De Nederlandse componist Bart Visman (1962) schreef al veel prachtige eigen werken, maar maakt zijn debuut bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest met een orkestratie van ‘Ondine’. Dit is het eerste deel uit de driedelige pianocyclus Gaspard de la nuit van Maurice Ravel. Het vormt de opmaat voor een integrale instrumentatie, die volgend seizoen in première gaat. ‘Ik ben van hetzelfde spul gemaakt als Ravel.’
Ravel maakte bejubelde instrumentaties van pianostukken van zichzelf en anderen, maar waagde zich nooit aan ‘Ondine’. Is dat intimiderend of eerder een fijne uitdaging?
‘Intimiderend! Maar ook een uitdaging die ik vol enthousiasme ben aangegaan. Een jaar lang heb ik Ravels partituren overal mee naartoe gesleept en grondig bestudeerd. Ik ben dan wel geïntimideerd, maar niet bang, zijn muziek ligt me na aan het hart. He speaks to my condition, zoals de Quakers zeggen. Zelf zeg ik het zo: ik ben van hetzelfde spul gemaakt.’
‘Bij Ravels muziek denken we onmiddellijk aan de enorme rijkdom van klank. Hoe hij een toon uitkleedt en weer aankleedt, maakt zo’n indruk dat je automatisch verwacht dat het heel complex is. Daarom heb je tijdens het instrumenteren snel de neiging te veel te doen.’
‘Maar zijn aanpak bleek veel eenvoudiger dan ik aanvankelijk aannam. Zijn muziek is juist zo rijk omdat hij werkt vanuit de kern, hij doet alleen het noodzakelijke en kiest uiteindelijk altijd de eenvoudigste oplossing. Al componerend hoorde hij de orkestklank met zijn innerlijke oor en vervolgens wist hij deze te realiseren.’
Wat maakte hem zo’n geniaal orkestrator?
‘Zijn orkestbehandeling was totaal nieuw en beslist niet Duits. Dan zouden fluiten, klarinetten, hoorns en violen de melodie spelen, maar Ravel deed precies het tegendeel: er zijn weinig dubbelingen. Hij orkestreerde uiterst nauwgezet, dacht vanuit de balans en benutte de instrumenten in hun volle potentie. Hoe hard, hoe zacht, in welk register spelen ze? Hij vond de ideale klank door te denken vanuit kleur. Die eindeloze strijkersflageoletten, die lage celesta, die mysterieuze ruisklanken… Ongelooflijk!’
Hoe ben je zelf te werk gegaan?
‘Ik het algemeen begin ik ook vanuit een voorstelling van de kleur. Tijdens het instrumenteren van ‘Ondine’ heb ik in eerste instantie de partituur van Une Barque sur l’Océan bij de hand gehouden. Dat gaat ook over water, maar is in alle opzichten minder complex. Natuurlijk heb ik getracht zo dicht mogelijk bij Ravel te komen, maar hij werkte als het ware van binnen naar buiten, vanuit een microscopische klankvoorstelling. Ik werk van buiten naar binnen.’
‘Er is trouwens een goede reden waarom hij Gaspard de la nuit nooit zelf georkestreerd heeft. Tegen pianist Vlado Perlemuter, met wie hij nauw heeft samengewerkt, zei hij: “Het idee achter dit stuk is dat het klinkt als de pianoversie van een orkestwerk.” En eerlijk gezegd zijn er passages die simpelweg het beste klinken op piano.’
‘Neem bijvoorbeeld de opening. Die is heel zacht en bestaat uit een waaier aan belletjes, schuim, golfjes, tinkeltjes… Dat was destijds een heel nieuwe manier van pianistiek. Het heeft een snelle interne beweging, maar het tempo ligt desondanks laag, daar moest ik een orkestoplossing voor vinden. – Dat was nog flink tobben.’
Hoe heb je het opgelost?
‘Ik heb er even over gedacht een piano in het orkest op te nemen, maar dat bleek toch geen goed idee. In zijn eigen orkestraties gebruikt Ravel veel natuurlijke flageoletten, maar dat kan niet in de toonsoort Cis-groot. Daarin zit slechts één natuurlijke flageolet, die een flautando-effect teweegbrengt. Toch was transponeren geen optie want Ravel koos zijn toonsoort natuurlijk niet voor niets.’
‘Uiteindelijk heb ik gekozen voor beweging in de strijkers en liggende akkoorden van enkele blazers. Het gedicht in de partituur gaat over een waternimf, dus het móest gewoon een fluit zijn die de melodie over dat mysterieuze geruis heen blaast.’
‘De nevelige sfeer zie ik als miljarden waterdeeltjes die de hele wereld weerspiegelen. Het grappige is: bij het impressionisme van Ravel en Debussy denken we altijd aan mist, waas, nevel, maar het is juist enorm precies en gedetailleerd gecomponeerd. Allesbehalve vaag, dus.’
Hoeveel Ravel en hoeveel Visman horen we straks in jouw stuk?
‘Ik hoop honderd procent Ravel, nul procent Visman, maar dat is onmogelijk. Het is niet mijn stuk, ik heb het geleend en hoop het intact, in nieuwe kleren, terug te geven.’
Dit artikel verscheen eerder in ‘Intrada‘, het magazine van het Rotterdams Philharmonisch Orkest.
Concerten op 6/7 februari 2020, met verder op het programma het Pianoconcert van Grieg en Ravels orkestratie van de Schilderijententoonstelling van Moessorgski.