ik nog steeds bewonder. Hij baseerde zich op oude en zelfs etnische melodieën, dat was vlak na de oorlog ontzettend vooruitstrevend. Er heerste een gunstig klimaat voor oude muziek en wij droegen daar weer het onze aan bij. Het was fantastisch alles te ontdekken. Rutger Schouten van de VARA programmeerde bijvoorbeeld Jephte van Carissimi, dat sloeg in als een bom!’
Amsterdams Blokfluit Ensemble met piepjonge Frans Brüggen
Hun repertoire halen ze uit een drietal in Duitsland verschenen bundels. Samen met Frans Douwes en Frans Brüggen richten ze eind jaren veertig het Amsterdams Blokfluit Ensemble op. Brüggen is een leerling van Otten en zit nog op de middelbare school. ‘We waren het eerste blokfluitkwartet in Nederland en gaven schoolconcerten door het hele land. Als Frans niet kon, speelden we trio, het ging ons om de gesloten blokfluitklank.’
‘Omdat we vonden dat een instrument alleen gezond en levend wordt als het ook in de eigen tijd geworteld is, voerden we naast werk van bijvoorbeeld Lassus, Dowland of Gastoldi ook eigentijdse muziek uit. We gaven opdrachten en volgden gretig de concerten die Daniël Ruyneman in het Stedelijk Museum programmeerde. Bovendien ijverden we voor betaalbare uitgaven van hedendaagse blokfluitliteratuur. We voerden tot op het departement gesprekken om de blokfluit als hoofdvak geaccepteerd te krijgen. En het is ons gelukt!’
Muziekkring Obrecht
Als in 1951 Safford Cape met zijn ensemble voor oude muziek naar het Concertgebouw in Amsterdam komt, slaat er een vonk over bij Ferguson. ‘Ze werkten met zang, luit, vedels en blokfluiten en speelden zo prachtig Dufay en Machaut, dat konden wij met onze blokfluiten nooit benaderen. In de pauze verzuchtte ik tegen Rachel Mengelberg dat als ik een klein harpje kon bemachtigen wij ook zulke muziek konden gaan maken. Toevallig wist zij dat er net een kopie gemaakt was van een harp in het Gemeentemuseum van Den Haag. Die heb ik de volgende dag gekocht.’
Samen met Kees Otten, met wie ze inmiddels getrouwd is, richt ze Muziekkring Obrecht op, die zich uitsluitend richt op oude muziek: ‘Met dat ensemble voelden we niet de behoefte nieuw werk te spelen, het ging ons om het uitvoeren van die oude composities. We waren met drie echtparen. Joannes Collette speelde naast blokfluit vedel en luit. Zijn vrouw Folly zong. Hans van den Hombergh deed koordirectie, zijn vrouw Antoinette speelde vedel. Soms deden er zangers mee van het Nederlands Kamerkoor. Zo hebben we tien jaar gewerkt en buitengewoon veel repertoire opgespoord.’ In 1961, als het huwelijk van Kees en Marijke strandt, wordt de groep ontbonden.
Ferguson verhuist met haar twee kinderen naar Laren, waar ze ‘een soort kippenhok’ betrekt en les geeft aan de Montessorischool. ‘Ik moest geld verdienen en economisch gebonden raken aan Laren, zodat ik een fatsoenlijk huis zou kunnen krijgen.’ Daarnaast geeft ze les aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam en het instituut Middeloo in Amersfoort. Ze besluit onder haar meisjesnaam verder te gaan in de muziek.
Studio Laren
Al snel wordt ze door Ab van Eyk van de NCRV gevraagd muziek te maken bij hoorspelen. ‘Cultuurhistoricus G.C. Rijnsdorp ontwierp een serie over de ontwikkeling van de mentaliteitsgeschiedenis van de oude Grieken tot de Verlichting, onder de titel Adam, wie zijt gij?. Hij had het vooruitstrevende idee daar muziek uit de betreffende periodes bij te laten horen. Hij kwam met teksten en ik zocht daar stukken bij. Daardoor groeide mijn besef dat er een relatie is tussen alle cultuuruitingen van een bepaalde periode. Ik besloot een ensemble op te richten, waarin de combinatie van die verschillende aspecten centraal zou staan. Dat werd Studio Laren.’
De eerste productie van Studio Laren In het kantelen van de tijd gaat op 21 maart 1965 in première op de Zingende Zolder in Den Haag. Hierin zet Ferguson de renaissance centraal. Ze maakt een ‘samenspel’ van tekst, beeld en muziek. Vier spreekstemmen brengen fragmenten proza en poëzie afkomstig van onder anderen Petrarca, Savonarola, Luther en Erasmus. Ondertussen worden filmbeelden getoond en dia’s geprojecteerd met werk van Michelangelo. Ook is er een geluidsmontage. Het geheel wordt gelardeerd met live uitgevoerde muziek van Josquin, Tromboncino en anonieme meesters.
Het publiek komt in groten getale en reageert laaiend enthousiast – de reacties in de pers variëren van uiterst positief tot welwillend kritisch. Een vaker gehoorde klacht is dat de kwaliteit van de uitvoering te wensen overlaat. Ferguson: ‘Dat probleem ben ik mijn hele loopbaan tegengekomen. Als je steeds nieuwe dingen bedenkt, moet je telkens opnieuw het wiel uitvinden. Zing je Schubert, dan trek je een smoking of een mooie jurk aan, gaat in de bocht van de vleugel staan en zingt je lied zo goed mogelijk, die presentatievorm is door de jaren heen geconsolideerd.’
Nieuwe uitdagingen
‘Wij zaten altijd met de vraag: hoe brengen we iets? Ik was bijvoorbeeld de eerste die in de Noorderkerk in Amsterdam een concert gaf. Een ronde kerk. Ik had drie voorstellingen gepland, waar het publiek in etappes naar toe kon. Dat had nog nooit iemand gedaan, nu is dat heel gewoon. Ik wilde het publiek verwelkomen met fanfares van Josquin, de musici zouden al spelend de mensen naar hun plaatsen begeleiden. Het was al moeilijk genoeg musici te vinden die deze muziek konden uitvoeren, maar het meevoeren van het publiek bleek nog problematischer. De pers ziet alleen die eerste uitvoering, terwijl de tweede en derde veel beter zijn.’
De voor de hand liggende optie zich op een bepaalde vorm te concentreren en deze tot in de perfectie uit te werken, heeft haar nooit aangesproken. ‘Het ligt nu een keer in mijn karakter steeds nieuwe dingen te willen doen. Ik ben geïnteresseerd in het experiment, het onderzoek. Trouwens, het muziekmaken zelf heb ik wel degelijk uitgewerkt, alleen de presentatie was niet altijd even sterk, dat was telkens weer een ontdekkingsreis.’
Publieksdeelname
Wat Ferguson ook uitbouwde waren de danscursussen in het Shaffy theater. ‘Mijn grondgedachte bij alles is dat je leert door te doen. Alleen zo krijg je antwoorden op vragen die je onderweg tegenkomt. Ik bladerde eens in een winkel door een boekje van musicologe Julia Sutton over oude dansvormen toen Conrad van de Wetering, een danser, binnenkwam. Hij vertelde dat hij haar geholpen had met het begrijpen van de beschreven passen. Ik zei: dan ben jij mijn man! Een maand later hadden we een cursus in het Shaffy. Dat hebben we vier jaar, elke maandagavond gedaan. Daarna is het door anderen overgenomen.’
Over belangstelling van het publiek heeft ze nooit te klagen gehad. Haar radioprogramma’s, eerst Het muzikaal kabinet bij de NCRV, later Muziek uit middeleeuwen en renaissance bij de NOS, waren enorm populair en boden haar tevens de mogelijkheid publiek te werven voor haar uitvoeringen. Hoe goed haar uitzendingen beluisterd en gewaardeerd werden, bleek toen ze een oproep deed aan haar luisteraars om in Hilversum te komen musiceren.
‘Op mijn zoektochten kwam ik veel repertoire tegen voor grotere bezettingen, bijvoorbeeld voor dubbelkorige muziek uit de tijd van Praetorius. Die kon ik nooit (laten) horen omdat er alleen kleine ensembles voor oude muziek bestonden. We werden overstelpt met aanmeldingen! Met Edu Verhulst, de verantwoordelijke man van de NOS, heb ik toen besloten een samenspeeldag te organiseren. We selecteerden 185 mensen, van acht tot tachtig en van amateur tot professioneel. Het was een daverend succes!’
Nieuwe initiatieven worden gemeengoed
Hoewel Ferguson tot op de dag van vandaag een groot en trouw eigen publiek heeft, is zij in de muziekwereld nooit helemaal geaccepteerd. Vooral onder musicologen heerste veel na-ijver over haar radioprogramma’s. ‘Zij vonden dat een programma over oude muziek door een geschoolde musicoloog gemaakt moest worden. Gelukkig stond Edu Verhulst altijd pal achter mij.’
Ook het zoeken naar steeds nieuwe uitdrukkingsvormen blijkt meer nadelen te hebben dan een soms wat sceptische pers. Subsidiegevers weten niet altijd wat ze met Studio Laren aan moeten en geven schoorvoetend geld. Een ander nadeel is, dat wat Ferguson met vallen en opstaan ontwikkelt, een paar jaar later door een ander als ‘nieuw’ gebracht wordt en door pers en muziekwereld bejubeld wordt.
Naast de danscursussen oude muziek geldt dit ook voor de verhalenkelder Brandaan, die Ferguson in 1988 opzette. Een acteur of actrice vertelt verhalen uit een bepaalde periode terwijl de luisteraars worden vergast op spijs en drank uit diezelfde tijd. Inmiddels is dit een populair fenomeen, maar Ferguson moest destijds knokken voor subsidie. Geprikkeld constateerde ze in 1995 dat Stad Amsterdam haar uiteindelijk weliswaar ondersteunde, maar om de verkeerde reden. ‘Hun begrip van een literaire avond reikt niet verder dan het voorlezen van eigen werk door een auteur, ze geven een locatiesubsidie omdat ik hier met Studio Laren repeteer.’
Inmiddels is zowel Studio Laren als Verhalenkelder Brandaan ter ziele, maar Ferguson presenteert nog wekelijks het Radio Muziek-essay op de Concertzender en maakt eens per maand het programma Antiqua versus Nova.
Op haar 89e heeft Marijke Ferguson nog altijd oren op steeltjes en blijft ze ons prikkelen met bijzondere muziek en onverwachte dwarsverbanden.
Meer informatie en aanmelden voor ‘Oren op steeltjes’ op zondag 11 via deze link.