De bezuinigingen op de kunstsubsidies zijn afgewenteld op de zwakste schouders. Minister Jet Bussemaker wond er in een van haar laatste publieke optredens geen doekjes om. ‘Ik heb vaak de veerkracht van de sector geprezen, en dat mogen we ook best vieren,’ verklaarde ze gisteren bij de presentatie van de Code Fair Practice, ‘maar ik zag ook dat gesubsidieerde instellingen interen op hun personeel. Ik ben erg geschrokken van werkgevers die het betalen van kunstenaars niet vanzelfsprekend vonden.’
De minister, die inmiddels de langstzittende cultuurminister in jaren is, stelde: ‘Passie mag nooit een reden zijn om mensen te onderbetalen’ en ‘Geld erbij zou nu goed kunnen, want er is geld genoeg.’ Een deel van de aanwezigen had dergelijke uitspraken graag een jaar of vijf geleden van Bussemaker gehoord. Helaas was was ze toen, naar eigen zeggen, nog teveel geschrokken van de toestand in de cultuursector. En ze was natuurlijk met handen en voeten gebonden aan een dichtgetimmerd regeerakkoord met topbezuiniger Halbe Zijlstra, wiens naam ze binnenkort niet meer hoopt te horen.
Gruwelijk ingewikkeld
In het Amsterdamse kunstcentrum Veem, dat zelf door bezuinigingen nog maar 100 dagen per jaar open is, was het in de eerste twee dagen van deze week gegaan over Europese kunst en ‘fair practices’. Tijdens het afsluitende debat werd duidelijk dat de vertegenwoordigers van vakbonden en kunstinstellingen er niet echt uitgekomen waren. Uit sommige reacties sprak frustratie, maar het werd ook duidelijk dat de kwestie gewoon gruwelijk ingewikkeld is.
‘Het invoeren van fair practices kan alleen als je daarvoor het totale systeem van de kunstsubisdies overhoop haalt’, verklaarde een Brusselse vakbondsleider. De rest van de aanwezigen was het eigenlijk wel met hem eens. Des te verrassender vond men het dat Kunsten 92 er wel in was geslaagd om zo kort na de eerste noodsignalen met een code op te proppen te komen.
Poldermodel
Nu is dat ook best bijzonder. Al is de tekst die gisteren werd gepresenteerd bij nadere beschouwing minder duidelijk en krachtig dan je zou wensen. Hier hebben veel mensen lang over vergaderd. Dat is ook eigen aan alles wat Kunsten 92 produceert. Oorzaak is het unieke karakter van deze belangenorganisatie. Kunsten 92 is eigenlijk nog een van de laatste overblijfselen is van het ooit zo beroemde poldermodel: werkgevers en werknemers die samen problemen oplossen. Dat bij de presentatie gisteren de werkgevers uit de podium- en museumbranche niet aanwezig waren, moeten we zien als toeval, verklaarde de woordvoerder.
‘Het gaat om een versie 1.0’, zei theatermaakster Anouk Nuyens, die mee had geschreven aan de compromistekst. Omdat het in het boekwerkje zelf nog een ‘concept-intentieverklaring’ wordt genoemd, zou de aanduiding 0.5 beter zijn. Het gaat feitelijk om een publieke bètaversie. De makers kunnen nog niet instaan voor een foutloze werking.
Zoveel mogelijk
Dat bleek ook tijdens de gesprekken na de presentatie. De code is nu nog erg ambtelijk en wijdlopig, waarbij nog veel uitwegen en omwegen mogelijk zijn. Men pleit er bijvoorbeeld voor dat ‘cao’s en honorariumrichtlijnen zoveel mogelijk worden aangehouden’. Met dat ‘zoveel mogelijk’ wordt al een nuance ingebouwd die eigenlijk niet thuishoort in een code. Dat het zo los is, komt natuurlijk ook omdat de subsidiegever zelf het onderbetalen van kunstenaars heeft gestimuleerd.
Felix Rottenberg, nooit te beroerd voor krachtige uitspraken, wil hoe dan ook met de code aan de slag, ook al is het een bètaversie. Als voorzitter van het Amsterdams Fonds voor de Kunst gaat hij de code leidend maken bij de subsidieverstrekking aan de A-bis instellingen, ofwel Amsterdamse topclubs als Holland Festival en Nationale Opera & Ballet.
De vraag is hoe goed zoiets te handhaven is. Een CAO is natuurlijk bindend, maar hoe zit het met al die verse ZZP’ers in de kunsten? Die concurreren elkaar nog liever dood dan dat ze gedwongen door een fair practice eerlijke tarieven zullen eisen. Of ze gaan in op een zogenaamde ontwerpwedstrijd van de opera, waar ze zelfs moeten betalen om een decorontwerp te mogen leveren. Iets waar normaal gesproken een honorarium van duizenden euro’s voor staat.
Slaafvrije kunst
Het is mooi dat er gewerkt wordt aan de code fair practice. Daarmee zijn de kunsten niet in één klap ‘slaafvrij’, maar het is een begin. Dat er nog heel wat hobbels te nemen zijn, werd ook duidelijk. Al is het maar de kartelwetgeving, die ondernemers verbiedt om prijsafspraken te maken. Voorlopig is het alleen een zaak van de kunstsector zelf, waarin een mentaliteitsverandering nodig is. Als het management, de schoonmakers en het administratief personeel vanzelfsprekend betaald zijn, moet dat ook gelden voor de kunstenaars wier werk je core business is.
Zonder extra geld zullen veel kunstinstellingen het loodje leggen wanneer ze de code moeten handhaven. ‘Er zijn meer duur betaalde directeuren van toneelopleidingen dan er acteurs in vaste dienst zijn’, fluisterde een manager in ruste tijdens de borrel achteraf.
Het aanbod zal bij gelijkblijvend budget hoe dan ook flink omlaag moeten. Minister Bussemaker zag er opgelucht uit, bij haar speech. ‘De code stelt een norm voor mijn opvolger’, zei ze. Inderdaad. Het zal nog lang onrustig blijven, in de kunsten.