Een tentoonstelling met alleen maar spelende kinderen, wordt dat niet gauw te klef of te gezellig? Niet als de kunstenaar Francis Alÿs is. Hoewel het moeilijk is om niet te glimlachen bij het zien van een zandkasteel, verliet ik de zaal met een hoofd vol vragen over de aard van de mensheid. Geen kleine verdienste van hinkelende jochies en meisjes met een hacky sack. En van Alÿs, die zonder zich te mengen met de kinderen, een beeld schetst van spelletjes in heel verschillende landen. Spelletjes zo oud als de weg naar Rome.
Er zijn een paar dingen die bij een eerste vluchtige blik opvallen. Alÿs heeft gekozen voor publieke ruimte, geen privé ruimte, dat geeft een heel andere dynamiek aan zijn werk. Voor mij gaf dat een soort universele waarde aan het spel, het particuliere van de privéruimte ontbreekt letterlijk. Ook zijn er geen ouders te zien. We betreden de ruimte van de kinderen en – dus – van onze eigen jeugd. Alle ongeschreven regels van het spel gaan over van generatie op generatie, zonder echte logica en zonder inmenging van ouders. En toch weet iedereen waar de grenzen liggen, wat mag en wat niet.
Het geluid van spelende kinderen.
In de opstelling bij Eye kun je, vanuit de juiste hoek, zo’n beetje de hele tentoonstelling zien. Je wordt ondergedompeld in de wereld van hoepels en elastieken, schietende jongetjes met stokken voor geweren. Het knappe in de opstelling zit ‘m in het geluid. Je kunt heel goed focussen op de geluid van de film waarvoor je staat, maar op de achtergrond zijn de andere films duidelijk aanwezig. Dit versterkt het gevoel van een speelplaats, waarin kinderen met hun eigen vriendjes het ene spel doen, terwijl in een andere hoek iets heel anders gebeurt. Alles met een eigen dynamiek en in een redelijke harmonie.
Mooi aan het werk van Alÿs is hoe het bijna terloops maatschappelijk is. Het focust op de kinderen die allemaal buiten spelen, in de openbare ruimte. Daardoor krijg je ook een blik op de omstandigheden, de wereld waarin de kinderen opgroeien. Soms is dat idyllisch, maar vaker is dat verre van. Zonder te moraliseren of uit te leggen zien we wat omstandigheden met kinderen doen. We zien het zonder het cynisme of de politieke agenda van volwassenen. Jongetjes in Ciudad Juárez in Mexico, waarschijnlijk een van de meest gewelddadige plaatsen op aarde, spelen met spiegeltjes te midden van afgebrokkelde huizen. Ze spelen een soort oorlogje. Bij de straat van Gibraltar ketsen jochies stenen over het water. Proberen ze, net zoals veel volwassenen, de overkant te halen, de Europese kant die ze vanaf het strand kunnen zien?
Politiek van het beeld.
‘Sometimes doing something poetic can become political and sometimes doing something political can become poetic.’ Dit citaat van Alÿs geeft de essentie van zijn werk treffend weer. Hij heeft een lichtheid en een speelsheid in zijn werk, ook wat hier niet vertoond wordt, die heel aantrekkelijk is. Nergens is het echter vrijblijvend of ongeëngageerd. Het werk dat in een aparte ruimte wordt vertoond, Reel-Unreel, is daar misschien het beste voorbeeld van. Twee jongetjes hoepelen met een filmspoel. Eentje wikkelt de film af, de ander rolt hem weer op. De context is alles. Niet alleen de stoffige straten van Kabul geven een extra lading, maar vooral de wetenschap dat de Taliban duizenden films van het Afghaans Film Archief hebben verbrand in 2001. Dit werk gaat over de kracht van het beeld: hoe fouter een bewind, hoe meer controle ze willen. Maar ook over de vraag of je een stad wel kunt vangen in film. Wat is precies de kracht van het beeld?
Spelen jongens en meisjes hetzelfde?
Niet overal mochten spelende meisjes gefilmd worden. Jammer, want ik ben heel benieuwd of jongens en meisjes anders spelen, meer of minder spelen en naar buiten mogen. Als ik naar mijn eigen jeugd kijk, weet ik dat ik op straat speelde met een bal en hinkelde en binnen speelde met beren en de Lego van mijn grote broers. Redelijk genderneutraal dus. Hoe zit dat nu? En is het eigenlijk wel de verantwoordelijkheid van de kunstenaar om deze vragen te beantwoorden?
In Nepal spelen meisjes gelukkig wel buiten. Ze houden een soort zelfgemaakte hacky sack omhoog, een balletje gemaakt van bladeren. Menig voetballer kan hier nog een puntje aan zuigen, ook aan het plezier dat de meisjes lijken te hebben. In hun schooluniformen tijdens het speelkwartier zijn ze mild competitief met het balletje in de weer. Ze tellen in het Engels wie het langst het balletjes omhoog kan houden. Eén meisje kan wel tot 50 tellen. Na het speelkwartier moeten ze toch echt weer naar binnen. Voor mij was dit een van de meest aansprekende werken in de tentoonstelling. Niet alleen omdat de omgeving met stupa’s tot de verbeelding spreekt, maar ook en vooral vanwege het aanstekelijke enthousiasme van de meisjes.
Iets minder lief is het filmpje waarin de achterpootjes van een krekel worden uitgetrokken en daarna wordt gekeken wiens krekel het langs blijft leven. Ik vond het minder fijn om naar te kijken, maar het is een goede reminder dat kinderen niet alleen maar lief en schattig zijn. Kinderen pesten en kunnen behoorlijk gemeen zijn. Dat is het enige moment waarop we de keerzijde van spelende kinderen zien. voor de rest is het werk een prachtig overzicht van speelsheid temidden van oorlog, armoede en ellende, maar ook gewoon spelende kindertjes op het strand in België.
De weemoed van het hinkelen.
Geen enkel kind speelt met mobieltjes of andere hedendaagse spelletjes. Alle spellen gaan al eeuwen mee. Mijn grootouders hebben ze waarschijnlijk ook gespeeld (hoewel ik hoop dat ze de krekels met rust gelaten hebben). Toch zie ik in de stad steeds minder kinderen buiten spelen. Dat zal vast deels te maken hebben met de veranderende stedelijke cultuur en de alomtegenwoordige auto’s. Het doet je afvragen wat er daarmee verloren gaat aan socialisatie en het maken en volgen van regels. Worden kinderen gesocialiseerd door grote techbedrijven? Willen we dat? Hoe gaan volgende generaties hun eigen regels maken en bewaken? Geven we onze fantasie en speelsheid uit handen?
Mijn weemoedige gevoel bij het verlaten van de tentoonstelling had niet zo zeer te maken met de tijd die is verstreken sinds ik voor het laatst hinkelde. Het had alles te maken met de angst dat er straks niemand meer weet hoe dat moet.
De catalogus met dezelfde naam is uitgegeven bij NAI010 enn kost 19,95
Inlichtingen: Eye